Voorwoord boek Jansen & Tilanus'

Het begon allemaal in 1869, toen mijn grootvader met de familie Jansen in contact kwam, die met enige mede-eigenaren een stoomweverijtje stichtte aan het kanaal. De Jansen's brachten het bedrijf in met grond, gebouw en machines en mijn grootvader een bedrag, dat met de waarde daarvan overeen kwam, zijnde ƒ.30.000,-- (dit loopt nu in de miljoenen). Hij was toen 22 jaar oud en leende het geld van een vriend; wel een blijk van vertrouwen enerzijds en van zelfvertrouwen anderzijds.

Hij trouwde in 1874 met de Almelose burgemeesters-dochter J.H. Dikkers en het verhaal gaat, dat hij 's avonds na het werk langs het kanaal liep om haar te bezoeken en dan weer terug en als het erg donker was kwam de nachtwaker van de fabriek hem tegemoet. Deze nachtwaker was G. Weijers, de vader van onze Jacob Weijers, bijgenaamd "Hoorn-Jaap".

In die tijd en later nog in mijn jeugd liep er 's nachts ook een nachtwaker door het dorp om te zien of er ergens onraad was en we hadden een lantaarnopsteker, die de petroleumlampen in orde hield. Deze lampen stonden op zo'n 50 meter van elkaar langs de Dorpsstraat en verspreidden bitter weinig licht. Met volle maan werden ze helemaal niet aangestoken uit zuinigheid, al was de hemel ook helemaal bewolkt.

Mijn grootouders trokken eerst in een huis, nu Westeinde 437/439. Later verhuisden zij naar het huis bij de fabriek en weer later naar Almelo, naar het zogenaamde Paviljoen, waar nu de "Klokkenbelt" staat. Mijn grootvader reed toen in een koets met twee Oldenburger paarden ervoor naar de fabriek, met Mannes de Wit op de bok, over de Almeloseweg, die de enige verharde weg naar de stad was en vervolgens over de Dorpsstraat. Dat was een mooi gezicht. Het bedrijf groeide gestaag door vlijt, durf en zuinigheid. Binnengekomen enveloppen werden opengesneden en als kladpapier gebruikt. In de timmerloods stond een vakje, waarin de spijkers werden gedaan uit gesloopte kisten, enz. In stille uren werden die weer recht geslagen op een ijzeren plaat, om opnieuw gebruikt te worden. Spoed-orders kwamen soms per telegram binnen, maar die werden dan wel vanuit Almelo door een bode, lopend langs het kanaal, gebracht.

De verhoudingen in ons bedrijf zijn over het algemeen goed geweest. Natuurlijk was er wel eens een staking, maar toch nooit met haat en nijd. De eerste dateert uit 1872 en had als oorzaak de gewoonte, die in Twente heerste, om de lonen in Duits geld uit te betalen en dat nam men niet langer. Dat gebruik is daarna ook beëindigd, maar de boosheid sloeg over op de burgemeester, die bij nacht en ontij moest vluchten en nooit weer terug is gekomen. Ook in de economisch moeilijke tijden, zoals in de crisisjaren '30, waarin korter gewerkt moest worden en loonsverlagingen werden toegepast om de eindjes aan elkaar te knopen, bleven de verhoudingen toch wel goed.

Daartoe werkte misschien wel mee, dat we al heel vroeg een fabrieks- of -kerncommissie hadden, wat thans ondernemingsraad genoemd wordt. Als eersten hadden wij een wijkverpleegster in dienst, die hielp bij ziekte van de werknemers en hun gezinnen. Er was een spaarfonds met een rentevergoeding van 4%, waarin velen een wekelijkse bijdrage stortten om te sparen voor hun uitzet of voor een hypotheek. Een ziekenfonds was er al aan het einde van de vorige eeuw. Het is later overgegaan naar het Algemeen Ziekenfonds te Almelo. En bij het 50-jarig jubileum van het bedrijf in 1919 werd een gouden fonds opgericht voor hulp in noodgevallen. Onder het personeel werd een stemming gehouden om te kiezen voor genoemd fonds of een pensioenfonds. Helaas werd voor het eerste gekozen, waardoor een pensioenregeling veel te laat van start is gegaan.

Mijn oom A.M. en mijn vader C.B. kregen later de leiding. De eerste heeft de tricotfabriek groot gemaakt en was één van de eersten, die reclame ging maken voor de tricotproducten, waardoor de naam Jansen & Tilanus een enorme bekendheid kreeg. Maar hij was ook zuinig, want hij liet o.a. reclameborden plaatsen in de w.c.'s van de stations en dat was niet alleen doeltreffend, maar ook goedkoper.

Mijn vader leidde de weverij, van oorsprong dus een katoenweverij, waaraan door mij in de 30-er jaren een zijdeweverij voor modestoffen en jacquard-stoffen werd toegevoegd. Ik werd in de Directie opgenomen in 1935, toen de firma omgezet werd in een naamloze vennootschap en later kwamen daarbij mijn broer Hugo en mijn neef Marc en nog later mijn neef Jan Willem. Het vertrouwen in de textielindustrie was bij de vorige generaties nog zeer groot; twee broers van mij, die vroeg zijn overleden, genoten ook beiden de opleiding daarvoor, omdat gezegd werd: "In de textielindustrie zit altijd een goede toekomst." De druk van de lage-lonen-landen was toen nog niet voelbaar, maar later des te meer. Mede daardoor heeft ons bedrijf het uiteindelijk niet kunnen redden, niettegenstaande de goede samenwerking eerst met Rigtersbleek en later met Van Heek & Co en Nico ter Kuile.

Het bedrijf had in de goede jaren ongeveer 1200 werknemers in dienst en was van groot economisch belang voor onze gemeente. Daarnaast hebben wij het altijd als een bijzondere gunst ervaren, dat we op een dorp gevestigd waren, waardoor iedereen ook nog iets aan landbouw of tuinieren kon doen en niet alleen "fabrieker" was, zoals dat toen heette. De werktijd was in mijn tijd nog 48 uur per week. Zaterdagsochtends tot 12 uur en dan nog een uur machines poetsen. Doch men vond toen nog de animo, soms ook geboren uit noodzaak, om in de vrije uren iets te verbouwen.

We hadden aan de fabriek ook vrij vroeg een spreekuur van tandarts en oogarts, met alle installaties die daarbij behoorden. Daardoor kwam het tenminste niet meer voor, dat een stukkenkeurder, die niet goed meer kon zien, één of ander brilletje op de markt kocht. Vriezenveen, de bevolking en Jansen & Tilanus hebben samen goede tijden beleefd en daar denk ik, en ik hoop nog velen met mij, in dankbaarheid aan terug.

W.C. Tilanus, alias "meneer Willem"

Overleden 6 maart 1987

P.S. Verder wil ik nog een bijzonder woord van dank uitspreken tot die personen, die zorgden voor foto's en gegevens voor deze herinneringsuitgave en er een keurig geheel van maakten, te weten: de Vereniging Oud Vriezenveen, de families Tilanus, dhr. B.G. Coes, bestuur en medewerkers Vereniging Oud Vriezenveen.