Tour de Vjenne 2004: Daar bij die molen...

Post date: Aug 24, 2010 6:01:35 PM

Voor de tweede keer organiseert de vereniging Oud Vriezenveen op vijf woensdagavonden in de zomermaanden juli en augustus een Tour de Vjenne. Inmiddels zijn er vier tours verreden en ook dit jaar is de belangstelling voor een cultuurhistorische tocht met een bus buitengewoon groot. De laatste tocht, die ook al tot de laatste plaats is volgeboekt, staat gepland voor woensdag 11 augustus. Vorig jaar was het thema "Langs boerenbouw en boerenland" en dit jaar gaan ruim driehonderd deelnemers met een luxe touringcar van Schepers Tours uit Westerhaar rijden met als thema "Daar bij die molen…". Tour de Vjenne 2004 gaat dit jaar vooral door het noordoostelijke deel van Twente (de gemeente Tubbergen) en een klein deel van de graafschap Bentheim. Uiteraard begon de Tour bij de enige overgebleven Vriezenveense molen: de Leemansmolen aan de Hammerweg uit 1862. Hier maakte het gezelschap ook kennis met de vrijwillig molenaar Wim de Goeijen of assistent-molenaar Gerrit Rohaan, die uitleg gaven over Leemansmolen en tijdens de tour langs wind- en watermolens, die de tand des tijds hebben weten te doorstaan.

Molens

De molen is door de eeuwen heen een heel belangrijk werktuig geweest. De oude Egyptenaren hadden al molens, waarmee zij water op de droge woestijngronden pompten. Wij, in ons natte kikkerlandje, doen het andersom en brengen het naar de zee. Maar met molens kun je meer dan alleen maar water oppompen. In ons mooie Overijssel bevinden zich een zestigtal molens met een grote verscheidenheid aan type en inrichting. Er zijn standaardmolens, tjaskers, weidemolens, beltmolens, stellingmolens en watergedreven molens. De verschillende molentypen maken meel van graan, gort van gerst, zagen boomstammen tot handelbare planken en slaan olie uit lijnzaad. In de Tour de Vjenne draait het om wind- en watermolens. De oorsprong van de windmolen ligt waarschijnlijk in het Midden Oosten en door de kruisridders werd het principe naar Europa gebracht. In ons land zijn al vroeg molens gebouwd. Op schilderijen uit de 17de eeuw zijn dikwijls molens te zien. Het hoogtepunt van het molentijdperk was rond het midden van de vorige eeuw. Toen waren er zeker negenduizend molens in Nederland. Nu zijn er nog zo'n kleine duizend over. Ook onze oosterburen hebben een zeer groot aantal molens. Het gilde van vrijwillig molenaars heeft nauwe contacten met de molenaars direct over de grens. De opleiding tot molenaar is in deze regio dan grensoverschrijdend. Een groot aantal mulders is in Twente opgeleid. Ook op de Leemansmolen word les gegeven aan molenaars in opleiding. Er bestaat nog steeds een groeiende belangstelling voor dit oude ambacht.

Leemansmolen

De enige molen die Vriezenveen rijk is, staat aan de Hammerweg. Het is de Leemansmolen. Een achtkante stellingmolen uit 1862, die gebruikt wordt als korenmolen. De laatste molenaar en eigenaar van de molen was Frits Hoff. In 1997 werd de molen ondergebracht in een stichting. De voet van de Leemansmolen is opgetrokken uit gemetselde baksteen. De romp is van hout met riet gedekt, waarin het jaartal "1862" staat "geschreven". De hoogte van de stelling, die rondom de molen loopt, is 4.00 meter. Het wiekenkruis is van gelaste stalen roeden en de molen heeft een vlucht van 22 meter. De bovenas in de molenkap heeft een lengte van 4.30 meter en is vervaardigd door de firma Versteeg en Ensing te Hardinxveld-Giessendam. De kap is ook van hout en met riet gedekt. Ook de Leemansmolen ontkwam niet aan de industrialisatie. Er werd een motor aangeschaft om mee te malen als er geen wind was. Deze motor is later verkocht aan de ondernemer Henk Lemans die hem heeft laten restaureren. De opdrachtgever voor de bouw van de molen was Hendrik Leemans, die in 1846 van Hellendoorn naar Vriezenveen was gekomen. Hendrik Leemans, geboren op 30 december 1821, was een zoon van Egbert Leemans en Hermijntje Siënt. Hendrik Leemans was gehuwd op 26 april 1851 met de Hellendoornse Teune Kremer (Kramer), waarschijnlijk een molenaarsdochter uit het dorp aan de Regge.

