Franse tijd

Dit verhaal in PDF

EEN VRIEZENVEENS VERHAAL IN DE FRANSE TIJD

Inhoudsopgave

Voorwoord

Vriezenveen in de periode 1784-1813

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Vriezenveen in de Republiek in 1784

Onrust in de Republiek

Patriotten en Prinsgezinden

Patriotten, excercitiegenootschappen en onrust in Vriezenveen

Goejanverwellesluis en Vriezenveen

Voorbodes van de revolutie in de Republiek en in Vriezenveen

Pokkenepidemie in de Franse tijd

Revolutie in de Gewesten, revolutie in Vriezenveen op 25 februari 1795

Economische recessie, het leven wordt duur

De Regering (municipaliteit) van Vriezenveen; voorvallen uit het leven tot 1813

Bronnen

Bijlagen

Eerste register van inschrijving van de burgerlijke stand van 1812 van Vriezenveen

Reglement voor de inrigting van het bestuur te Vriesenveen van 4 february 1806

Proces van de municipaliteit contra huize Almelo inzake de heerlijke rechten

Overzicht van inwoners uit Vriezenveen die dienst hebben gedaan in Napoleon’s leger

EEN VRIEZENVEENS VERHAAL IN FRANSE TIJD

Voorwoord

Het lezen van wat aantekeningen van de familie Kruijs uit de periode van de Franse bezetting, heeft mij ertoe gezet onderstaand verhaal te schrijven. De familie Kruijs had op bestuurlijk vlak in de gemeente Vriezenveen het één en ander in de melk te brokkelen. Ze behoorden tot de meer vooraanstaanden in Vriezenveen en bezetten daardoor ook belangrijke openbare posten. Leden van de familie behoorden tot het college van kerkmeesteren en zestienen, werden gemeentesecretaris, schout en burgemeester. Veel aantekeningen die ik heb gelezen komen van Claas Kruijs, geboren in 1731 en overleden in 1802 en van zijn vrouw Grietje Otten die in 1807 overleed. Deze familie Kruijs was qua politieke kleur vóór de revolutie van 1795 oranjegezind of prinsgezind, van gegoede afkomst; koopmanslust zat in het bloed getuige het feit dat men ook in Rusland handel dreef. Claas Kruijs zelf zat ook in het gemeentebestuur, hij was lid van het college van kerkmeesteren en zestienen. Zijn oom, ook Claas genoemd, werd in 1709 tot schout van Vriezenveen gekozen en oefende dat ambt uit tot 1735. Die zijn zoon Johannes was weer schout in Vriezenveen van 1739 tot 1749 en was getrouwd met Geertje Brouwer die in 1755 hertrouwde met Jan Hendrik Dikkers. Dikkers komen we verderop in het verhaal ook tegen als schout van Vriezenveen.

Claas Kruijs en Grietje Otten hadden 7 kinderen. Met Jan, Johanna en Johannes werd nog al eens gecorrespondeerd, wat we ook zullen tegenkomen in ons verhaal. Zoon Jan werd schout van Vriezenveen van 1818-1823 en hij was burgemeester van Vriezenveen van 1825 tot 1830, het jaar waarin hij op 22 december overleed. Zoon Johannes zien we terugkomen als secretaris van de gemeente Vriezenveen. Ook een kleinzoon van Claas en Grietje was burgemeester van Vriezenveen, namelijk van 1852-1870; Hij was een zoon van Gerhardus Kruijs.

Natuurlijk zijn de aantekeningen van de familie Kruijs niet de enige bron waarop het onderstaand verhaal is gebaseerd. Dokter Lambertus Jonker uit Vriezenveen onderzocht voor zijn hobby de geschiedenis van Vriezenveen en moet veel tijd in Zwolle hebben doorgebracht om de bijna 40 boekjes vol over te schrijven met van alles uit de Vriezenveense geschiedenis; ook Jonker heeft aantekeningen nagelaten over de Franse periode in Vriezenveen. Zijn bemoeiingen met het opsporen van de geschiedenis dateren van voor de Tweede wereldoorlog. Verder zijn er een aantal geschiedenisboeken op nageslagen om de Franse tijd beter te leren kennen en om te begrijpen waarom in Vriezenveen bepaalde gebeurtenissen plaatsvonden. ‘s Avonds neusde ik nog al eens door oude documenten uit de voormalige gemeente Vriezenveen. Die variëren van droge politieke of ambtelijke verslagen tot documenten die het dagelijks leven laten zien van onze dorpsgenoten uit vervlogen tijden. Ook daartussen zitten documenten die ik goed heb kunnen gebruiken voor dit verhaal. En natuurlijk beschikt ons museum nog over enkele documenten uit die tijd.

Het is niet de complete geschiedenis van Vriezenveen uit die tijd, maar een verhaal gebaseerd op brondocumenten. Het licht een tipje van de sluier op met betrekking tot het dagelijks leven en politieke verhoudingen in Vriezenveen in de Franse tijd.

In de jaren voorafgaand aan de revolutie van 1795, met name de periode 1784/1787, ligt de voorbereiding van een politieke stroming die weliswaar in 1787 de kop is ingedrukt door een vreemde mogendheid, maar die in 1795 weer volop aan bod kwam. Het verhaal begint daarom niet met de revolutie in 1795 maar strekt zich uit over de periode 1784-1813. Uiteraard zijn er lancunes omdat het uit een dergelijke periode vrij moeilijk is geschiedkundige verslagen over een klein dorp als Vriezenveen te krijgen met betrekking tot de gebeurtenissen. Foto’s zult u in dit verhaal helaas niet aantreffen; we hadden graag foto’s willen hebben b.v. van onze voorvaderen die meededen in het patriotse excercitiegenootschap of schutterij. De fotografie werd ontdekt/ontwikkeld tussen 1830 en 1840. Gelukkig hebben we de tekst nog. De spelling van namen uit die tijd is een moeilijke kwestie. De naam Kruijs zien we ook als Kruys. Kruys wordt vaak aangehaald in verhalende tekst, terwijl de leden van de familie die documenten ondertekenden, dit met Kruijs deden. Wigers, Wiggers, Wichers is nog een dergelijk voorbeeld, soms wordt er dezelfde persoon mee bedoeld. Vaak is daarom letterlijk overgenomen wat in de oude documenten is vermeld. U zult zien dat zelfs bij de geslachtsnaam aanname in 1812 etc. verschil bestaat in het officieel optekenen van de naam en de ondertekening door de aanvrager zelf. De spelling van Vriezenveen is ook anders. Tot 1827 werd Vriezenveen met een s geschreven, men sprak ook over een gebeurtenis in ’t Vriesenveen of iemand van ’t Vriesenveen. De F waarover in het verleden hier en daar over geschreven is, werd gebruikt door de firma Jansen & Tilanus en in navolging daarvan hier en daar door nog een firma.

Hessel Boonstra.

Vriezenveen in de periode 1784-1813

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Vriezenveen bevindt zich dan in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, zeven gewesten die zich in de Unie van Utrecht van 1579 hadden verbonden tegen het Spaanse overheersingsgeweld. Zeven gewesten met elk een eigen Statenvergadering, bemand door adel en regenten, en die zeven Staten vormden samen een Statenbond in de vorm van een Staten-Generaal die zetelde in Den Haag. Elk gewest was soeverein in eigen gebied. De steden werden geregeerd door regenten die in de loop van de 18e eeuw oligarchische neigingen kregen zodat we met recht bijna konden spreken van regentenfamilies die daar de bestuursfuncties vervulden. Dat hield in dat ze elkaar de belangrijke baantjes toeschoven en het voor anderen erg moeilijk was om ertussen te komen; vriendjespolitiek dus. In de Staten-Generaal werden boven-gewestelijke belangen behartigd; uit die tijd stamt de term last en ruggespraak. Elke afgevaardigde naar de Staten-Generaal kreeg over te behandelen onderwerpen een last mee uit zijn gewest, dat wil zeggen een opdracht hoe gehandeld moest worden in bepaalde zaken. Strookte die last niet met de beslissing die genomen ging worden in de Staten-Generaal, dan moest eerst weer ruggespraak gehouden worden in het gewest; de afgezant ging dan met het hele gebak terug naar de Provinciale Staten waar dan verder over de zaak werd gedelibereerd. Naast de steden, de provinciale Staten en de Staten-Generaal bestond er nog een stadhouder in dienst van de Republiek. Hij was ook kapitein-generaal van het leger. In die tijd hadden landen veelal nog geen leger zoals we dat nu kennen, maar hadden een huurleger waarin troepen zaten van verschillende nationaliteiten. Naast het leger dat het grondgebied van de Republiek beschermde bestonden er in de steden schutterijen ter bescherming van de stad, zij waren in dienst van de regenten. Ongetwijfeld zal de lezer in musea wel eens “schuttersstukken” hebben gezien. De schutterijen lieten zich graag protretteren op grote schilderijen. Deze schutterijen bestonden al eeuwen maar in de tijd waarin wij ons gaan begeven was daarin het elan niet meer zo aanwezig als daarvoor. We zullen zien dat daar een alternatief voor werd gevonden.

Vriezenveen in de Republiek in 1784

In deze Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was Vriezenveen een dorpje met ongeveer 1900 inwoners dat op dat moment in 1784 even meer als 100 jaar redelijk rust en vrede had gekend. In 1666 was het dorp, toen het geografisch wat zuidelijker lag, niet ontsnapt aan de vernielzucht van de bisschop van Munster, die om religieuze redenen de grens overtrok om alles wat protestant was weer onder rooms katholieke hoede te brengen. In het religieuze van zijn missie heeft de man gefaald, in zijn vernielzucht niet want Vriezenveen werd min of meer door Bommen Berend (de bijnaam van de bisschop) verwoest, en na de opbouw van het dorp op de huidige plek begon die lange periode van rust; welvaart was er nauwelijks. Wel begon de handel in linnen, ook op het buitenland, vorm te krijgen eind 17e begin van de 18e eeuw. Vriezenveen werd in die tijd geregeerd door een schout die werd bijgestaan door een college van Kerkmeesters en Zestienen. Samen vormden zij het gemeentebestuur zowel in kerkelijke zaken als in burgerlijke zaken; vergelijk het maar min of meer met het huidige college van burgemeester en wethouders (uitgezonderd nu dan bemoeienis met kerkelijke zaken). De schout oefende de lagere rechtspraak uit (bij overtredingen e.d.), vervulde notaristaken, was belastingontvanger en vervulde nog enkele taken in het belang van gemeente en ingezetenen. Bij belangrijke beslissingen, bij het opstellen van de gemeenterekening en bij verkiezingen werden de ingezetenen opgeroepen om te stemmen.

Voorzover bekend waren de Vriezenveense regeerders, ook regenten genaamd, van oranjegezinde origine, prinsgezind. Er zullen zeker bestuurders tussen hebben gezeten die al alternatieve gedachten hadden over bestuursvormen, maar dat kwam nog niet uit de kast. De tijd was er wellicht rijp voor maar het wachten was op het op de voorgrond treden van enkele charismatische voormannen. Mannen die het voortouw namen om andere politieke ideeën te lanceren die lijnrecht stonden op het bestaande politieke bestel uitgeoefend door regenten en adel met hun rechten, de ongelijkheid tussen de mens, het feodale regime. Patriotse ideeën zoals ze toen werden genoemd, misschien wel rebelse ideeën in de ogen van het toen bestaande regime, waarvan het verhaal verderop uitgebreider staat vermeld.

Naast de regenten in Vriezenveen had de adel in Vriezenveen ook een vinger in de pap, bijvoorbeeld in de benoemingen van de plaatselijke regenten en overige personen (b.v. predikanten, onderwijzers, kosters, voorzangers in de kerk). Vriezenveen behoorde tot de heerlijkheid Almelo en Vriezenveen, geregeerd door de fam. Van Rechteren. Over nogal wat zaken in het dagelijks leven had de fam. Van Rechteren zeggenschap. Zelfs voor het bouwen van een schuur door de schout aan de Kerksteeg in 1699 was goedkeuring van de graaf nodig, omdat de schuur een klein stukje op de weg was gepland. Er moesten belastingen betaald worden aan Huize Almelo zoals de alom bekende pacht in natura, zijnde de boterpacht, en de boerhaver (boterpacht in ponden per land en boerhaver 10 mud per jaar). Verder had de graaf/gravin recht op sluis-, weg-, tol- en schutgelden en het alleenrecht op jacht en visserij in en op de haar toebehorende wateren en landerijen, dus ook in Vriezenveen.

Aan de klerikale stand in Vriezenveen, de hulpprediker van de hervormde kerk in dit verband, moest ook in natura worden afgedragen, alhoewel dat laatste onder de benaming jufferenhaver niet zoveel voorstelde.

In het jaar 1784 was paardenkoopman Jan Hendrik Dikkers schout van Vriezenveen, al sinds 1756.

Vanaf deze tijd was het met de rust in Vriezenveen gedaan en dat heeft geduurd, met een kleine tussenpoos, tot de tijd dat de onafhankelijkheid van ons land in 1813 werd uitgeroepen door het bekende driemanschap van Hoogendorp, van Limburg Stirum en van der Duyn van Maasdam.

Dus, mochten we al het idee hebben dat de tijd van de eerste opleving van de patriotten in de periode 1784/1787 en de tijd van de revolutie aan het vredige dorpje Vriezenveen in het verre Oosten van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden voorbij is gegaan, dan hebben we het goed mis. De beleving is niet zo sterk geweest als in het Hollandse deel van de Republiek en in de Generaliteitslanden zoals Vlaanderen, Brabant en Limburg, maar het had wel degelijk impact in het klein in Vriezenveen. Vriezenveen heeft in de periode van 1784-1813 te maken gehad met economische recessie, met oorlogshandelingen al waren het alleen maar inkwartieringen en onderhoud van vreemde troepen, leveringen van materialen en verrichten van diensten voor de vreemdeling, verder met uitbreken van epidemieën, en met enkele jaren politieke onrust met redelijk veel en felle onlusten.

