De brand te Vriezenveen

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant (18-05-1905) - Met enkele woorden konden wij in ons nummer van gister avond nog melding maken van de ramp, die Vriezenveen heeft getroffen. Waar toen echter het aantal verbrande huizen geschat werd op 60 à 70, daar lopen nu de cijfers uiteen van 183-267 bewoonde gebouwen, herbergende 285 gezinnen.

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant (18-05-1905) - Met enkele woorden konden wij in ons nummer van gister avond nog melding maken van de ramp, die Vriezenveen heeft getroffen. Waar toen echter het aantal verbrande huizen geschat werd op 60 à 70, daar lopen nu de cijfers uiteen van 183-267 bewoonde gebouwen, herbergende 285 gezinnen.

Te 2 uur ongeveer werd het eerst de brand ontdekt bij Jannes Goosselink, een timmerman op het Oosteinde, aan de noordzijde van den weg van Tubbergen naar Den Ham, ongeveer 10 minuten oostelijk van de plaats waar de weg van Almelo in Vriezenveen uitmondend, het dorp verdeelt in Oost- en West-Einde voort. Een kwartier nadat het bemerkt was, waren al twintig huizen aangetast en even later zette de brand zich ook over het West-Einde voort. De spuit, die terstond op 't eerste alarmeeringsbericht was uitgerukt, stond ten westen van het brandende huis op een weg, die daar de weiden inloopt. Dra echter was men genoodzaakt deze plaats te verlaten. Door den storm, die er woei uit het oosten, was het onmogelijk daar te blijven staan. De spuit zelf liep gevaar, men moest retireeren. Nog was men niet terug op de staat, die door het pl m. een uur lange dorp loopt, of reeds bleek het tweede en derde huis te hebben vlam gevat. Overal waar het maar mogelijk scheen den brand met eenig succes te bestrijden trachtte men het vuur aan te tasten, maar nog had men de spuit niet in orde of reeds sloeg de brand over, soms vier, vijf huizen ver. Aan een stuk door heeft men op deze wijze vruchteloos gevochten. Hoog sloegen de vlammen op, stukken van daken vlogen door de lucht en zijden spek, die veel verder neervielen en ook daar weer het vuur ontstaken. De Roomsch-Katholieke kerk had men gehoopt te kunnen behouden, maar ook hier mocht de krachtigste arbeid niet baten, het dak vatte vlam, evenals dat van de pastorie daarachter, en even later stond heel het gebouw in lichte laaie. Het vuur had intusschen een huizenreeks over een afstand van ruim 1-K.M. in vlammen gezet.

Bij het marktpleintje werd opnieuw met ontzettende krachtinsapnning gepoogd nog zooveel mogelijk te behouden. Het dak van een koperslagerswinkel, die schuin achter het post- en telegraafkantoor staat, werd beklommen en men deed wat men kon om dit gebouw nat te houden, omdat werd gevreesd, dat, als de brand het post- en telegraafkantoor zou bereiken, dat, steviger gebouwd, meer voedsel aan de vlammen zou geven, het vuur vandaar - de weg maakt hier een flauwe bocht - zou overslaan op het huis van den logementhouder Ter Brake en de daar naast gelegen woning van van notaris Lammerink. Gelukkig had dit pogen succes. Het huis van den koperslager en het postkantoor met het daarnaast gelegen huis bleef behouden. De vlammen vonden echter nieuw voedsel in de afgescheiden kerk, achter deze gebouwen, die eveneens in vlammen opging. Toen dadelijk daarna ook eenige huizen hieromheen hadden vuurgevat, scheen het vuur niet meer tegen te houden.

Toch gaf men het pogen niet op, waar maar iets meer ruimte was tusschen de gebouwen trachtte men het vuur een dam te stellen, maar voortdurend weer moest men retireeren. Om 4 uur begon men te vreezen voor de fabriek van Jansen en Tilanus. Een uur later had het vuur dan ook reeds een gebouw vlak bij de fabriek aangetast, zoodat de beide spuiten uit Almelo die tegen 6 uur het dorp binnenreden terstond doorgingen naar de fabriek. De zoons van den heer Tilanus stonden zelf op het dak van een der houten loodsen met de spuitslang in de hand. Met inspanning van alle krachten mocht het gelukken, den brand te keeren van de groote turfschuur. Vijf spuiten gaven onophoudend water. Deze pogingen hadden het succes, dat het harde werken twaalf uur aan een stuk verdiende, de fabriek bleef intact en Vriezenveen voor de ramp van gedwongen werkeloosheid behouden.

Intusschen had het vuur nu een huizenreeks over een afstand van bijna drie kwartier gaans, ongeveer 4 K.M. lang, aangetast, en hoog sloegen de vlammen op. Door de invallende duisternis werd de verbijstering nog grooter. Heel de horizon scheen een vuurzee.

Hier en daar, waar nog groote turfmassa's lagen opgestapeld in de schuren en waar steviger gebouwde huizen meer voedsel gaven aan 't vuur, stonden zuilen van vlammen hoog tegen de lucht en daar tusschen sloeg telkens weer het vuur op uit de smeulende plaggenstapels en voorraadschuren. De toestand der bewoners was verschrikkelijk, de vlammen gierden in den wind, het vee in de weiden loeiden angstig en vermeerderde nog de massa van onheilspellende geluiden. 't Waren onbeschrijfelijke uren van angst, ook voor wie aan de zuidzijde van den weg woonden. Ware de wind gedraaid, ook de huizen van het Westeinde, die aan die zijde van den weg liggen, waren verloren geweest.