Grote Geesterse Molen

Vanuit Vriezenveen zette men tijdens de avondtocht koers richting Geesteren. De Grote Geesterse Molen is de laatst overgebleven molen van de vier die in Geesteren hebben gestaan (twee watergedreven molen en twee windmolens). Deze molen staat ook wel te boek als de molen van Meijers of Kienhuis. De in 1867 gebouwde molen is een beltmolen. Dat wil zeggen dat men de molen op een grote "berg zand" heeft gebouwd. Wel kunnen de boeren met paard en wagen "onder" de molen doorrijden om te laden en te lossen. Voordat deze molen gebouwd is heeft op dezelfde plek een standaardmolen gestaan die is gebouwd door boer Meijer en schoonzoon. In 1901 is de molen in bezit gekomen van de familie Kienhuis. Dorpsbewoners noemen de molen dan ook de Molen van Kienhuis. Drie generaties Kienhuis hebben de molen in stand gehouden, al dan niet bedrijfsmatig. Op 20 december 1995 werd de molen door G. Kienhuis overgedragen aan de Stichting "Grote Geesterse Molen" voor het symbolisch bedrag van één gulden. Op 23 augustus 1997 werd de restauratie afgerond met een feestelijke heropening van deze windmolen. De molen is een korenmolen en heeft twee koppel maalstenen. De romp van de molen is bedekt met dakleer. De kap daarentegen is bedekt met eikenhouten schalien. De hoogte van de belt is ruim vier meter en de vlucht, dit is de lengte van 2 wieken, is 21 meter, net zo lang als de Leemansmolen. Ook deze molen is een lesmolen.

Watermolen Herinckhave

De volgende molen, die men niet van dichtbij kon bekijken, doordat een bruggetje het gewicht van bus met passagiers niet kan dragen, was de watermolen Herinckhave. Het is een molen, die eigendom is van de Overijssels Kastelenstichting. Herinckhave is oorspronkelijk een adellijk landgoed in het bezit van het geslacht Van Vlederingen. Deze naam vinden we ook terug in de plaatsnaam Fleringen. In 1457 werd Herman Grubbe (Grobbe) met het goed beleend, vandaar dat men ook wel spreekt van Grobbenhoes. Sinds 1723 was de havezate in het bezit van de familie Von Bönninghausen. Zij bewoonden de havezate tot 1959 toen huis en goed werd overgedaan aan eerdergenoemde stichting. Deze onderslagwatermolen op het landgoed Herinckhave werd gebouwd in 1521. In 1642 branden beide molengebouwen volledig af. Na 4 jaar het maalgedeelte herbouwd. De oliemolen is pas in 1667 weer maalvaardig. De functie van de molen is een korenmolen. Oorspronkelijk was het een dubbele watermolen. De oliemolen rechts op de Molenbeek is in 1736 afgebroken. Door gebrek aan voldoende watertoevoer loopt het bedrijf niet goed. Uiteindelijk stopt het korenmolenbedrijf is 1865. In 1977 het korenmolengedeelte volledig gerestaureerd en weer maalvaardig gemaakt en draait regelmatig. Bijzonder is aan de havezate, dat zich in het oostelijke bouwhuis een huiskapel met torentje bevindt, hetgeen uniek is voor Twente.

Frielink

De tocht wordt na een korte stop bij de Kroezeboom voortgezet in de richting van de Molen Frielink. In 1822 werd aan de weg tussen Fleringen en Reutum door de eigenaar van de Havezate Herinckhave een olie- en korenmolen gebouwd. Helaas brandde deze in 1844 volledig af. Vanwege windbelemmering door de bomen rondom werd in 1846 op dezelfde plaats de huidige windmolen gebouwd. De Fleringer Molen is nu eigendom van de gemeente Tubbergen. De molen werd in 1937 door de heer Ten Bos gekocht om hem van de sloop te redden. In 1955 droeg hij de molen over aan de gemeente Tubbergen. Deze molen heeft meerdere namen namelijk Grobbenmöl naar de buurtschap Grobbenhoek, Vrielinkmöl naar de toenmalige eigenaar en Fleringer Molen. Het is met recht een beltmolen, want ze staat er met haar flessenmodel parmantig op de hoge heuvel langs de Ootmarsumseweg. De molen is in de afgelopen eeuw een aantal keren gerestaureerd. En wel in 1937, 1955 en 1975. De molen heeft twee koppel maalstenen en een pelsteen (voor het pellen van gerst tot gort). Verder bezit de molen ook een buil waarmee bloem uitgezeefd wordt. De molen is in zijn geheel gemetseld.