Onrust in de Republiek

Waar lag de oorzaak van al deze onrustige toestanden? We hebben in voorgaand stukje al iets kunnen lezen over een politieke stroming die langzamerhand op de voorgrond trad en die opkwam o.a. voor mensenrechten, gelijkwaardig bestaan, vrijheid in allerlei zaken, etc.

Er hebben zich in de tijd van de Republiek een aantal diepgewortelde, gevoelige zaken afgespeeld die uiteindelijk een voedingsbodem hebben gevormd voor een politieke omwenteling in de jaren tachtig van de 18e eeuw. Deze beoogde omwenteling is toen niet tot volle wasdom gekomen en in 1787 de kop weer ingedrukt, om in 1795 weer des te sterker naar boven te komen. Hieronder wordt getracht de aanleiding weer te geven waarom het ook voor Vriezenveen het jaar 1784 zo onrustig werd.

In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstond, zoals gezegd, een politieke beweging die zich keerde tegen het regentenstelsel en het stadhouderlijk gezag. Stadhouder van de Republiek in die tijd was Willem V, de prins van Oranje en vader van de latere koning Willem I. Hij was kapitein-generaal van het Staatse leger en had in de Staten-Generaal invloed op zaken als oorlogvoering en buitenlandse aangelegenheden. Het leger in de Republiek was een huurleger met regimenten van buitenlandse makelij zoals bijvoorbeeld een Schotse brigade van 6.000 man sterk.

Deze brigade werd eind jaren zeventig van de 18e eeuw tijdelijk opgeëist door de koning van Engeland. Dat kon in tijden van nood. Legereenheden konden van andere landen worden ingehuurd om dienst te doen in de Republiek, maar vaak werd dan overeengekomen dat als het thuisland moeilijkheden had, dat betreffende legeronderdeel tijdelijk opgeëist kon worden. De nood van de Engelse koning op het moment van opeisen lag bij de opstandige kolonie overzee, Amerika.

De onafhankelijkheidsstrijd van de Amerikanen en de scheiding in 1776 van die kolonie van Engeland werd van harte gesteund door de regentenpartij in de Republiek die de handelsverdragen met de nieuwe staat Amerika al en masse aan hun geestesoog zagen voorbijtrekken. De regenten hadden geen belang bij uitlening van de brigade. Die ondernemingsgeest en die regentenhouding was een doorn in het oog van Engeland. Toen de Schotse uitlening dan ook niet doorging, onder andere vanwege sterke patriottische geluiden uit Overijssel, werd de oorlog aan de Republiek verklaard. Overigens bestonden de Overijsselse geluiden meer uit idealistische steun richting vrijheidsstrijd dan uit de met dollartekens gevulde ogen van de Hollandse regenten. Er volgde een vier jaar lang durende zee oorlog van 1780-1784.

Een ander punt van discussie was de toestand van de vloot in de Republiek. De boten lagen er abominabel bij en o.a. daarvan gaf men de stadhouder de schuld. De regenten wilden graag uitbreiding en versterking van de vloot van de Republiek en de stadhouder voelde meer voor uitgaven ten behoeve van uitbreiding van het landleger om buitenlandse aanvallen te lande te kunnen weerstaan. Oorzaak tot hoogoplopende politieke geschillen was dat er nogal wat verschil in rijkdom bestond tussen een kleine laag gegoede burgerij, de adel en de regentenklasse en daarnaast de gewone boeren, burgers en buitenlui. Er moesten diverse drostendiensten, herendiensten etc. worden verricht en belastingen betaald om het leger en de vloot op te peppen.

De economie had te lijden van de oorlog met Engeland, er heerste her en der armoede. Overigens had de oorlog die in 1780 begon geen bijzondere invloed op de levensomstandigheden in het gewest Overijssel.

Patriotten en Prinsgezinden

De interne onlusten en verdeeldheden die dus al ontstonden gedurende de oorlog met Engeland hadden wel gevolgen in Overijssel. Ook daar was een flinke verdeeldheid tussen de twee hoofdgroepen, enerzijds de patriotten die verandering in de staatsinrichting voorstonden door middel van een, wat wij nu noemen, democratisch bestel en anderzijds de prinsgezinden die voor het behoud van de toenmalige staatsregeling waren en het huis van Oranje trouw bleven. Beide partijen kwamen voor in alle lagen van de bevolking; bij regenten, gegoede burgers, middenstanders, boeren etc. De regeringen in de steden veranderden en de verdeeldheid van de ingezetenen die van tijd tot tijd toenam, veroorzaakten hier soms bloedige taferelen. Patriotten stonden een regering voor die door en uit het volk werd gekozen, zowel landelijk in Den Haag, in de provincie als in de steden en dorpen, kortom in elke bestuurlijke gemeenschap. Gelijkheid in behandeling van een ieder zonder onderscheid des persoon, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van geloofsbeleving etc. Waarden die in onze tijd normaal zijn in een democratische gemeenschap, waarden waar toen strijd om geleverd moest worden. Deze patriotten stelden het feodale functioneren van de Republiek aan de kaak; men had genoeg van het zogenaamde ancien regime, genoeg van de adel en hun uitbuiting.

Rond de tijd waarin wij in het verhaal zijn gestapt, 1784, kwam er steeds meer verzet tegen de stadhouder. En de man die openlijk de stoot gaf tot het aanwakkeren van het patriottische ideaal in de Republiek was Joan Derk van der Capellen tot den Pol, een Overijssels edelman. Hij was het die de uitlening van de Schotten hekelde, de slechte toestand van de vloot aan de stadhouder toeschreef en de vrijheidsstrijd van de Amerikanen bejubelde. Hij streed voor gelijke mensenrechten en vrijheden, die veel later in de Grondwet zijn neergelegd. Hij trok in het pamflet Aan het Volk van Nederland in 1781 van leer tegen de stadhouder (die hem notabene ook nog had benoemd in de Overijsselse Staten). Van der Capellen riep ook op tot burgerbewapening vanwege de slechte gesteldheid van leger, vloot en de plaatselijke schutterijen. Deze schutterijen waren al enkele eeuwen de bescherming van stad en dorp. Waar de stedelijke regenten greep hielden op de schutterijen, besloten de patriotten om op de oproep van Van der Capellen vrijkorpsen op te richten. Vrijkorpsen waren gewapende exercitiegenootschappen à la model Van der Capellen.

Vrijkorpsen als gewapende vleugel van het patriottisme, een bedreiging voor het militair gezag van het huis van Oranje (Simon Schama, Patriotten en bevrijders, 1989, blz 114).

Er was bij de patriotten een nationaal gevoel ontstaan, gevoelens die in onze natie voor het eerst opgeld deden. In alle gewesten van de Republiek kon men aanhangers van beide partijen vinden, maar elk gewest had een overheersende signatuur. Zo waren in het jaar 1784 Friesland, Gelderland en Zeeland oranjegezind, Holland, Groningen en Overijssel in grote mate patriots.

Patriotten, exercitiegenootschappen en onrust in Vriezenveen

In het jaar 1784 gedateerd 9 oktober schrijft Wicher Jansen in een brief aan JanHendrik Prinsen (van de firma Jansen, Gebrs Prinsen in St Petersburg) die in het buitenland (Mannheim op dat moment) vertoeft:

“De vrijkooren in ons land nemen dagelijks toe, bij ons beginnen zij ook al maar dat is dwaasheid; zij kunnen het niet weren, dat zal wel weer verdwijnen”.

En hier zie je de onrust in Vriezenveen beginnen.

Met vrijkooren wordt een vrijkorps bedoeld, een exercitiegenootschap. En die vrijkorpsen namen inderdaad snel toe, de oproep van Van der Capellen trof doel. Voor het oprichten van vrijkorpsen werden overal collecten gehouden om de bewapening te kunnen bekostigen. In Almelo werd voor dat doel zelfs f 3000,-- opgehaald en f 115,-- voor vaandels. In 1786 werd in Kampen een bijeenkomst gehouden van gecommitteerden van gewapende vrijkorpsen en genootschappen uit het hele gewest; het getal gewapende burgermanschappen schatte men in Overijssel op 3500. In Vriezenveen waren het er ongeveer 20.

In november 1784 schrijft Wicher Jansen aan Jan Hendrik Prinsen die dan in Stuttgart verblijft, dat het reizen overzee en over land gevaarlijk is in die tijd. Ondertussen gingen de voorbereidingen voor het vormen van een exercitiegenootschap of vrijkorps in Vriezenveen door. En niet alleen het patriotse vrijkorps exerceerde en paradeerde, de oranjegezinde schutterij bleef niet achter. Ze kon niet achterblijven. Uiteindelijk hadden beide hetzelfde doel, de bescherming van dorp en vaderland. Op 8 januari 1785 schreef Wigger Jansen aan JH Prinsen dat er in Vriezenveen vier het exerceren leerden. Zijn schrijven gaat over de strubbelingen tussen patriotten en oranjegezinden in Vriezenveen, het verhaal is niet helemaal duidelijk maar we kunnen er genoeg uithalen om uit te maken hoe de verhoudingen lagen.

Al trommelend en paraderend schrijden twee korpsen door Vriezenveen. Stelt u zich voor de huidige Dorpsstraat die toen op dezelfde plek lag, alleen nog niet bestraat. Een zandweg, geen automobielen, brommers, scooters, motoren of wat dan ook. Rust en nog eens rust, hooguit geluiden van een paard met wagen, van het uitoefenen van een beroep zoals een timmerman of een smid of geluiden van dieren of van mensen die elkaar wat toeriepen. Dat was het leven van de voorouders 225 jaar geleden. Daar midden in moeten we ineens trommelende exercitiegenootschappen in onze verbeelding zien lopen. Lawaai, opschudding! Jansen schrijft dat allen het exerceren leren, de plaatselijke schutterij en het nieuwe korps van de Vriezenveense patriotten. Op 6 januari 1785 waren ze opgetrokken en hadden zich op het midden voor het huis van Scholten (of de schout, is niet duidelijk) bij elkaar verzameld komend van het Oosteinde en het Westeinde. Ze hadden palmen aan hun hoeden en Berent ten Bruggencate sloeg de trommel waarmee hij het ritme van marcheren aangaf. De palmen moet men hier lezen als oranje pluimen want Berent zat toen (nog) bij de prinsgezinden, bij de schutterij dus. Berent, 36 jaar, was bakker in het Westeinde in Vriezenveen. Daarnaast waren er nog z’n twintig personen die niet met dit korps wilden optrekken. Zij hadden een korps apart en hadden een trommel uit Almelo gekregen. Jansen schrijft dat het er vier in Vriezenveen waren die het exerceren hier leerden. Daaruit zou je kunnen opmaken dat hij bedoelde dat er zowel op het Oosteinde en Westeinde een oranjegezind en een patriots korps bestond, waardoor hij tot vier korpsen komt die het exerceren moesten leren. Zowel patriotten als prinsgezinden hadden namelijk meer dan vier leden in hun korps, dus het aantal per korps kan hij niet bedoeld hebben.

“wij leeren allen het exerceren, hier zijn vier die het leren, voorgisteren zijn zij opgetrokken, voor Scholtens huis verzameld ons bij malkander het Oosteinde en het Westeinde met palmen aan den hoed. Berend ten Bruggencate die slaat de tromme. En daar zijn nog een twintig personen die niet met ons willen optrekken, die hebben haar koor apart, die hebben een tromme van Almelo gekregen”.

Wie waren die patriotten in Vriezenveen waarvan een deel zich hier manifesteerde in een excercitiegenootschap? We komen de namen tegen in een verzoek uit 1785 aan de staten van de provincie om goedkeuring van het excercitiegenootschap en om geld voor wapens. Hieronder is het volledige verzoek in originele tekst overgenomen:

“De ondergetekenden alle ingezetenen van het Vriesenveen, overeenkomstig de welmeeninge der staten der provincie zich op het voetspoor van andere plaatsen sedert eene geruimen tijd in den wapenhandel hebbende geoefent om desnoods zo zigzelven als al hetgeen hun dierbaar is tegen gevreesde aanvallen van een vijand te kunnen verdedigen en zich daarin overeenstemming met diverse Twentse schutterijen onderling hebbende verbonden op zekere conditiën, zoo nemen sij de vrijheid sich aan u te presenteren en verder voor te dragen hoe zij supplianten om hunne exercitie wel en geregeld voort te zetten om in tijden van nood met effect hun voornemen ten uitvoer te brengen, ten eersten wapenen benodigd zijn die zij zich allen niet wel op eigen kosten kunnen aanschaffen. En vermits de ingezetenen des plattelands ingevolge publicatie van ridderschap en steden van den 24 maart 1785 om veilig met den wapenhandel te kunnen voortgaan zijn daar ook over of bij hoogstdeszelven of bij Ued.Mog. te adresseeren.

Zoo doen de ondergetekenden des zulks bij deesen met ootmoedig verzoek:

Dat Ued Mog hun excerctiegenootschap (vrij vertaald) goedkeurd en geld beschikbaar willen stellen voor wapenen voor het genootschap. Ondertekend:

Hendrik Spijker, capitein (later patriots schout van Vriezenveen)

Hendrik Boeschen, luitenant

Bartelink, secretaris van het genootschap

Jan Schoemaker, vaandrig

Arent Hagedoorn Gzn

Jannes Jansen Schuurman

Egbert Hammink

Bernardus Stok

Wiggers Berkhoff

G Claasen

Jan Elshoff

Berent Jansen

Jan Jansen

Berent Wiggers

Hendrikus Gerrits

Cornelis Hagedoorn

Adolf Stok

Gerrit Frederiks

Lambert Letteboer

Mannus Boeschen

Albert Berkhoff

Jan Bartelink

Frederik Santboer

Lucas Claasen

De overige leden konden in verband met de uitoefening van hun handel niet aanwezig zijn bij de ondertekening”

Bij het patriotse vrijkorps behoorden o.a. Berent Wiggers, Jan Rossen, de jonge Schoemaker en de jonge Spieker. Jansen zegt dat zij de voornaamste leden bij het vrijkorps waren.