Heel den nacht sloegen nu hier dan daar de vlammen weer uit, die men meende voor goed te hebben bedwongen. Toen het licht werd kwam er eenige ontspanning, het vuur was vrij wel uit en men kon de ramp zien in heel haar omvang, grooter bijna nog, dan men had kunnen vreezen.

Over de oorzaak is niets bekend, wel deden eerst geruchten de rondte, die den bewoner van het huis, waarin de brand het eerst uitbrak, niet vrijspraken van schuld, zij het dan ook door onvoorzichtigheid. Het feit echter, dat 's mans inboedel niet en zijn huis voor slechts f 700 was verzekerd, verbande elke gedachte aan opzet.

Misschien was aan het eerst opgekomen vermoeden niet vreemd het feit, dat in den nacht van Zondag op Maandag brand was uitgebroken bij zijn broer, waardoor later ook een ander huis was aangetast. Ook hier echter kan geen sprake zijn van iets anders dan een ongelukkig toeval.

Reeds terstond zijn maatregelen getroffen om de van hun dak beroofde gezinnen te huisvesten. In het huis, vroeger bewoond door den heer Tilanus, vlak naast zijn fabriek, werden heden morgen te half tien reeds acht gezinnen gehuisvest. In schuren en stallen waren ze ingebracht de inderhaast op straat gesleepte inboedels of gedeelten er van. Geen huis bijna of het herbergde gasten. Bij notaris L. alhier waren voor 14 personen slaapplaatsen in gereedheid gebracht.

Van morgen te drie uur togen reeds wagens naar Almelo om hout te halen, om ruim zeven uur was men reeds bezig loodsen op te slaan en voortdurend door reed het aan uit Almelo. Druk was men allerwege bezig wat gered was onder te brengen in de huizen, die waren gespaard. Zeer veel ging verloren, wat uit den brand werd gered, door de haast, waarmee men te werk moest gaan bij de redding.

Vreemd is de weg, die het vuur heeft genomen. Een paar honderd meter voorbij de plaats van oorsprong stond een smidse aan den weg, die gespaard is, en 50 meter landwaarts in een boerenhuis, dat niet de minste schade had; daartusschen echter lag een gebouwencomplex in puin, en de pastorie der R. K. kerk, die nog veel verder dan bedoeld boerenhuis landwaarts in lag, is hevig geteisterd. Verder op, in het westeinde, bleef de openbare school gespaard en het vuur scheen daaromheen te hebben gegrepen, om het gemeentehuis aan de tasten, dat geheel en al vernield werd.

Ook wat meer naar het westen krijgt de bezoeker den indruk, dat daar de ramp tot staan is gebracht. Zes huizen op een rij bleven staan, maar daarover en omheen had het vuur weer een huis aangetast. Ook een schip, dat aan een kanaaloever gemeerd lag, werd aangetast en verbrandde.

Een sombere indruk maakte de verwoesting vanmorgen. Overal stonden groepen menschen te praten met bedrukte gezichten, ginds lag een gezin bijeen op een weide naast wat van den inboedel gered was, maar overal hoorden we uitingen: gelukkig, dat het niet bij nacht is gebeurd, dan ware bij de snelheid, waarmee de brand voortwoekerde, de ramp niet te overzien geweest. Nu ging gelukkig geen menschenleven verloren, ook - daar bijna al het vee in de wei was - kon men gelukkig constateeren dat niet meer dan één zieke koe en een betrekkelijk gering aantal varkens het leven verloor.

Vergelijkingen hoorden wij maken met de brand van Enschede in 1863, en in een groepje vergeleek men de ramp - typisch voor de handelsbetrekkingen van Vriezenveen - met de brand die in 1863 Petersburg teisterde, toe: 1300 houten winkels in vlammen opgingen.

Al heel kort, nadat het bericht in Almelo was gebracht, dat de brandspuiten vandaar te hulp riep, stroomden de bezoekers er te voet, te fiets, per rijtuig en per automobiel heen en toen de Almelosche fabrieken hun stopfluit haaden doen hooren was heel de weg zwart van menschen. Vannacht en ook vanmorgen trok men van alle zijden uit den omtrek daar heen. Toevallig was er vandaag ook markt, wat op zichzelf al bezoekers lokte. Voor zoover wij uit uitingen van verschillende menschen konden opmaken zal daar heel wat vee zijn verkocht, dat anders niet tot den nu bedongen prijs zou zijn verhandeld, want van verschillende zijden hoorden wij opmerkingen van menschen die een stuk vee van de hand wilden doen om contant geld te hebben.

Hoevelen hun have niet hadden verzekerd, konden wij niet ontdekken, de schattinge echter, die werden gemaakt gingen nooit ver boven de dertig. De meeste polissen schenen gesloten bij de Onderlinge van De Jong en Co., de ...elsche, de Overijsselsche en Concordia te Zwolle en de Bataafsche.

Zooals wij boven reeds zeiden; het post-en telegraafkantoor bleef behouden: toch was de verbinding tot heden morgen gestoord, dat men de toestellen enz., om ze te redden uit het gebouw had gebracht en deze eerst ... van morgen uit Zwolle gekomen peroneel in orde konden worden gemaakt.

Reeds vroeg hedenmorgen zagen wij den Commissaris der Koningin, de heer P. Lijcklama à Nyeholt, op de plaats van de ramp. Hij was daar met den burgemeester den heer J. C. Bouwmeester, die van het eerste ogenblik af alles heeft gedaan wat gedaan kon worden om de ramp te beperken en maatregelen te nemen ter voorziening van 't geen noodig was.

Artikel uit de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 18-05-1905 (1e blad, blz. 2-3).