De Vier Winden

Daarna ging de tocht naar de achtkante stellingmolen 'De Vier Winden"op de grens van Reutum(Tubbergen) en Weerselo bij camping "De Molenhof". Op 19 september 2003 is deze molen opnieuw in bedrijf genomen. Generaties lang was de familie Kleijssen eigenaar van deze molen. Maar na het overlijden van vader Kleijssen heeft men een beheersstichting opgericht. Met behulp van de Stichting Overijsselse Molen is in 2001 een nieuwe stichting opgericht waarin de familie eveneens vertegenwoordigt is. Het beheer van de molen is aan deze stichting overgedragen. Na een grondige restauratie in 1954 en een nieuw rietdek in 2000 is de molen opnieuw grondig gerestaureerd in 2003. Omdat de wieken in een zeer slechte staat waren, tijdens harde wind kwamen er regelmatig delen naar beneden, zijn de heklatten in 2001 al verwijderd. De molen is ingericht met 2 koppel maalstenen en een luiwerk.

Molen van Oude Hengel

Via Groot Agelo en het schitterende Twentse coulisselandschap voerde de tocht naar Ootmarsum. De molen van Oude Hengel in Ootmarsum is nog altijd in particuliere handen. Deze molen is gebouwd in 1867 en het is een ronde stenen stellingmolen met de functie korenmolen. Versieringen op de baard:"Bij storm en wind, is God mijn vrind". Het was oorspronkelijk een houten achtkante molen op een stenen voet, maar na een blikseminslag in 1875 werd deze geheel in steen herbouwd. Er zijn plannen deze molen te restaureren. De molen is ingericht met 2 koppel maalstenen en een luiwerk en is geheel opgemetseld. De kap van de molen is bedekt met houten schaliën.

De Heerlijkheid Lage

De pleisterplaats tijdens de Tour is het plaatsje Lage in de graafschap Bentheim. De Heerlijkheid Lage (dorp en omgeving) heeft vanuit de historie nauwe banden met Twickel in Delden in de Nederlanden. De laatste Van Heeckeren, die Twickel en dus ook Lage bezat was Rodolphe Frédéric Van Heeckeren. Hij overleed in 1936. Zijn weduwe Amélie von Aldenburg Bentinck beheerde daarna het landgoed en wilde alles behouden voor Twickel. Van haar zijn de legendarische woorden "what comes to Twickel, stays at Twickel". Door haar toedoen zijn huis, landgoed en heerlijkheid in 1953 ondergebracht in de Stichting Twickel. De molen van Lage, eigendom van de Stichting Twickel, ligt op een opvallende plaats en vormt met de kerk, Teestube (vroeger mulderswoning) en het monumentale toegangshek naar de ruïne de historische kern van Lage. Op het terras en in de gezellige Teestube van gastvrouw Wilhelmina Gasior stond voor de deelnemers de "Kaffee mit Kuchen" klaar en klonken de vrolijke klanken van de gastaccordeonist Gerrit Versteeg van de Mooie Vrouwenweg uit Almelo. Daarna bezocht de ene helft van het gezelschap onder leiding van Horst van den Bosch, voorzitter van de "Dorf-, Burg- und Mühlenfreunde Lage" de nabijgelegen watermolen. De anderen bezochten het naastgelegen kerkje, waarna er werd gewisseld.

De kerk van Lage

Het kerkje van Lage werd als zaalkerk gebouwd in de jaren 1687-1688. De eerste steen werd door de stichteres op 11 juni 1687 gelegd. Dat was de Vrouwe van Twickel, Amadea Isabella von Flodroff. Het was altijd een protestants godshuis. Waarschijnlijk was er voor de stichting in de burcht een kapel tot de verwoesting in 1626. De zuidelijke ingang was vroeger alleen voor de vrouwen van de gemeente. Het wapen en inschrift boven de zuidingang vertellen over de stichteres Amadea von Flodroff. De bouwkosten, die door haar werden betaald, bedroegen 5440 gulden. Een timmerman met twee knechten hadden toentertijd een dagloon van één gulden! De kansel in de kerk uit eikenhout stamt uit de 17de of 18de eeuw. Bij de restauratie van de kerk in 1977 werd de herenbank, die links naast de kansel stond, overgebracht naar de N.H. Kerk van Delden. Het orgel stamt uit 1856 en werd in 1979 gerestaureerd.

De Molen van Lage

De molen van Lage, eigendom van de Stichting Twickel, ligt op een opvallende plaats en vormt met de kerk, Teestube (vroeger mulderswoning) en het monumentale toegangshek naar de ruïne de historische kern van Lage. Deze dubbele watermolen is zowel koren- als oliemolen. De molen is uitgerust met twee onderslagraderen. Deze worden in beweging gebracht door het Dinkelwater, dat er aan de onderkant tegen aan slaat. De molen is in 1999 grondig gerestaureerd door molenbouwer Wintels en de stichting RIBO met steun van Duitse en Nederlandse overheden en de Stichting Twickel. Al sinds 1270 heeft Lage een molen. Het huidige molenhuis werd in 1677 gebouwd. De oliemolen was tot na de eerste wereldoorlog in gebruik, de korenmolen tot 1957. Toen stierf de laatste molenaar Jan Hoedt, die sinds 1908 de molen had gedreven. De huidige Teestube was het huis van de molenaar.