Berend ten Bruggencate die we hier en daar zien terugkomen in deze woelige periode, zat eerst bij de schutterij, maar is later overgestapt naar het patriotse vrijkorps. Over het hoe en waarom lezen we verderop in het verhaal; Jansen schrijft dat die overgang nogal commotie gaf in de gemeente: “dat gaf een grote scelderij en een grote verdeeltheijt onder onse gemeente”. Jansen vroeg ook aan Prinsen om een aantal goede geweren mee te nemen omdat er in Vriezenveen niets te krijgen was op dat gebied. Gradus Jansen had een geweer gekocht, een oud geweer wat hij had afgeschoten. Het schot had hemzelf in de linkerhand geraakt omdat het geweer was gesprongen. Alle oude wapens die al meer dan 50 jaar in de hoek hadden gelegen kwamen voor de dag. Volgens Jansen ging het er in die tijd, rond 1785, wonderlijk toe in Vriezenveen. Hij had in de krant gelezen dat de Fransen in aantocht waren met 115.000 soldaten:

“De Franse comen; so de crante schrieft, met hondert en vieftien dusent man te velde als die ons bijstonden kon ons nog helpen, ik hope de Heere sal het alles ten beste schicken”.

Dat hier de Fransen in beeld komen is vreemd, de revolutie daar is pas echt in gang is gezet na 1789 na de bestorming van het feodale bolwerk, de staatsgevangenis genaamd de Bastille. Waarschijnlijk wordt hier dan ook alleen gerefereerd aan troepenbewegingen van Fransen naar aanleiding van de oorlog met Engeland want ook Frankrijk was positief ten opzichte van de vrijheidsstrijd van de Amerikanen en Engeland had ook Frankrijk de oorlog verklaard. In ieder geval zou het nog een paar jaar duren alvorens er een Fransman voet zette op Vriezenveense bodem.

Later in 1785 kregen onze beide korpsen nieuwe geweren. Grietje Kruijs-Otten beschrijft in haar memoires ook dat er in Vriezenveen twee korpsen waren. Zij is wat meer exact in het beschrijven ervan dan haar man Claas Kruijs. Het ene was genaamd de schutterij, en het andere was genaamd het vrijkorps. De schutterij was honderd man sterk, dat waren van de provinciale heren aangenomen schutters. De laatsten waren de zogenaamde patriotten. Dit was een 20 man sterk team alle met nieuwe snaphanen (soort geweren). De patriotten droegen als herkenningsteken aan hun hoed een zwarte kokarde en hadden vaandels en trommen. Deze groep bracht grote beroering in Vriezenveen. De schutterij had ook nieuwe geweren, honderd stuks. Deze laatste groep zocht geen wanorde in Vriezenveen maar “al waar vrijcorpsen waren was de verdeeldheid ons gantsche land door” volgens Grietje Kruijs.

De Vriezenveense schutterij is overigens in 1785 vrij intensief met wapenoefeningen bezig geweest, kapiteins bij de schutterij waren Hendrik Berkhof, Gerrit Engberts, Herman Winter, Hindrik Arendse, Jan Boom, Egbert de Grote en Jan Costers.

De kapitein Arendse van de schutterij schrijft daarover in 1785 aan zijn oom JH Prinsen:

“Wij zijn hier tegenwoordig sterk aan ’t exerceren en wij hebben gepasseerde maandag met ons gehele gemeente op onse plaatse van ’t Oosteinde tot ’t Westeinde overgetrokken”.

Hij spreekt ook over het vrijkorps dat, op de dag dat hij de brief schreef, op weg was naar het Oosteinde en voor het huis van Scholten het geweer had gepresenteerd. Ook hadden ze geroepen dat het voortaan anders in de regering zou toegaan! De patriotten bedoelden hiermee te zeggen dat het gemeentebestuur op patriotse leest geschoeid zou gaan worden, en als het aan hen lag mocht het zittende regentschap (schout Dikkers en de zijnen) wel ophoepelen.

Op 21 mei 1785 werd door gedeputeerde Staten op verzoek van de patriotten aan hen vergunning verleend om in de oefening met de wapenhandel door te gaan en hun aangenomen veldteken (een zwarte kokarde) te behouden; hen werd aangeraden om zich echt in een korps te verenigen. Als dit niet werd gedaan dan moesten de Heren Gedeputeerden hiervan bericht hebben binnen 4 weken. Het zal te maken hebben gehad met het eventuele intrekken van de vergunning.

Wij leren dus in ieder geval uit de geschiedenis dat Vriezenveen patriotten kende, er een exercitie genootschap bestond van rond 20 man in 1785, misschien wel gekleed in de blauw witte uniformen met hoofddeksels met zwarte kokardes, een trommel om op te slaan, een vaandel om in de optocht mee te voeren en een aantal geweren om te presenteren. Daarnaast was er de schutterij onder regie van de regenten, ca 100 man idem bewapent met snaphanen, trommel en een vaandel. Deze schutters hadden een oranje kokarde of palm aan de hoed. We zullen zien dat het er in Vriezenveen tussen beide partijen zo nu en dan nogal heet aan toe ging. Combineren we de politiek tegenovergestelde, bewapende groepen met een nog al rauw optredende (sterk oranjegezinde) schout die links en rechts nog al eens uithaalde, dan hebben we weinig voorstellingsvermogen nodig om de nodige potjes ruzie te kunnen onderkennen die in die tijd in Vriezenveen voorkwamen. Knokpartijen, intimidatie, alles heeft hier de revue gepasseerd.

Volgens Simon Schama varieerde de politieke kleur van de vrijkorpsen van gewest tot gewest en van stad tot stad; de meest agressieve geluiden klonken op uit een paar zeer kleine compagnieën uit Overijssel en Gelderland. Dit lijkt mij ook een voor Vriezenveen typerende uitspraak.

Met de opkomst van de patriotten verschenen natuurlijk de politiek getinte bladen. In die tijd heetten de bekendste daarvan De Post en de Politieke Kruyer. De laatste al sinds 1783. En in het dorpje Vriezenveen ging het er soms tussen de partijen zodanig aan toe dat aan de geschillen aandacht werd besteed in een dergelijk landelijke blad. De tweestrijd in Vriezenveen was landelijk nieuws.

In de Politieke Kruyer nr 342 uit 1786 lezen we over een klacht van een Vriezenvener over het tegenwerken van het Genootschap, de patriotten in Vriezenveen, door de regent schout Jan Hendrik Dikkers.

Er barstte een litanie van klachten los over deze man, deze schout Dikkers. Dikkers was een driftkop en deed alle moeite om nieuw aangenomen patriotse leden in het nastreven van hun idealen te weerhouden. Hij schuwde daarbij niet hier en daar een paar flinke klappen uit te delen. Zo werd bijvoorbeeld Hendrik Braemer zelfs door schout Dikkers in zijn eigen woning aangevallen zodat Braemer en zijn vrouw volledig overrompeld waren vanwege het onverwachte geweld wat Dikkers gebruikte (Braemer en zijn vrouw vielen in onmacht niet wetende waarvoor zulk een onverwacht geweld wel diende). De reden daarvan bleek hun eerst toen de schout nogal grimmig naar de hoed van Braemer had gekeken, waaraan een kokarde van het Genootschap (vrijkorps) was gehecht. Dikkers had hun “met ijselijke slaken” toegeroepen: “Die kokarde zal u donder wat kosten”, en nog meer van dat soort ijzingwekkende woorden en dreigementen die verder niet genoemd werden. De schout gaf bevel aan de Ontvanger van Vriezenveen om alle mobilia (roerende goederen) van Braemer te inventariseren en te verkopen om aan achterstallige betalingen te voldoen. Of Braemer schulden had of niet is niet bekend, waarschijnlijk was het meer als wraakactie bedoeld of dreigement.

Lambert Velthuis die zich ook als patriot had verbonden aan het Genootschap, trok zich daarvan terug omdat de predikant Otto Hendrik Swam zijn vrouw bedreigd had dat hij daarmee niet moest doorgaan, waarmee bedreigd is is niet bekend maar je zou het een vorm van intimidatie kunnen noemen. Swam was van 1784-1788 hulpprediker in Vriezenveen bij de Hervormde gemeente. De reden dat hij naar Vriezenveen kwam is hoogstwaarschijnlijk geweest de ziekte van dominee Gerhardus Brouwer. Brouwer was 73 jaar oud en was 47 jaar lang predikant geweest in enkele gemeenten en als laatste in Vriezenveen. De geschiedenis vertelt dat hij “scheurbuik aan de mond” had, waardoor hij tandeloos was geworden en met veel pijn en moeite kon eten en spreken. Het ambt was hem daardoor in feite onmogelijk geworden. Nadat eerst predikanten van naburige gemeenten de dienst waarnamen, verzocht Brouwer aan de provinciale Staten om het traktement van een adjunct prediker in Vriezenveen goed te keuren. Dit verzoek werd op 11 december 1783 in handen gesteld van de heren gecommitteerden van de kerkelijke zaken en de graaf van Almelo. In 1784 kwam Swam in Vriezenveen.

Het uitten van bedreigingen bleef niet bij Braemer en Velthuis. Ook ene Grobbe ontkwam niet aan intimidatie. Hij werd door de schout gedreigd, namelijk dat als hij het Genootschap niet verliet, zijne WelEd (WelEdele, ofwel de schout) de eer zou hebben hem in de sloot te werpen!

Dezelfde Grobbe werkte bij Claas Kruijs (Claas en Grietje Kruijs), Claas was een voornaam medelid der Regering van het Dorp, kerkmeesters en zestienen, en de voornaamste aanhanger van de schout. Grobbe werd door de vrouw van Kruijs gedreigd dat als hij zich langer met dat volk (patriotten) ophield en daarmee verkeerde, hij dan geen slag werk meer voor haar zou doen, tenzij hij het Genootschap verliet.

De schout waarschuwde en verzocht de vrouw van Gerrit Jan Elshof dat zij de samenkomsten van het genootschap die op zekere tijden in haar woning werden gehouden, uit haar huis moest weren.

Gelukkig kunnen we in deze tijd rustig lid van welke politieke partij ook zijn, zonder gemolesteerd te worden.

Het hele gebeuren in de heerlijkheid Almelo en Vriezenveen zat de prinsgezinde graaf van Rechteren natuurlijk ook flink dwars. Hij zag het als een bedreiging van zij positie en wilde natuurlijk niets liever dan de status van voor 1784 bestendigen. Daarbij uitte hij enig machtsvertoon om te laten ziendat er met hem niet te spotten viel Begin 1786 trok hij met een paar kanonnen door de stad en vuurde daarmee (L. Jonker, gr.nr. 1, overname uit de Politieke Kruyer van maart 1786, nr 329).

De klachten over Dikkers stonden in de krant van de hand van een onbekende Vriezenvener. Hij had meer te vertellen. In het verleden had de schout ingezetenen van Vriezenveen op ongehoorde manier behandeld. Met name bij oproeping van een deel van de ingezetenen om een weg te repareren (hand- en spandiensten) voerde de schout nogal zijn oppergezag handtastelijk uit. Als een enkeling na de vermoeide arbeid wat zat uit te rusten en een pijp tabak had aangestoken, sloeg hij ze met de rotting in het openbaar bont en blauw. De schout viel brave lieden lastig, lieden die zich niet ontzagen om door te gaan in het oefenen hun Genootschap, zoals gebeurde ten huize van de Majoor Hendrik Boeschen, waarbij hij om Boeschen zijn huis heen liep en daarbij de vensters gewelddadig openrukte.

Berent ten Bruggencate, nog steeds tot de oranjefractie behorende, had zich niet ontzien om Hendrik Boeschen in het openbaar te slaan. Leden van de regering van het dorp Vriezenveen gaven zelfs een pak slaag aan enkele leden van het Genootschap die van Almelo terugkwamen (waarschijnlijk van bijeenkomsten die daar werden gehouden). Een tegenstander van het Genootschap had de tamboer daarvan een mep verkocht toen die met de trommel langs de straat ging om de leden op te roepen om te exerceren. Hem werd verboden op straat de trommel nog te roeren. Gelukkig heeft in de meeste van dit soort onaangename gevallen het Genootschap zich zeer geduldig gedragen.

De onbekende eindigt met: “Het is in het algemeen belang dat wij krachtdadig ondersteund worden, daar wij omringd zijn van Vijanden”.

Bestendigen Leezer, Eén uit Vriezenveen.

We hebben de naam Berent ten Bruggencate al een paar keer voorbij zien komen. Berent was gewelddadig bezig geweest in het huis van majoor Boeschen.

De dreun die Berent verkocht aan de majoor galmde na bij het Landgericht in Almelo op 25 maart 1785 (internet, site familie ten Bruggencates wereldwijd, samengesteld door Afina Broekman). Boeschen verhaalt daar hoe hij om 12.00 uur die middag met ten Bruggencate in gesprek raakte over de exercitiegenootschappen. Hij haalde aan dat Berent eerst de schutters in Vriezenveen had aangemoedigd te exerceren maar dat hij ook de eerste was die erbij wegging omdat hij van politiek ideaal verwisselde. Dat was voor ten Bruggencate aanleiding geweest hem een klap voor de mond te geven waardoor Boeschen begon te bloeden, in zijn eer was gekrenkt en smart had geleden. Redenen te meer om ten Bruggencate te laten arresteren en voorkomen. Boeschen eiste voldoening door veroordeling van ten Bruggencate tot het betalen van een som van vijf gouden ducaten aan de Diaconie. Daarna werd Berent zelf verhoord, die toegaf met Boeschen gesproken te hebben over het genootschap en hem een klap had verkocht. Maar Boeschen had daarom zelf gevraagd. Berent had gezegd dat het veel beter zou zijn dat alle ingezetenen samen zouden exerceren (oranjegezinden en patriotten samen) dan wanneer zij in twee partijen verdeeld waren. Dit loffelijk streven van Berent werd niet door Boeschen gewaardeerd. Die reageerde erop dat hij niet langer daarover praten wilde. “Gij zijt maar een afvallige” zou Boeschen hem hebben toevertrouwd. Die opmerking was de aanleiding voor Berent om zijn vuist in beweging te zetten richting Boeschen’s kaak. Berent werd na de Pasen veroordeeld tot het betalen van 2 ducaten aan de Diaconie.

