Reünie in Vriezenveen - ‘Bleekneusjes’ opnieuw te gast

Post date: Aug 24, 2010 6:46:50 PM

In de Tweede Wereldoorlog was het op het platteland beter toeven dan in de grote stad waar een gebrek aan alles was. In Vriezenveen keerden zaterdag ruim honderd ‘bleekneusjes’ terug die in de oorlogsjaren daar waren opgevangen. Het werd een geslaagde reünie. Hester Kort-in ’t Hout toont haar zus Gerda Habets-in ’t Hout verrast een ouderwets schoolschriftje dat ze van iemand uit Vriezenveen kreeg aangereikt. Het is volgeplakt met foto's, genomen in de tijd rond de oorlog. Daartussen zit een foto van de plechtigheid rond de ingebruikname van de stenen bank op het Platanenplein, geschonken door de dankbare Rotterdammers die hier tijdens de oorlogsjaren onderdak en verzorging kregen. ‘Moet je kijken. Er bestaan tóch foto’s waar vader op staat bij de stenen bank.’ Gerrit in 't Hout staat er prominent op. Maar hij was dan ook degene die na de oorlog het initiatief nam om dit cadeau voor de Vriezenveners te realiseren. Zaterdag werd de zogenaamde ‘Bleekneusjesdag’ gehouden in restaurant Koebrugge, een initiatief van José Bosch-Höfte, redactielid van kwartaalblad Waver ‘t Vjenne. De Rotterdammers die ooit in Vriezenveen zijn opgevangen tijdens de oorlog konden tijdens deze reünie herinneringen ophalen. Met elkaar en met Vriezenveners, nabestaanden van hun pleegouders. Herinneringen waren er genoeg. Gerda Habets vertelt over de twee kerkgangen op zondag, waarbij het soms zo moeilijk was om de aandacht er bij te houden. ‘Dan ging ik kapjes tellen,’ vertelt ze. ‘Wie er in de rouw was en wie niet. Als de vrouwen een effen muts op hadden waren ze in de rouw.’ Ze lacht. ‘Eens was ik zo intensief bezig, dat ik ging staan om het beter te zien. Toen werd ik met een ruk op de bank getrokken.’ Haar zus Hester was ingekwartierd bij de familie Kobus. Vol lof praat ze over deze mensen, die ook vaak onderduikers in huis hadden. ‘Daar kon alles. Ik heb er echt een fijne tijd gehad.’ Dat ze met Pasen ooit eens zestien eieren achter elkaar gegeten heeft tijdens een wedstrijd, vergeet ze nooit meer. ‘Ik zou er niet meer aan moeten denken!’.

Zo had iedereen zijn verhalen en herinneringen. Burgemeester H. Koetje heette de ‘oorlogskinderen’ van harte welkom. Hij las tevens een brief voor die zijn Rotterdamse collega, mr. I.W. van Opstelten, Hans Vonk had meegegeven. Van Opstelten stelt in de brief, dat de opvang destijds heel erg goed moet zijn geweest, omdat het verbazingwekkend is dat na zestig jaar de contacten tussen de Rotterdammers en de Vriezenveners nog steeds bestaan. Burgemeester Koetje merkte op dat wat in de Tweede Wereldoorlog is begonnen, nog steeds wordt voortgezet in Vriezenveen. ‘Ook nu nog, na uw komst, wordt er gastvrijheid geboden aan kinderen die het moeilijk hebben in de Oost-Europese landen.’ De burgemeester kreeg van Vonk - die via Radio Rijnmond veel ‘bleekneusjes’ heeft weten te bereiken - een plaquette met het wapen van Rotterdam uitgereikt.

De bezoekers kregen een programma aangeboden waarin gelegenheid was om het museum en de kerk te bezichtigen, waarna er een sight-seeing was per bus door Vriezenveen. Als laatste was er een uurtje ‘noaproaten’ in Koebrugge met de Vriezenveners. De ruim 100 ‘bleekneusjes’ kregen tot slot een tegeltje mee met de tekst: ‘Goat hen en komt wier’ (Gaat heen en kom terug).

Dit artikel werd gepubliceerd in De Twentsche Courant Tubantia van maandag 3 mei 2004.