Molen van Frans

Na dit langdurige intermezzo in Lage ging de tocht via de Hooidijk naar Vasse, waar we langs de twee bekende molens in het dal van de Mosbeek reden: De watermolen van Frans en de Molen van Bels. Ook kregen de "Touristen" een Tourjournaal uitgereikt, waarin de belangrijkste gegevens nog eens keurig op een rij zijn gezet. Als aandenken aan de Tour was er voor iedere deelnemer een kleine attentie in de vorm van een flesopener met opdruk. De Molen van Frans werd gebouwd in 1711 als papiermolen, in 1872 afgebroken en als korenmolen herbouwd en in 1911 uitgebreid met een bakkerij. De molen is genoemd naar de familie Frans die al vanaf 1870 eigenaar was. De watermolen is sinds 1963 eigendom van het Overijssels Landschap en in het molengebouw is een informatiecentrum ingericht. Bij deze bovenslagmolen, het water valt bovenop het waterrad, wordt het waterrad aangedreven door water uit de Mosbeek. De watermolen van Frans is in 1711 gebouwd als papiermolen, in 1872 afgebroken en als korenmolen herbouwd en in 1911 uitgebreid met een bakkerij. De molen is genoemd naar de familie Frans die als vanaf 1870 eigenaar is. De watermolen is sinds 1963 eigendom van het Overijssels landschap en in het molengebouw is een informatiecentrum ingericht. Een expositie vertelt over het ontstaan en de natuur in het Dal van de Mosbeek, de bronnen in de buurt en de grafheuvels. Regelmatig worden er maal- en bakdemonstraties gegeven op eerste zondag van de maand. De molen heeft 1 koppel maalstenen, een luiwerk en een bakkerij. Het is een bovenslagmolen. Het voordeel van een bovenslagmolen is dat tijdens het draaien al het water wordt benut. Daarbij gaat het dan niet alleen om de stroomkracht maar ook om het gewicht van het water. De familie Frans gebruikte de molen dan ook niet alleen voor het malen van graan, maar ook voor de aandrijving van een wasmachine, een slijpsteen en een cirkelzaag.

Molen van Bels

Deze watermolen in het dal van de Mosbeek ligt aan de rand van een prachtig natuurgebied. Deze molen werd in 1725 als papierfabriek gebouwd door Meijer, die generaties lang de molen in bezit hebben gehad. In 1850 is de molen omgebouwd tot cichoreifabriek en weer later als korenmolen. Cichorei was toen als koffiesurrogaat een zeer gewild product. De wortels van de cichoreiplant werden in stukjes gesneden en gedroogd, gebrand en gemalen tot een bruinzwart poeder. Het is in het begin van de 20ste eeuw niet meer Bent Meijers Möll, maar de Molen van Bels. Sinds 1916 werden zij namelijk de eigenaar van deze molen. Toen kwam Johannes Bels met zijn gezin hier wonen. Het was toen al een korenmolen. In Twente concentreerde de papierindustrie zich aan de Manderse beek of Mosbeek en de Springendalse beek in Hezingen, Nutter en Oud-Ootmarsum. Langs deze Mosbeek stonden vroeger drie molens: de bovenste, de middelste (Cramer, Frans) en de benedenste molen (Meijer,Bels). De korenmolen is ingericht met 1 koppel kleine maalstenen (wolfjes, diameter 100 centimeter). Ook deze molen is een bovenslagmolen.

Doorgaan

Tenslotte ging de cultuurhistorische bustocht via Vasse en Geesteren weer richting Vriezenveen, waar het gezelschap rond de klok van tienen weer arriveerde op het startpunt: Leemansmolen. Het initiatief van de vereniging Oud Vriezenveen om jaarlijks in de zomermaanden deze Tours te organiseren voorziet duidelijk in een grote behoefte. Voor de vijf tochten van dit jaar bestond er veel grotere belangstelling, zodat er veel "klanten" moesten worden teleurgesteld. Ook de interesse van mensen buiten Vriezenveen voor deze cultuurhistorische tochten wordt steeds groter. Tourdirecteur Guus Tijhof:"We moeten met het bestuur maar eens bespreken om het aantal voor volgend jaar nog meer uit te breiden. Misschien is het mogelijk om naast de avondtochten ook een middagtocht te organiseren. Ook zouden we nog wel wat eerder in het seizoen kunnen starten. Maar hoe het ook zij, we gaan er zeker mee door."

Artikel van de Vereniging Oud Vriezenveen van 28 augustus 2004.