In 1787 kwam Berent ten Bruggencate weer in beeld.

Kapitein Hendrik Arendse en vaandrig Gerrit Jansen, beiden van de Vriezenveense schutterscompagnie, wilden dat Berent ten Bruggencate zijn snaphaan zou teruggeven. Ten Bruggencate zat bij de schutterij maar werd ervan beticht overgestapt te zijn naar de patriotse kant. De snaphaan was hem als een lid van de schutterij uitgereikt, en nu eisten de schutters het wapentuig terug. De eis werd gedaan in februari 1787. Ten Bruggencate weigerde, en een rechtszaak volgde. Bewezen moest worden dat Ten Bruggencate de schutterij had verlaten. Berent ten Bruggencate legde uit dat hij zich door niemand het wapen liet afnemen, het wapen dat hij voor zijn vaderland en ter bescherming van vrijheid en haardsteden had opgenomen. Hij zou het wapen niet neerleggen, dan “ten koste van goed en bloet” zoals hij letterlijk verwoordde, wat er op neerkwam dat hij het wapen niet zou afgeven dan over zijn lijk. Tenminste, dat zouden we nu zeggen.

Ten Bruggencate gaf aan dat hij op versmadende wijze door zijn meerderen was behandeld en hij er genoeg van had op die manier met zijn medeschutters van de compagnie de wapens te moeten gebruiken. De schutterij moest maar bewijzen dat hij de compagnie echt verlaten had.

Arendse en Jansen van de schutters, bijgestaan door ene A. Berends, haalden aan dat ten Bruggencate het reglement op de schutterij eigenhandig had ondertekend en het korps schutterij zelfs had helpen oprichten en tot stand brengen; daaraan kon hij zich zomaar niet onttrekken. Nu hij hun compagnie had verlaten en naar een ander was overgegaan (het vrijkorps van de patriotten) was hij verplicht het geweer of snaphaan aan hun compagnie terug te geven. Het voorwendsel dat hij op een slechte manier door zijn officieren zou zijn behandeld kon hem van de plicht tot teruggave niet ontslaan. Als hij al slecht behandeld zou zijn door zijn officieren, wat volgens de kapitein en de vaandrig niet waar was, dan had hij zich daarover bij de krijgsraad moeten beklagen en daar voldoening vragen, wat hij nooit had gedaan. Arendse en Jansen overlegden daarna enige documenten waaruit bleek dat gedaagde als schutter bij een ander compagnie fungeerde dan de schutterij.

“Ten Bruggencate is met het kleijne corps, dewijl het niet heeft kunnen goedvinden, ingevolge resolutie van Gedeputeerden dezer Provincie zig met het grote corps te vereenigen, als adsistentie naar Deventer uitgetrokken”.

In de rechtszaak werd gesteld dat Arendse en Jansen niet hebben kunnen bewijzen dat ten Bruggencate hun compagnie, de schutterij, had verlaten en dit zouden zij ook niet kunnen omdat het inderdaad zo niet was. Het bewijs hiervan zocht men tevergeefs in de overgelegde documenten. Daarin vond men wel dat ten Bruggencate naar Deventer voor assistentie was geweest en met leden van een vrijkorps was meegegaan, maar waarom? Omdat niemand van zijn eigen compagnie mee wilde gaan. Ten Bruggencate heeft dit echter gedaan met kennis van zijn Verwalter (vervanger) Kapitein Jan Roelofs. Aan hem had ten Bruggencate gezegd dat hij in Almelo de boodschap had ontvangen dat alle vrijwillige schutters met die van Almelo naar Deventer konden gaan, op welke boodschap die van het vrijkorps ook zijn uitgetrokken.

Voorts werd uitgesproken dat hij het wapen droeg voor de goede zaak des vaderlands en voor de vrijheid, waar die ook werd aangerand. Dat ten Bruggencate als schutter van het zogenaamde vrijkorps fungeerde en daarmee exerceerde, dat alleen maakte hem zeker niet tot lid van zulk een genootschap. Hij is geen lid van het “kleijne corps” hij heeft daarvoor niet getekend, van hem worden daarvoor geen boeten genomen. Wel was hij gevraagd om lid van het patriottisch korps te worden nadat men hem in het oranjegezinde kamp niet meer pruimde, maar hij weigerde lid te worden omdat dat hij nog onder de compagnie van de schutterij viel. Uitgesproken werd dat ten Bruggencate de compagnie van de schutterij niet had verlaten.

De acties die we tot nu toe van ten Bruggencate hebben meegemaakt spelen zich af in zijn oranjegezinde periode. Na 1787 zullen we hem later terugzien als patriot. Het zou zo kunnen zijn dat de gebeurtenis in 1787 voor hem een omslagpunt geweest.

Ten Bruggencate ging naar Deventer, waarom weten we niet zeker. Maar in die tijd werd daar wel assistentie gevraagd naar aanleiding van het uitbreken van onlusten tussen prinsgezinden en patriotten.

Goejanverwellesluis en Vriezenveen

We blijven nog even in 1787 hangen want dat was een belangrijk jaar voor de politieke ontwikkelingen in de Republiek, en dan met name in de maand juli. Er vond toen een gebeurtenis plaats die voorlopig een aantal jaren een einde maakte aan het streven van de patriotten naar vrijheid en gelijkheid. Het volgende was er aan de hand.

De partijenstrijd in de Republiek leidde ertoe dat er op een gegeven moment provincies uitgesproken patriots waren of uitgesproken oranjegezind. Holland was uitgesproken patriots, de oranjegezinden vertegenwoordigden een minderheid in de Staten van Holland. Ook Utrecht en Overijssel waren al voor een groot deel patriots. Gelderland daarentegen hoofdzakelijk oranjegezind.

Het geval wil dat onder druk van de patriotten stadhouder Willem V met zijn gezin Den Haag verliet en vertrok naar een burcht bij Nijmegen in Gelderland, een oranjegezind, dus prinsgezind bolwerk.

Prins Stadhouder Willem V nu was getrouwd met Wilhelmina van Pruisen. Haar broer was de koning van de Pruisen, Frederik Willem II genaamd. Het was prinses Wilhelmina er alles aan gelegen om het ancien regime zoals dat enkele eeuwen in de Republiek hoogtij had gevierd, te bestendigen.

Zij probeerde haar man Willem V er toe te brengen dat zij de oranjegezinde minderheid van de Hollandse Staten zou overhalen om hem weer naar Holland te laten komen en daar met zijn leger de macht te herstellen en de patriottenbeweging neer te slaan. Willem V was echter niet zo maar een voorstander van militair ingrijpen; hij vond dat de stadhouder in dienst was van de Staten, alles moest volgens de regels van de constitutie verlopen. Een uitnodiging van de Staten om daaraan gehoor te kunnen geven zou wel geheel binnen de regels van de constitutie zijn. De patriotse meerderheid in de Staten namelijk was afkomstig uit steden met, volgens de oranjegezinden, op onwettige wijze ingestelde patriotse besturen dus was er alle aanleiding om de oranjegezinden die wel wettig vertegenwoordigd waren, de meerderheid in de Staten toe te kennen. Uiteindelijk zwichtte Willem V voor de herhaalde verzoeken op voorwaarde dat de oranjegezinden in Den Haag eerst akkoord zouden gaan met het plan. Gijsbert Karel van Hogendorp (dezelfde die met Van Limburg Stirum en Van der Duyn van Maasdam in 1813 de Nederlandse onafhankelijkheid uitriepen en de komst van koning Willem I voorbereiden) polste de oranjegezinden in Den Haag die eveneens grote instemming betoonden met het plan. Wilhelmina vertrok eind juni 1787 naar het patriots gezinde Holland, en wel richting Den Haag. Tussen Schoonhoven en Haastrecht, bij het gehucht Bonrepas, werd het gezelschap echter aangehouden en naar het gehucht Hekendorp geleid waar de prinses met haar gevolg in feite gevangen werd gehouden in een boerderij nabij de Goejanverwellesluis (Arie Wilschut, Goejanverwellesluis blz 10 e.v.).

Uiteindelijk moest ze terugkeren naar Nijmegen omdat ze van de patriotse Staten geen toestemming kreeg om verder te reizen naar Den Haag. De aanhouding van Wilhelmina door de patriotten wekte in Europa opschudding. De Pruisische koning Frederik Willem II (broertje) eiste van de Hollandse Staten dan ook onmiddellijke invrijheidsstelling en excuses en het bestraffen van de schuldigen. Er werd echter niets op uitgedaan door de Hollandse Staten, met name niet omdat Wilhelmina al weer terug was toen de eis bij de Staten binnenkwam. Verdere actie scheen er niet te komen, behalve dan dat half juli een Pruisisch leger van 20.000 man werd samengetrokken bij Wesel vlakbij de Nederlandse grens. Echt iets van plan was Frederik Willem in eerste instantie niet. Berlijn werd echter onophoudelijk door de oranjegezinden bestookt met smeekbeden om genoegdoening totdat koning Frederik Willem II zijn zuster een tekst liet opstellen waarin genoegdoening werd geëist van de Staten van Holland. Er werd een Pruisisch ultimatum gesteld, namelijk dat de Staten binnen 4 dagen de prinses moesten uitnodigen. De Staten nodigden de prinses uit onder voorwaarde dat de orde en rust niet verstoord zou worden. Die laatste toevoeging was voor de oranjepartij onaanvaardbaar. De Pruisische inval begon daarop en met behulp van Engelse legers werden de patriottische bolwerken uiteengeslagen. Er waren bloedige vervolgingen, het Pruisische leger verrichtte veel mishandelingen onder de patriotten. Een groot aantal patriotten vluchtte o.a. naar Noord Frankrijk. Enkele weken later werd de stadhouderprins in ere hersteld en was de revolutie in de Republiek bedwongen. Het was toen snel gedaan met de uitvoering van de patriotse idealen in de Republiek. Een persoon die naar aanleiding hiervan ook de grens met Frankrijk overschreed was de patriottisch voorman HW Daendels, die later als generaal onder Napoleon een Bataafs leger (Nederlandse soldaten) aanvoerde dat samen met het Franse leger de Republiek introk.

Op 15 september 1787 waren de Pruisen in Overijssel. In Vriezenveen is het er blijkbaar rustig aan toe gegaan volgens ooggetuige Grietje Kruijs.

Een afdeling Pruisische huzaren, 900 man sterk, zwenkte op die 15e september af naar het patriottische Overijssel en ontwapende overal de genootschappen (Huzaren waren bontgeklede ruiters die beschikten over een grote ruiterkunst; in bijna elk land werden deze legereenheden opgericht). Jonker haalt in zijn aantekeningen een citaat aan van Kruijs uit 1787, waarin hij zegt dat de koning van Pruisen enige duizend man in Gelderland over de grens liet gaan en een 7 a 800 huzaren door Overijssel trokken die alle patriotten ontwapenden. Kruijs zegt dat hij ook een huzaar ingekwartierd heeft gehad, ene Sicker, 26 jaar oud. De Pruisen hebben ook in Vriezenveen een zuivering gebracht, alle geweren en de trommels van het vrijkorps werden meegenomen; de geweren en de twee koperen trommen en vaandel van de oranjegezinde schutterij konden blijven. Zijn echtgenote Grietje omschreef de interventie van de Pruisen in de Republiek en in Vriezenveen als volgt:

“het was een vrugtbaar jaar van alle landgewassen, dog onder den segen van God was ter een grote beroerte in ons land en gink so hoog dat er vele huysen geplunderd door de patriotten, dog den God des Hemels gaf uitkomste, in het midden van september kwamen er van de Pruisen in ons land; over Nimwegen na de Hollandse steden en twee regimenten husaren hier in de provincie Overijssel, die de patriotten ontwapenden, dog geen mens kwaad deden; in Almelo waren er een grote vierhonderd man en alhier op het Vriesenveen waren zes en dertig man, in ons huis was ook een husaar, zijn naam was Sicker, een persoon van 25 jaar, goed van gedrag; haar ophoud was anderhalven dag, hebben de geweers, trommen en vendels met gevoert so dat onse gantse vaderland in tijd van agt dagen weder in ruste was en in plaats van swarte kokarden werden oranje linten gedragen”.

Het molesteren van patriotten dat her en der in de Republiek gepaard ging met de zuivering, heeft in Vriezenveen niet plaatsgevonden mogen we dus aannemen.

De rust keerde weer in het dorpje Vriezenveen, althans scheen weer te keren. Het was natuurlijk onzin te veronderstellen dat een dergelijke nieuwe politieke opleving, die 3 jaar sterk optrad in de Republiek, niet zomaar door een vreemd leger wat toch weer het land moest verlaten de kop werd ingedrukt. Daar kwam nog bij dat niet alleen in de Republiek de revolutionaire gedachte leefde om aan feodale bewindsstructuren een einde te maken. In meerdere Europese landen probeerde het volk steeds meer greep te krijgen op bestuur en politiek, probeerden paal en perk te stellen aan de onderdrukking door adel, regenten, heersers, het zogenaamde ancien regime. De vrijheidsgedachte werd warm gehouden in Europa. Frankrijk was daar het voorbeeld van, de gebeurtenissen daar zijn van grote invloed geweest op de rest van Europa, en kunnen rustig aangehaald worden als de grondslag voor de huidige Europese democratische stelsels.

Voorbodes van de revolutie in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en in Vriezenveen

Er is na 1787 een periode van enkele jaren rust geweest in Vriezenveen maar we moeten niet denken dat alle politieke gemoederen bedaard waren. Er bleef natuurlijk wat broeien. Om daar iets van te kunnen verklaren moeten we ook even kijken naar wat er om ons heen gebeurde, over de grenzen van de Republiek.

De revolutie, omwenteling, die in de Republiek in 1795 plaatsvond heeft alles te maken met de Franse revolutie. Frankrijk kende de revolutionaire “uitbraak” van haar volk in 1789, wat zich in aanvang uitte met de bestorming van een monarchistisch bolwerk, de staatsgevangenis la Bastille. Het land ruilde de titel van Koninkrijk in 1792 in voor Republiek, de constitutionele monarchie werd afgeschaft. Vrijheid, gelijkheid en broederschap was het revolutionaire adagium van de vrijgevochten volken. De Franse monarchie was in een diepe financiële crisis geraakt o.a. door de oorlog met Engeland vanwege de steun die Frankrijk aan het Amerikaans onafhankelijkheidsstreven verleende. Maar daar was ook de uitbuiting van de gewone burger, de spilzieke hoge adel etc. Vooral Marie Antoinette, echtgenote van Lodewijk XVI, die exhorbitante bedragen uitgaf voor luxe, wordt bij dat laatste nog al eens als voorbeeld aangehaald. Om de problemen op te lossen werden de standen (adel, geestelijkheid en derde stand) te hulp geroepen. De Franse derde stand was echter, na gemobiliseerd te zijn, niet van zins zich naar adel en geestelijkheid te schikken net zo min als de Nederlandse burgers zich in navolging later door adel en regenten meer lieten gebruiken. Als representant van de natie vond de derde stand dat zij het recht had eigenhandig orde op zaken te stellen.

De gelijkschakeling die het revolutionaire Frankrijk tussen 1789 en 1793 doorvoerde was ongekend. Men hief afzonderlijke territoriale gebieden op, verenigde dorpen tot nieuwe gemeenten, schafte feodale voorrechten af evenals de gilden met hun privileges, men ontnam adel en geestelijkheid het gezag in hun gebied. In 1792 werden de twee belangrijkste mensen van de gehate monarchie, Lodewijk XVI en zijn vrouw Marie Antoinette, op de guillotine gebracht. Claas Kruijs omschrijft hier in Vriezenveen die gebeurtenis als volgt:

“het oorlogsvuur in Vrankrijk is uitgebarsten, inwendig in haar eigen lant, zodat zij haren konig hebben onthooft”.

In Frankrijk gaf men na de revolutie daar in 1789 te kennen dat ook de omringende landen gewapenderhand vrijheid, gelijkheid en broederschap bezorgd moesten worden. De in 1787 uitgeweken patriotten van de Republiek speelden daar op in en vormden in Frankrijk een revolutionair Bataafs comité die een Bataafse Republiek voor ogen stond. De macht aan het volk en een gekozen regering uit het volk. Weg met de tirannie, het feodale, onderdrukking, herendiensten etc. Een kopie van Frankrijk.

In 1792 verklaarde Frankrijk in dat licht de oorlog aan een Pruisisch Oostenrijkse coalitie met een eigen Frans leger. Frankrijk had geen huurleger maar een massaal volksleger dat vocht voor een ideaal, dus des te meer gemotiveerd en des te beter hanteerbaar in de strijd. In 1793 verklaarde Frankrijk met dezelfde achterliggende gedachte de oorlog aan de stadhouder, niet aan de Republiek of het volk. De stadhouder was immers de belichaming van datgene wat door de revolutionairen werd bestreden; ook aan de Engelse koning werd de oorlog verklaard. Samen met dat grote Franse leger vocht het Bataafs legioen dat bestond uit de gevluchte Nederlandse patriotten onder leiding van Herman Willem Daendels, die in 1787 naar Frankrijk was gevlucht voor het Pruisische geweld als gevolg van de kwestie Goejanverwellesluis.

Claas Kruijs schrijft in 1793 dat de Fransen Holland en Engeland de oorlog hadden verklaard en de Fransen hadden in het voorjaar van 1793 hun opmars gemaakt. Maastricht, Venlo en Geertruidenberg werden belegerd. Later was Breda door de Fransen ingenomen maar de prins en het leger hadden zich manhaftig gedragen, aldus de berichtgeving van Claas. De Hannoveranen waren de stadhouder te hulp gekomen. Vierhonderd man (ruiters) Hannoveranen waren door Vriezenveen gekomen, de staf (leiding) was bij Hendrik Spijker geweest. In de voornaamste huizen in Vriezenveen waren de officieren ingekwartierd geweest. Bij Kruijs zelf was een luitenant genaamd graaf Eijnhausen, volgens hem een braaf persoon.

Berichten over de naderende oorlog werden voor zoveel mogelijk bijgehouden door de familie Kruijs en via brieven werden deze gebeurtenissen ook gemeld aan hun kinderen Johanna en Jan, die in een onveiliger deel van de Republiek zaten, namelijk in Amsterdam. Op 12 september 1794 schreef Grietje Kruijs dat er telkens nieuwe berichten uit Almelo kwamen over de oorlog. De zondag daarvoor ging veel volk en zwaar geschut door Oldenzaal en Delden. Het kon gebeuren dat Vriezenveen ook niet vrij bleef, aldus Grietje, “hope de Here sal onse wapenen segenen, onse plaatse is seer in ruste maar als er een slecht gericht komt dan gaat het haar als de vliegen in de sonneschijn”.

Die rust werd snel genoeg verstoord want in 1794/1795 trokken Franse en Bataafse legers uiteindelijk de bevroren rivieren Maas en Waal over onder leiding van de Franse generaal Pichegru en generaal Daendels. Op 25 oktober 1794 staat in een brief aan zoon Jan Kruijs, die woonde op het water voor de Papenbrug in Amsterdam, dat men in Vriezenveen in het veld staande, sterk hoorde kanonneeren. Men naderde Vriezenveen.

Maar die Fransen en uitgeweken patriotten werden in de Republiek door de patriotten niet beschouwd als vijanden, integendeel, als vrienden, bevrijders! Bevrijders van het ancien regime, de knechting van de adel. En de patriotten kregen weer de kans om hun idealen te verwezenlijken. De Oostenrijkse, Engelse en Pruisische legers werden verslagen toen eind 1794 de Fransen Nederland binnentrokken en die verslagen legers namen langzamerhand de benen o.a. naar ons buurland.

De naam Bataven die we al een paar keer zij tegengekomen, ontleenden de vluchtelingen die in 1787 naar Frankrijk waren gegaan, aan de vrijheidsstrijd van de Batavieren tegen Julius Civilis, de Romeinse overheersing.

Pokkenepidemie in de Franse tijd

Naast deze vrijheidsbeweging die de gehele Republiek aanging maar ook Vriezenveen natuurlijk, was er ziekte in Vriezenveen. Niet zomaar een griepje, maar een epidemie met nogal wat gevallen van dodelijke afloop.

In 1794/1795 heerste er een pokkenepidemie die heel wat slachtoffers heeft geëist. In Vriezenveen heerste de epidemie overal, het was Grietje Kruijs onmogelijk om over alle gevallen aan haar kinderen in Amsterdam te schrijven, zo veel waren het er. Grietje beschrijft de stand van zaken met betrekking tot de pokkenepidemie bij haar in de buurt:

“De pokken vallen hier hoe langer hoe meer in (=het wordt steeds erger). Heden wordt Gerrit van ’t Rot zijn dochtertje Jennegien begraven, haar kleinste kind is ook erg; Johannes van ’t Rot overleed kort daarna, een zuigeling, drie van die familie hadden ook de pokken. Gisteravond is Keep Gradus zijn oudste kind ook overleden aan de pokken. Jesiena heeft het erg te pakken, ze was zo door de pokken opgezwollen dat geen mens haar konde herkennen, en als het toegenomen hadde, zoud het genoodzaakt zijn geweest dat slaapjakkien en de borstrok te moeten opensnijden. Echter waren het mooie pokken maar ik hebbe nog van genen zoo hevig gezien en zij had zoo’n pijn en last daarvan, schoon zij haar so hard heeft gehouden als gene konde doen en 24 uur heeft zij zoveel slijm opgegeven en de mond was so opgeswollen dat het altijd liep en met doeken onderhouden wierd, in tijd van een ½ uur was alles weer nat. Egter zag ik niet dat er doodsgevaar bij was, de borst en hals bleven genoegzaam open. Heden zijn de pokken al heel opdrogende maar etterachtig, onder de voeten had zij vele, maar mooie pokken,en geen koorts of hoest maar gedurig drinken, zij is niet meer herkenbaar, haar hoofd was wel eens zo groot, op de kinnebacken was nog al enige tussenplase anders was het gezigt beset, het ene ooge is niet toegeswollen geweest maar het regter had se op de oogleden so dat het heden al niet open is, over de rest van haar lichaam had ze pokken, gele erwten, met twee vingers er tussen telkens nieuwe. Gesina Fronten heeft het ook en vrij erg en de kleine meid van H Winter is ook erg slim. Een meissie van schoenmaker Jansen dat is nogal redelijk. Twee kinderen van Mannes Hof zijn ook slim, van het kleinste wordt al gezegd dat het dood is. Het kind van Jannes Boeschen wordt heden begraven, ook van de pokken. De klokken gaan alle dagen. Keep Gradus zelf is ook overleden, nalatende een hoogzwangere vrouw en vier kinderen. Jan Engberts is al weer beter; die van de Groote zijn er weer doorheen. Klasien heeft weinig pokken gehad maar is zeer stijf en ziet er slecht uit. Mina d’r jongens zijn weer beter maar het kleinste ligt nog in voortdurende binnenkoortsen en J ten Cate wordt beter maar langzaam, hij komt daags meer overeind. Berent Snijders haar kleinste kreeg ze ook maar niet erg, de overigen in onze buurt zijn nog vrij. Verscheiden zijn ingeënt, Hanna Grobben, dat kind van Fineman ook ingeënt. De voordogter van Brasens Jannes is zeer slim (erg ziek) geweest, neef Hendrik zijn dochter is ook erg ziek en Jan Prinsens dochter heeft ze ook. Maarten van der Loo heeft ze ook maar niet gevaarlijk en de vrouw van Mannes Esse, Dike, heeft ze ook. Onze Jesine en Berend houden zich nog goed”.

In juli van dat jaar namen de pokken af en vanaf september werd er over de ziekte niet meer gerept. Toch hebben de pokken heel wat mensenlevens geëist in Vriezenveen.

In 1803 verspreiden de pokken zich ook weer in Vriezenveen:

“De pocken vallen hier ook in en verspreiden zich, dat meissien van Brugge Gerrit is reeds weer beter, heden sijn se bij Pieter Willem Stevens sijn soon en bij Huttenboer en bij Battes Peuver twee. Battes Bramer heeft de zijne voor eenige weken laten Koepocken, die setten heel goed”.

Ook Grietje Kruijs zelf had last van de ziekte en bij haar waren de koepokken goed aangeslagen. De pokken heersten hier en daar nog in Vriezenveen maar breidden zich niet erg uit. In januari 1804 waren nog twee mensen gestorven aan de ziekte, een zoon van Kroesen Engberts, wiens vrouw twee weken daarvoor een kind had gekregen, en verder een kind van Bertus Eerten. De kinderen van Smit Derk kwamen er doorheen terwijl het oudste kind van Knikkel Jan er slecht aan toe was.

De revolutie in de Gewesten; revolutie in Vriezenveen op 25 februari 1795

Nu de Fransen en Bataafse soldaten de Republiek waren binnengestroomd, werd het voor Stadhouder Willem V te heet onder de voeten en hij vertrok met zijn gezin naar Engeland; later is hij daar ook overleden. De Bataafse Republiek werd in mei 1795 uitgeroepen en de Fransen werden, zoals eerder vermeld, als bevrijders van het ancien regime en brengers van vrijheid en gelijkheid begroet. De oude Grondwet –die van de Unie van Utrecht- werd aan de kant geschoven en een nieuwe Grondwet moest worden opgesteld. De onafhankelijkheid van de Bataafse Republiek werd erkend door Frankrijk, de Republiek werd (nog) niet geannexeerd. De Bataven mochten hun revolutie maken maar ze moesten fors betalen voor de hulp van de Fransen; 100 miljoen gulden moest worden betaald plus het onderhoud van 25.000 man Franse troepen (vestiging van een Frans garnizoen in Vlissingen). Het bondgenootschap met Frankrijk, vertaald in het vredestraktaat van mei 1795 in Den Haag, bracht de Bataafse Republiek ook in oorlog met Engeland wat weer nadelig was voor de overzeese handel van de Republiek. Financieel werd het er allemaal niet voordeliger op.

Het volk, althans het niet-orangistisch deel ervan, vierde de Republiek uitbundig. De leuze Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap verscheen op tal van aanplakbiljetten en als kop voor kranten. Het jaar 1795 kreeg als toevoeging: Het eerste jaar van de Bataafse vrijheid.

De provisionele representanten van de steden en gemeenten, zoals de bestuurders in de Bataafse Republiek werden genoemd, zonden hun gedeputeerden naar de gewestelijke staten zodat van daaruit uiteindelijk ook de Staten-Generaal in Den Haag Bataafs werd. Op 1 mei 1798 werd de eerste grondwet van Nederland vastgesteld. Er kwam een nieuwe provinciale indeling, adellijke titels en heerlijke rechten werden afgeschaft. Verder kwamen er departementale besturen en gemeenteraden.

Later zouden de Nederlanders vanwege de steeds verdergaande bemoeienis van de Fransen met binnenlandse aangelegenheden, er spijt van krijgen dat ze waren binnengehaald.

Eind mei 1795 was heel Overijssel Bataafs. Overal werden vrijheidsbomen geplant. De provisionele representanten van het volk regeerden de provincie democratisch. Tijdens de Bataafse Republiek werden adeldom en titulatuur afgeschaft en burger raakte als aanspreekvorm geaccepteerd. Het gemeentebestuur werd betiteld als regering of municipaliteit. Een brief aan de gemeente Vriezenveen had vaak als aanhef: Aan de Regeering van Vriesenveen, of Aan de municipaliteit van Vriesenveen.

Om de vrijheidsbomen danste men de carmagnole, een Franse revolutionaire rondedans.

De vrijheidsboom was vrijwel altijd een lange staak, meestal een den, spar. Het was een symbool van de vrijheid. De Bataafse revolutionairen sierden de boom met blauwe, witte en rode linten, de kleuren van de Franse revolutie. In enkele gevallen werd er een bord bij gehangen waarop woorden de betekenis van de boom uitdrukten. De boomplanting was in de eerste plaats bedoeld als een feest van de vrijheid, dat de bevrijders samen met de plaatselijke bevolking vierden. Het feest kon pas gehouden worden als er in de ogen van de revolutiegezinden, ook daadwerkelijk een doorbraak was gepleegd, dus wanneer het Frans-Bataafse leger de plaats had bevrijd. Planters van de boom waren of Bataafse of Franse soldaten of lokale revolutionairen.

In Almelo hadden een negental vermogende burgers in allerijl een som van f 2050,--bijeengebracht om enige colonnes van de Franse jagers daarheen te lokken zodat zij de stad voor plundering van de terugtrekkende troepen die tegen de Fransen vochten zouden bewaren, en zo waren in februari 1795 in diverse plaatsen hier de Fransen al ingekwartierd.

De troepen werden in Almelo welkom geheten door een commissie uit de nieuwe municipaliteit; bij monde van de secretaris van die commissie sprak deze de volgende woorden aan generaal van Damme, commandant van de Armee du Nord:

“Burger Generaal, in naam en op last van Almelo’s burgerij wenschen wij u van herten wellekom in ons gewest, Edelen Held! Etc etc en op het einde: Ontvang in naam van dit gansche Almelosche volk den kus van broederschap”.

In Vriezenveen was er veel vreugdebedrijf, teveel om op te noemen, vertelde Grietje Kruijs. De vrijheidsboom was op 25 februari 1795 door de patriotten al voor de weg van de kerk geplant, en daarmee voltrok zich de revolutie in Vriezenveen.

Maar waren die Fransen wel zo vriendelijk? Al direct na de binnenkomst van de Fransen in Overijssel werden goederen vereist voor de Franse troepen. Dat ging niet op een vriendelijke manier, getuige een brief (uit gemeente-archief van Almelo) van HJ Colmschate, secretaris van Almelo, van 6 maart 1795, dus amper vier maand na binnenkomst van de Fransen in de Republiek. Er moest hooi geleverd worden voor de paarden van de Franse troepen:

“De regeringe van Vriesenveen wordt gereguireerd om tegens contante betalinge ten minste twee duysend pond hooij ogenblikkelijk na Almelo te bezorgen, ten einde de Municipaliteit van Almelo in stand gesteld worde (in staat word gesteld) daarvan behoorlijke leverantie aan de Fransche troepes te kunnen doen; zullende men in cas hier aan niet mogt worden voldaan (mocht Vriezenveen hieraan niet voldoen) genoodzaakt zijn een detachement troepes te moeten zenden ten fin dese requisitie (ten einde aan deze eis te voldoen) met meerder nadruk te effectueeren”.

Actum, Almelo den 6e maart 1795

Was getekend en gezien,

HJ Colmschate, secretaris

En dat was nog maar het begin van leveranties voor de Fransen.

Tijdens het planten van de vrijheidsboom in Vriezenveen werden de torenklokken geluid en tijdens het luiden barstte een klok. Bij de festiviteiten kwamen wel inkwartieringen omdat er ongeveer 100 man uit Almelo kwamen om het feest bij te wonen, waarvan er 6 bij de familie Kruijs kwamen te eten. “Wij konden der wel mee doen”, zei de oranjegezinde Grietje Kruijs-Otten.

In het voorjaar van 1796 werd de gebarsten klok gerepareerd. De klokkengieterij werd ter plekke klaargemaakt. Diverse paarden en wagens moesten een week dienst doen om stenen van Rijssen op te halen. Leem en plaggen voor de opbouw van de oven kwamen van het oude kerkhof. De oven werd met beukenhout gestookt. Het heeft enige weken geduurd voor men klaar was. Vanuit Tubbergen kwam een gieter voor de binnenvorm. Hij had zijn vrouw ook meegenomen naar Vriezenveen. Zij hadden in vrouw Mullers huis gelogeerd. Volgens Grietje Kruijs ging zij op haar juffrouws gekleed met lange haren. In juni 1796 schoot het eindelijk op met de gieterij. De binnenvorm was klaar en een maand daarna was het werk af. Was het werk wel af? Het is de vraag of de klok is gerepareerd of dat er een nieuwe door de klokkengieter is gemaakt. Dat lezen we verder op in het verhaal rond de kerk.

De Franse en Bataafse legers die de Republiek introkken vochten tegen de staatse troepen van de Republiek, Engelse troepen en Hessische en Hannoveraanse troepen uit Duitsland.

De Fransen zegevierden over genoemde legers en begin november 1794 begon de terugtocht van deze troepen op gang te komen o.a. door Overijssel naar Duitsland. Bij die terugtocht veroorzaakten ze nogal wat overlast. Dr Joh Theuniszn beschrijft dat in zijn boek Overijssel in 1795 uit 1943 als volgt:

“Begin 1795 waren er veel klachten over excessen die ten plattelande werden gepleegd door passerende korpsen van Hessische en Hannoveraanse troepen en door de last die ingezetenen lijden door de verplichte inkwartiering van manschappen en paarden”.

De terugtrekking van de troepen naar Duitsland liet ook Vriezenveen niet onberoerd. Op 17 januari 1795 begon het met de inkwartieringen van troepen die in Engelse, Hessische of Hannoveraanse dienst stonden. Rond de 100 man kwamen in Vriezenveen, jagers, in het groen gekleed met zware mutsen. Een luitenant met twee knechten en twee paarden kwamen bij de familie Kruijs. De luitenant was een goed heer, de mensen spraken meest Duits. Zij waren in de keuken getrokken omdat in de kamer niet gestookt kon worden. Er werd gezegd dat er nog veel meer zouden komen. De keuken van de familie Kruijs werd de luitenant wat te klein en hij ging met zijn gevolg naar Arendsen, een neef van de familie. Kruijs kreeg anderen ingekwartierd. De majoor van het korps lag bij Scholte ingekwartierd.

Op 24 januari 1795 kwamen er Hannoveraanse troepen in Vriezenveen en ten huize van de familie Kruijs werd een kapitein ingekwartierd. Overal waar kamers vrij waren werden officieren gelegerd. Deze mensen gedroegen zich heel goed, volgens Grietje Kruijs. De Jagers die eerder ingekwartierd waren, waren enkele dagen gebleven en toen naar Daalen vertrokken. Vriezenveen zat op dat moment vol met inkwartieringen.

Het weer zat de Vriezenveners in die tijd ook niet mee. De winter van 1794 op 1795 was volgens de beschrijving van Grietje Kruijs een buitengewone harde winter die al in december 1794 begon, en half maart 1795 lag er nog ijs in het water zodat de Fransen alle wateren konden gebruiken als bruggen. “Ze zijn in januari Holland binnengetrokken en vervolgens naar alle provincies en de Engelsen moesten voor hen ruimen”, aldus Grietje. De inkwartieringen duurden voort:

“Eenige duisent man zijn door onse provincij gekeert en vele wagens, viermaal hebben wij op het Vriesenveen ook inkwartiering gehad maar hebben ons niet berooft”.

Weer een groep van 300 á 400 man, nu huzaren, zocht voor 3 dagen onderdak in het dorp en enkele dagen daarna nog eens 300 man die dertien dagen bleven. Het was voetvolk (infanterie) en de familie Kruijs had van de eerste 300 man de kapitein en van de volgende lichting onderdakzoekende soldaten weer een luitenant in de kost. In maart waren er voor een periode van 8 dagen ongeveer 700 Fransen ingekwartierd in Vriezenveen. Goede mensen, volgens de familie Kruijs.

Er zijn nogal wat verplichte wagendiensten gereden, ten eerste voor de terugtrekkende troepen maar later ook voor de Fransen vanaf februari/maart over een periode van twaalf weken. Elke dag moesten er meestal tien wagens naar Almelo waar een hoofdkwartier was. Een aantal keren moesten er zeventig tot tachtig paarden voor de Fransen klaar staan en die werden dan tijdelijk in kerken opgesloten, iets waar de Fransen zich niet aan stoorden, overal gebruikten zij kerken om paarden te stallen. Grietje Kruijs vertelt dat op een keer wel dertig paarden te Borculo veertien dagen lang opgesloten zijn geweest.

Paarden en wagens werden regelmatig gevorderd om dienst te doen voor vervoer van militairen of anderszins, zoals bijvoorbeeld in juni 1795 toen er 83 wagens met haver naar Deventer moesten.

Onderstaande brief van 9 juni 1795 van Grietje Kruijs aan haar dochter, laat zien de aanspreektitel in de revolutietijd, de burgeresse Johanna Kruijs. Daarin wordt ook gesproken over het vorderen van wagens, en bericht zij ook over de steeds stijgende kosten van levensonderhoud, waarover verderop meer wordt verteld:

“Aan de burgeresse Johanna Kruijs te Amsterdam

Heden sijn hier drie husaren met order om tien wagens, die moeten vanavond nog na Almelo”.

Op 8 juli 1795 moesten 20 wagens met paarden vanuit Vriezenveen in dienst van de Fransen vertrekken naar Almelo. Schout Spijker ging daarop naar Almelo waarschijnlijk met de bedoeling om te kijken of die vordering nodig was. Daar ontmoette hij een aantal Franse huzaren die ook nog eens 12 wagens wilden vorderen van de Vriezenveners. Spijker ging toen naar de municipaliteit van Almelo en bezocht daar de secretaris van de Commissie van Oorlog en een generaal, om van die nieuwe vordering af te komen. De generaal verklaarde dat hij met 5 wagens en vier paarden genoegen nam maar dat de in dienst zijnde wagens moesten blijven voor aanvoer van levensmiddelen voor mens en paard. Daarop gaf Spijker aan de dienstdoende Vriezenveners te kennen dat zij moesten blijven. Blijkbaar dachten zij er anders over want ’s nachts om 12 uur deserteerden ze met paard en wagen en namen de vlucht niet alleen naar Vriezenveen maar ook naar de Voshaar onder het gericht van Ootmarsum en naar de Bruinehaar en de Striepe in het graafschap Bentheim. De volgende dag

’s ochtends op 13 juli begaven zich drie Franse huzaren naar Vriezenveen om de municipaliteit van de desertie op de hoogte te stellen en met het verzoek om hen de huizen van de gedeserteerde personen aan te wijzen. Toen ze niemand thuis troffen gingen ze terug naar de municipaliteit met de eis om direct 20 wagens te bezorgen. De gemeente kon er echter niet aankomen dus gingen ze zelf bij de ingezetenen rond, met als gevolg dat er hier en daar nogal wat ruwe toestanden voorvielen; bij Johannes Bokdam o.a. werden de ramen ingeslagen.

De schout kreeg op zijn tabberd want hij had, in plaats van naar Almelo te gaan, in Vriezenveen moeten blijven om er op toe te zien dat de gevorderde wagens tijdig op de vereiste plaats werden afgeleverd. Dan was er niets aan de hand geweest en hadden diegenen die vanaf 8 juli dienst hadden met hun paard en wagen na die dienst gerust weer naar huis kunnen gaan; door dat verzuim werden zij nu veel te lang opgehouden. Dat er geen andere wagens en paarden in Vriezenveen te vinden waren was onjuist maar het was billijker geweest om de gevorderde wagens af te lossen door anderen. De schout had dus voor aflossing moeten zorgen, de dienst voor de huzaren had niet door dezelfde mensen mogen plaatsvinden. Er werd geoordeeld dat de Vriezenveners hun plicht hadden gedaan en naar huis mochten gaan. Dat ze toen met hun paarden en wagens direct naar Vriezenveen of naar elders zijn gegaan doet niets ter zake. Dat de huzaren brutaliteiten hebben bedreven is niet de schuld van de gevluchte Vriezenveners daar zij hun plicht vervuld hadden, maar van degene die niet op tijd volgens hun plicht gezorgd hadden dat er andere wagens gevorderd werden.

In maart 1795 gingen er geruchten in Vriezenveen dat de Engelsen terug zouden komen maar men waande zich gelukkig dat de Fransen hen hadden verjaagd tot Bentheim Nieuwenhuys en Velthuysen. Inkwartieringen kwamen later in dat jaar niet zo veel meer voor. In juni 1795 vertrokken de Fransen op enkelen na uit Vriezenveen, rond die tijd werden namelijk kampementen van de Franse en Hollandse troepen in het veld gelegd, waar zij zich legerden. Die kampementen werden gelegd bij of tussen Zuthem en Deventer. De marsen van de Fransen later in 1795 vanuit Groningen en Friesland die naar de Rijnkant trokken gaven weinig krijgsvolk in Vriezenveen te zien. Door Almelo waren wel een paar duizend man getrokken. Vriezenveen lag wat dat betreft niet altijd op de marsroute van de diverse legers.

De revolutie had ook gevolgen voor de adel waar Vriezenveen mee te maken had. Rechten, belastingen en dienstverleningen aan de adel werden gedeeltelijk gewoon afgeschaft net als in de rest van de Bataafse Republiek dat het geval was. Bij schrijven van 9 mei 1795 van de provinciale representanten van het Volk van Overijssel werden aan de inwoners van Almelo en Vriezenveen ten opzichte van de weduwe van Rechteren te Almelo, gelijke rechten verleend als aan alle andere burgers. In die brief werd melding gemaakt dat de Burgeresse SCF weduwe van Rechteren zich in enkele adressen beklaagde, dat zij verhinderd werd in de uitoefening van haar rechten, maar het mocht niet baten. De burgers van Almelo en Vriezenveen moesten net als alle anderen de waarde van een vrijman voelen en burgerrechten kunnen uitoefenen. De Burgeresse van Rechteren kreeg de boodschap mee dat de Seigneuriale rechten (heerlijke rechten) door de omwenteling vanzelf waren vervallen. Ze mocht zich niet meer bemoeien met de inwoners van Almelo en Vriezenveen, niet met de municipaliteit, niet met de Vriezenveense schoutbenoemingen en verder niet meer met de administratie van het justitieel en politiek bestuur, kortom: Nergens meer mee. Dat dit na 1813 niet geheel is doorgezet lezen we verderop.

De Vriezenveense municipaliteit liet dat aan de medeburgers van Vriezenveen duidelijk weten in een pamflet, opgesteld door de toen fungerende gemeentesecretaris Albert de Groodt, welk stuk hierbij verderop is afgebeeld.

Het verlies van rechten in 1795 uitte zich al in het benoemen van de revolutionair Hendrik Spijker (na afzetting van de oranjegezinde schout Dikkers) als de nieuwe schout van Vriezenveen, zonder dat de gravin daaraan te pas kwam. Sophia CF gravin van Rechteren Almelo heeft een request geschreven, waarin staat vermeld dat zij van haar particuliere rechten werd beroofd o.a. door het weigeren van betaling van sluisgelden te Vriezenveen. De 28ste september 1795 werd de rentmeester namelijk door de municipaliteit en een menigte ingezetenen van Vriezenveen verhinderd de sluizen en de tol op het Vriezenveen te verpachten. In oktober 1795 zou de rentmeester DJ Lamberts namens huize Almelo ten huize van JH Dikkers volgens oude gewoonte het boekweit op de gronden van huize Almelo verkopen ingevolge bepaalde afspraken (Kerkenspraken), maar onder het lezen van de voorwaarden drong een menigte personen met snaphanen toe. Die beletten de verkoop onder het voorwendsel dat deze niet zou geschieden dan alleen gerechtelijk, en het geld moest onder het gericht blijven. In 1798 besloten een vijftiental schippers om geen tol meer te betalen, een tolboom en het slot van een sluisboom werden vernield.

Sommige inwoners betaalden ook de jufferenhaver niet meer, alhoewel dit los stond van de aan de adel te betalen boerhaver. De jufferenhaver werd opgebracht voor de jongste of 2e predikant. Zoals we al hebben gelezen was OH Swam hulpprediker in Vriezenveen maar vertrok in 1788 als predikant naar Almelo; hij kwam toch voor het jufferenhaver in aanmerking. In 1801 trok Swam aan de bel en schakelde procureur Lamberts in om één en ander recht te zetten. Een vrij groot aantal erven in Vriezenveen was met de jufferenhaver bezwaard, de één met rogge en de ander met haver. Hermannus Boeschen, Jannes Boeschen en Jannes Braemer waren met de levering van de jufferenhaver in gebreke gebleven. Egbert Esse al vanaf maart 1794 niet meer want er waren een aantal dorpsgenoten geweest die hem hadden ingefluisterd dat vanaf de revolutie in 1795 niet meer betaald hoefde te worden. Men liet hem geloven dat de toen geproclameerde vrijheid zich zover uitstrekte dat niemand meer met wat voor lasten ook bezwaard hoefde te zijn en al helemaal niet om een predikant van een andere gemeente te helpen bezoldigen. Swam vroeg om Esse te veroordelen tot betaling van 20 spint haver of de waarde daarvan. Verder vroeg hij van Hermannus Boeschen jaarlijks 4 spint haver, van Jannes Boeschen jaarlijks 2 spint haver en Jannes Braemer alias Kieftenboer jaarlijks 4 spint.

Een spint of kop is een Oudnederlandse eenheid voor het aangeven van de inhoud in droge waren zoals graan. Er gingen vier spint in een schepel en een schepel wordt meestal aangegeven als 10 liter. In juni 1801 klaagde de gravin van Rechteren dat Vriezenveen de boerhaver niet betaalde.

Jaarlijks was door de Kerkmeesteren van Vriezenveen 10 mud of 40 schepel zogenaamde boerhaver verschuldigd aan huize Almelo. Sinds Kerst 1795 was Vriezenveen volgens de gravin in gebreke gebleven dus had ze nog recht op 6 jaar levering of 240 schepel haver. E.e.a. moest verhaald worden op de roerende goederen van de Kerkmeesters met name Wicher Jansen, Derk Jansen, Berent Schipper en Jan Bramer.

Ondanks het feit dat een ieder hier gelijke rechten had gekregen en verschillende diensten en rechten van de adel waren afgeschaft, werd nog wel geprobeerd dit in stand te houden. Onder het 1-jarig bewind van Rutger Jan Schimmelpenninck (1805) werd het probleem van de heerlijke rechten opnieuw bekeken. De rechten die er in 1795 nog waren, golden meestal Overijssel en bestonden uit het recht plaatselijke functionarissen te benoemen, bepaalde belastingen en leges te innen en herendiensten op te leggen en uit bepaalde jachtrechten. In de grondwet van 1798 leek het alsof de rechten waren afgeschaft zonder enige vorm van vergoeding maar de artikelen waren nogal vaag en het bleek dat er wellicht enkele rechten niet waren afgeschaft. Niet erg duidelijk allemaal dus. In de grondwet van 1805 bleven deze bepalingen omtrent de heerlijke rechten gehandhaafd maar Schimmelpenninck weigerde om de rechten af te schaffen wat tot uiting kwam in een wet van 1806 waarin het recht om plaatselijke besturen te benoemen afgeschaft bleef maar andere rechten ten gunste van de adel weer moesten worden erkend. Zo bleven er dus bepaalde heerlijke rechten bestaan, waaraan pas in 1848 een einde kwam. (GD Homan, prof Illinois State University, Nederland in de Napoleontische tijd 1795-1815)

Toch zijn er nog documenten qua betaling van rechten in natura aan de familie van Rechteren tot ver in de 20e eeuw!

In een onderzoek naar de sociale structuur van Vriezenveen in de 19e eeuw stelt H Berkhof dat de gravin al het mogelijke heeft gedaan om de voorrechten voor haar nageslacht te behouden, echter tevergeefs, althans in het begin. Er is hieromtrent zelfs een proces geweest wat een enkel jaar na het begin van de Revolutie in 1795 begon, maar wat dus stagneerde in 1805 om hiervoor gemelde redenen; het proces werd geschorst. In 1819 werden de nog steeds lopende procedures weer opgepakt en het heeft tot in 1823 geduurd tot uiteindelijk een schikking in de vorm van een overeenkomst werd gesloten tussen huize Almelo en de gemeente over de te betalen tol-, weg- en sluisgelden (zie voor de, gedeeltelijke, procedure de bijlagen). Een berekening uit 1820 geeft aan de schade van tol-, weg- en sluisgelden geleden door huize Almelo vanaf de revolutie in 1795 tot 1820 dus over 25 jaren:

Tol- en weggeld f 1296,--

Sluisgelden f 8840,--

Samen f 10.136,--. Na aftrek van al betaalde gelden bleef een schuld van Vriezenveen aan Huize Almelo over van f 7.331,--.

Uiteindelijk heeft de familie van Rechteren een aantal zaken teruggekregen met betrekking tot de verpachting. De door Vriezenveense schippers vernielde slagboom werd door de gemeente hersteld en in het vervolg onderhouden. Bovendien werd door de gemeente een afkoopsom van f 1200,-- aan de familie betaald met betrekking tot de door haar gemiste gelden. Alle processen tussen huize Almelo en Vriezenveen uit die tijd zijn te vinden in het Historisch Ventrum in Overijssel waar het archief van huize Almelo wordt bewaard.

Ook goedkeuring met betrekking tot benoemingen van personen kwamen weer aan de orde, behalve van leden van het gemeentebestuur. De benoeming van de bekende Jan Kunst die schoolmeester en koster was in Vriezenveen werd door de graaf goedgekeurd anders had de man hier misschien nooit geweest. Jan Kunst werd in 1820 benoemd in de plaats van de overleden Derk Eshuis.

In de revolutieperiode werd de schoolmeester annex koster en voorzanger door de representanten des volks van Vriezenveen aangesteld, getuige onderstaand besluit van 8 december 1797:

8 december 1797

Wij provisionele representanten des volks van Vrieseveen doen cond en verklaren hier mede op speciale last en qualificatie van onse principalen tot koster schoolmeester en voorzanger te hebben aangestelt zoals wij aanstellen bij dezen den burger GJ Warmelink op een jaarlijks tractement van een hondert gulden vrije woning genaamt de kosterije met het daartoe gehorende stuk lands beoven gemeentelijke representanten zoo voor hunzelf als hunne commetenten voorsch: tractement alle jaar te betalen zoo lang hij zijn dienst met vlijt en getrouwheid waarneemt ook dan nog wanneer hij mogte bij contrarevolutie worden ontset de betaling van de voorsch: hondert gulden zal blijven zoo lang hij zijn goede diensten zal blijven aanwenden om dese plaatse tot nut en onderwijs te verstrekken. De ten ware oirkonde hebben wij representanten voorn: op last en order van onse principalen dese eijgenhandig getekent

Actum vrieseveen den 8 december 1797

3:j:d:b:vrijheit (derde jaar der bataafse Vrijheid).

Was getekend, Albert de Groodt (gemeentesecretaris van Vriezeneen), Hendricus Coes, Johannes Kruijs, G Nijkamp, Jan Jansen.

Albert de Groodt voor Harmen Fik, G Frederiks, Lukas Frederiks.

Economische recessie, het leven wordt duur

De revolutie/omwenteling heeft financieel nogal een aanslag gedaan op de staatskas van de Republiek. Er moest in aanvang 100 miljoen gulden betaald worden en een garnizoen van 25.000 soldaten worden onderhouden. Later kwamen daar nog eens 20.000 man bij. De handel leed onder het feit dat de Republiek handelscontacten onderhield met Amerika met alle gevolgen van dien en het niet uitlenen van de Schotse brigade, zoals eerder al verwoord. Daardoor nam Engeland allerlei maatregelen ten opzichte van de Republiek. Het verbod jaren later ingesteld door Napoleon met handel op Engeland, het zogenaamde continentaal stelsel, deed ook geen goed aan een rooskleurige financiële toestand.

Napoleon probeerde, toen hij aan de macht kwam, op allerlei manieren miljoenen guldens uit de Republiek te plunderen, het brengen van de vrijheidsgedachte was er al af en het hebben van een melkkoe om zijn oorlogen te financieren stond nu voorop. De latere tiërcering was daar een voorbeeld van. Dan waren er ook nog de plaatselijk omstandigheden van inkwartieringen en het leveren van allerlei diensten van voor de Fransen terugtrekkende troepen en voor de Franse troepen zelf. Al deze facetten inclusief de latere belastingverhogingen en verdere financiële plundering van de Staatskas leidden tot economische recessie en verhoging van prijzen van goederen, armoe.

Het dagelijks leven werd dus een stuk duurder door al deze manipulaties en we vinden dat terug in de keurig netjes bijgehouden prijsontwikkelingen door de familie Kruijs. Hieronder een bijna letterlijk verslag.

Begin 1795 bij de doortocht van de door de Fransen verslagen legers had Claas Kruijs al even aangeroerd dat het leven duurder werd, dat zou de komende jaren doorzetten in de Bataafse Republiek. Goederen waren schaars en duur voor de gewone man, zo meldde hij. Grietje Kruijs zei in 1795 dat er een buitengewone duurte van levensmiddelen was. De rogge kostte in 1795 het schepel

(eenheid voor het aangeven van de inhoud van droge waren, kwam vaak overeen met 10 liter) 4 gulden en 6 stuiver, en de weijte (boekweit) werd al gekocht voor 3 gulden, pellegerst voor twee en een halve stuiver, een mand met aardappels 36 tot 38 stuivers tot 2 gulden. Het spek kostte per pond 7 tot 8 stuiver, de hoenders 8 à 9 stuiver; een hoender ei kost een halve stuiver aan de opkoper. Verderop dat jaar werd het koren nog veel duurder, tot 5 gulden het schepel. Door de nieuwe korenoogst werd de armoede wat minder, maar de late oogst verergerde de zaak weer en daardoor bleef het koren duur. Toch zakte de prijs, tot januari 1796 kostte het koren 3 gulden 10 het schepel, even later tot 3 gulden en in korte tijd liep het naar 2 gulden 10 tot 13 en 14 stuiver. Het jaar 1796 was een zeer vruchtbaar jaar van alle gewassen vooral van rogge haver en boekweit, maar er moest door de boeren nogal één en ander worden opgebracht aan de vijftigste penning, namelijk door hen die vanaf drieduizend gulden eigendom hadden. Daardoor stegen alle winkelwaren weer tot een hoge prijs, de pellegerst tot het pond f 3,50.

De vijftigste penning die betaald moest worden was een soort belasting op het onroerend goed bij vererving en verkoop. Het te betalen bedrag was 2% van de geschatte waarde (vijftigste penning) en was al ingesteld sinds 1635. In 1747 b.v. werd een ieder gedwongen eenmalig 2% van zijn bezittingen te betalen wegens geldnood tegen de aanval toen van de Franse koning. De honderdste penning werd geheven als een eenmalige heffing om in de onmiddellijke noden van de schatkist te voorzien, iets wat in de tijd van de Bataafse Republiek hoognodig was want de bodem van die kist was al een tijdje zichtbaar. Deze eenmalige heffing (ingevoerd destijds door Alva) bedroeg 1% op alle bezittingen van roerende en onroerende aard. De mogelijkheid bestaat dat de vijftigste penning die in Vriezenveen betaald moest worden ook een gedwongen inning is geweest op alle bezittingen vanaf de waarde van

f 3000,--, omdat de schatkist door de grote uitgaven in die tijd aangevuld moest worden.

Alle levensmiddelen waren even duur, het koren is even iets minder duur geweest maar het vee was erg duur. Een koe kostte f 50,-- tot f 60,-- en de beste tot f 100,-- of zelfs meer; met de paarden gold dat hetzelfde, f 150,-- tot f 200,--. Voor een varken moest een hoge prijs worden betaald. Dragende motten kostten f 30,-- tot f 40,-- ; biggen van veertien dagen vijf gulden, nuchtere kalveren f 4,-- tot

f 5,-- gulden, hoenders 10 stuiver per stuk. In 1797 is de vijftigste penning aan het land betaald en vlak daarop volgend de honderdste penning. Het vee was nog even duur, maar het koren of rogge was

f 2,-- gulden het schepel en de boekweit f 3,50 tot f 4,-- het schepel. Later in 1797 werd de rogge het schepel 27 tot 28 stuiver. De winkelwaren werden duurder, de koffiebonen waren tot 22 stuivers het pond. In 1799 rees de prijs van het koren weer; in juni werd voor rogge tot f 4,-- het schepel betaald, voor de boekweit tot over een rijksdaalder en haver tot f 2,-- het schepel. Alle winkelwaren waren naar rato duur, koffiebonen 28 stuiver het pond, tabak 18 stuiver het pond.

Het jaar 1800 bracht ook geen verbetering. Begin van het jaar was de rogge al op f 3,-- en 3 stuiver en de boekweit over de f 2,-- het schepel. Een koe van f 50,-- of f 60,-- was niet veel en de varkens om te mesten kostten f 40,-- of f 45,--, een big van drie a vier weken f 5,-- en alle winkelwaren waren naar rato duur. In 1801 vermeld Grietje dat het vee buitengewoon duur was; de koeien kostten hetzelfde nog, een motte met biggen was ook f 50,-- tot f 60,-- en een pond boter kostte 10 tot 11 stuiver. Het jaar 1802 was een schraal jaar, de rogge vervroor; boekweit, aardappels en alle zomervruchten mislukten door de grote droogte, geen mens kon zich zo’n schaarse gewassenopbrengst herinneren. Er was ook weinig hooi en alles was duur, de rogge kostte het hele jaar om de f 4,--het schepel, de boekweit f 3,-- tot f 4,50 het schepel, een mand aardappels een rijksdaalder. Winkelwaren waren idem duur, de boter kostte 8 tot 9 stuiver het pond.

In 1802 kwam er als lichtpuntje dat Engeland en Frankrijk de vrede van Amiens sloten en de Franse troepen zich voor een groot deel terugtrokken uit de Republiek. De vreugde was echter van korte duur want in 1803 ontstond weer oorlog tussen Frankrijk en Engeland en het Bataafse Gemenebest moest hierin haar partij meespelen. Er kwamen nog eens 25.000 man Franse soldaten naar het Bataafse Gemenebest die hier onderhouden moesten worden en waartegen men hier protesteerde omdat het Gemenebest geen meer geld had om dergelijke legers in onderhoud te voorzien. In juni 1803 werd een verdrag getekend tussen het Gemenebest en Frankrijk dat hier 18.000 Franse soldaten onderhouden moesten worden en dat het Gemenebest zelf 16.000 soldaten zou leveren. Die legers zouden onder Frans bevel staan. Verder moest de Republiek een aantal schepen leveren. (GD Homan, prof Illinois State University Nederland in de Napoleontische tijd 1795-1815)

Om aan financiële middelen te komen om dit alles te moeten blijven bekostigen werden belastingen verhoogd en nieuwe ingevoerd en in 1803 werden accijns geheven op o.a. graan, wijn, zout, tabak, zeep. Het jaar 1803 was voor Vriezenveen een slecht jaar voor alle mensen, er heerste vooral armoede. De mensen moesten alles duur kopen, wat ook aangaf dat er schaarste was. De rogge kostte het hele jaar door bijna f 4,-- het schepel. De prijs van een melkkoe steeg tot f 80,--. Daar kwam nog bij dat die zomer 40 à 50 duizend man Fransen van Hannover voornamelijk over Ommen trokken. Dat gaf veel inkwartieringen; In 8 dagen tijd moest veel brood, hooi en stro geleverd worden aan de Fransen (Grietje Kruijs beschreef dit als een levering aan onze vrienden de Fransen. Voor het feit dat de familie oranjegezind was is dit van haar een vreemde uitdrukking. Tenzij ermee bedoeld wordt dat de Fransen vrienden waren voor het Gemenebest in zijn algemeenheid) en dagelijks moest voor de Fransen gereden worden, twee wagens naar Ommen en drie naar Hardenberg; ‘s middags waren er altijd 20 paarden weg.

In 1806 kwamen nieuwe bezuinigingen en accijnzen zoals b.v. op meel. In 1807 kwam er een nieuwe grondbelasting. In 1808 weer nieuwe belastingen. Lodewijk Napoleon (koning van 1806-1810 over Holland) moest van zijn broer ook meer financiën uit Holland peuren. Lodewijk was zelf ook een verkwistend man met zijn hofhouding in kleding, het bouwen van residenties etc. Ook dat moest allemaal betaald worden. Er heerste armoede, ondervoeding en de bevolking in de steden nam sterk af. Na de inlijving van Holland in het keizerrijk kwamen er in 1810 nog eens 20.000 man Franse soldaten in Holland die onderhouden moesten worden.

Tijdens de inlijving bij het keizerrijk Frankrijk in de periode 1811-1813 vond tiërcering plaats. Het was weer een middel waarmee Napoleon wilde bereiken om toch zoveel mogelijk geld uit Holland te persen voor de financiering van zijn expansiedrift en de instandhouding ervan. De rentebetalingen van de staatsschuld werden namelijk gedaan aan regenten en andere vermogenden omdat die zeer veel obligaties hadden in de staat. Deze rentebetalingen werden domweg met tweederde teruggebracht, de tiërcering, zodat slechts een derde aan de obligatiehouders werd uitgekeerd. Een ander voorbeeld van een maatregel om geld te genereren was de belasting op koloniale waren met 50%.

Ook na de onafhankelijkheid in 1813 rezen de prijzen nog eens en raakten de voorraden in Overijssel uitgeput. De reden daarvan was dat de Russische prins kolonel van de kozakken Leon Alexandrowitch Narischkin de door hem aangestelde provisioneel gouverneur van de provincie aanschreef om magazijnen met levensmiddelen en fourage aan te leggen op de weg tussen Lingen en Deventer voor 40.000 man infanterie en 15.000 man cavalerie.

Vriezenveen zal hier zeker van te lijden hebben gehad. Aan het einde van de oorlog in 1813 werden in Twente paarden gevorderd en naar Almelo gedirigeerd, 85 voor de zware en 100 voor de licht cavalerie voor het leger van de keizer; aangenomen mag worden dat ook uit Vriezenveen paarden zijn gevorderd. In 1812 en 1813 werden ook nog eens 250 mannen uit Twente gedwongen om aan vestingwerken o.a. in Naarden arbeid te verrichten. Ook werden de laatste paar oorlogsjaren honderden Twentse jongelui gedwongen in militaire dienst van de keizer te treden. Uit het kanton Almelo van de lichting 1810 18 man (dus uit Wierden, Vriezenveen en Almelo).

De Regering (municipaliteit) van Vriezenveen; voorvallen uit het leven tot 1813

Voor dit verhaal gaan we weer terug naar 1795, het begin van de Bataafse Republiek.

Er werd in 1795 in Vriezenveen een nieuw gemeentebestuur (municipaliteit) aangesteld, geschoeid op patriotse leest. Jan Nijboer, Jan Teunis, het Hapt en Papen Gerrit (benamingen vermeld door Grietje Kruijs) namen o.a. hierin deel. De oranjegezinde schout Dikkers en de zijnen moesten het veld ruimen.

Vanuit de nieuwe Regering van Vriezenveen werden afgevaardigden gestuurd naar de vergadering van de Provisionele Representanten van het Volk van Overijssel. Als eersten werden in maart daartoe afgevaardigd, jawel daar komt ie weer, Berent ten Bruggencate, nu als Vriezenveens patriot, en Jan Evertman.

In april 1795, het 1e jaar van de Bataafsche Vrijheid, schreef de griffier van de Staten van de Provincie GJ Dumbar aan de municipaliteit van Vriezenveen dat Hendrik Spijker benoemd werd tot schout van Vriezenveen. Dat is niet zonder slag of stoot gegaan, er zijn nogal wat bestuurlijke strubbelingen geweest alvorens Spijker kon aantreden, men werkte elkaar hier behoorlijk tegen. De oranjegezinden in Vriezenveen waren niet zo maar van plan om de “macht” over te dragen aan het nieuwe revolutionaire bewind. Voormalig schout Dikkers van Vriezenveen maakte bezwaar tegen de gehele gang van zaken en vertikte het om de stukken en protocollen van het schoutambt Vriezenveen over te dragen aan de nieuwe municipaliteit, die volgens hem tegen de zin van de meesten van de gemeente gekozen was. Patriotse besturen werden in het begin van de revolutie min of meer opgelegd, namen de macht over zou men tegenwoordig zeggen. Dikkers vond het nieuwe bestuur onwettig. De patriotten meldden dan ook aan Almelo dat zij moeilijkheden met de regenten van Vriezenveen ondervonden, die weigerden de stukken over te geven. Met de regenten wordt bedoeld de benaming van bestuurders in de periode vóór de Bataafse Republiek, kortom schout JH Dikkers en het college van Kerkmeesters en Zestienen.

De oranjefractie scheen bij die omwenteling alle middelen aan te wenden om verwarring in de gemeente te verwekken en “zij gaf dagelijks bewijzen van haar oproerige geest”, aldus de patriotse waarneming. In Vriezenveen liepen de twisten aan het eind van juli zo hoog, dat de Verwalter-hoofdofficier (vervanger van de hoofdofficier) van Almelo vroeg om enige Franse soldaten hierheen te zenden, daar hij geen kans zag om anderszins de rust in het dorp te bewaren. Dit alles hield de benoeming van Spijker tot schout voorlopig tegen.

Op 24 mei 1795 schreef Grietje Kruijs aan haar dochter de burgeresse Johanna Kruijs in Amsterdam dat van de laatste verkiezing van de schout niets was gekomen, het werd volgens haar meedeling uitgesteld tot de volgende maand, juni dus. Maar, de nieuwe municipaliteit moest nog steeds de papieren van de vroegere regenten van Vriezenveen ontvangen. Een aantal inwoners van de oranjefractie klaagde bij de provincie over de onwettigheid van de zittende municipaliteit en vroeg om een nieuwe te laten verkiezen. Vanuit de provincie werden toen twee man uitgezonden om eens te onderzoeken wat daar in Vriezenveen wel niet aan de hand was en om te proberen de geschillen tussen beide fracties bij te leggen. Schimmelpenninck en Ter Pelkwijk daalden van de provinciale Olympus richting Vriezenveen. Ter Pelkwijk werd vanaf de omwenteling in 1795 voor Zwolle lid van de provinciale Staten en Gerrit Schimmelpenninck (broer van de latere raadspensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck) was van 1795-1798 lid van de Vergadering van provisionele representanten van het Volk van Overijssel. Ter Pelkwijk zien we in 1811 als lid van de Raad van de Prefectuur terugkomen en in 1813 zelfs als Prefect ad interim. Door en door patriotten dus.

Schimmelpenninck en Ter Pelkwijk brachten verslag van hun bevindingen uit aan de provinciale vergadering inzake Vriezenveen. Zij hadden het voor de rust en orde gewenst geacht een nieuwe municipaliteit te benoemen en hadden daartoe een reglement ontworpen, dat de goedkeuring van beide partijen had weggedragen. De gecommitteerden waren van mening dat de burger Hendrik Spijker, provisionele scholtus van Vriezenveen, op zijn post moest blijven. Het Hoge gerecht van Almelo en Vriezenveen dienden zich op de verkiezingsdag naar Vriezenveen te begeven opdat de rust daar bewaard zou worden. Het besluit werd als volgt verwoord:

“Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap.

De ondergetekenden Gecommitteerden van de Provisionele Representanten des Volks van Overijssel in aanmerking nemende dat het hun uit verhoor van beide alhier subsisterende partijen gebleken is dat de aanstelling van de burger Hendrik Spijker tot provisionele scholtus van Vriezenveen tot algemeen genoegen is van alle weldenkende Ingezetenen van genoemde plaats en het voor de rust en goede orde allessinds dienstig is dat hierin geen verandering worden gemaakt temeer daar gemelde provisionele Representanten des Volks van Overijssel in zijne qualiteit is erkend, hebben goedgevonden denselven provisionelen scholtus in zijne qualiteit te bevestigen, zoals gedaan wordt bij dezen wordende de municipaliteit van Vriezenveen aangeschreven en gelast denselven in de uitoeffening van zijne bediening zo veel nodig in alles de behulpzame hand te bieden. En zal hiertoe deze onze resolutie aan gemelde municipaliteit worden ter hand gesteld tot dezelve narigt”.

Actum, Vriesenveen 14 oktober 1795, eerste jaar der bataafsche Vrijheid

Op 14 oktober had de verkiezing plaatsgevonden en werd Hendrik Spijker uiteindelijk toch tot nieuwe schout van Vriezenveen gekozen.

Nu kwam er echter bij de provincie een request binnen van een groot aantal ingezetenen van het dorp waarin zij klaagden dat de door Ter Pelkwijk en Schimmelpenninck ingestelde municipaliteit helemaal niet voldeed en bovendien ook door hun daden toonden dat zij die posten onwaardig waren. Deze keer was het de patriotse fractie die klaagde. Zij vroegen deze personen uit de municipaliteit te mogen zetten en maatregelen te mogen nemen zodanig “dat de waare Patriotten en voorstanders van vrijheid en gelijkheid deel aan het Regeeringsbestier bekoemen”.

Ter Pelkwijk en Schimmelpenninck begaven zich wederom naar Vriezenveen maar vonden de klachten ongegrond. Intussen had het afgezette gemeentebestuur, november 1795, nog steeds niet de papieren en boeken van het voormalig schoutambt aan de nieuwe municipaliteit overgedragen.

Het gerommel in bestuurlijk Vriezenveen hield aan en de ingezetenen van Vriezenveen waren het in partij beslist niet elkaar eens! Nu is dat niet politiek-vreemd maar niet politiek-eigen in deze tijd is wel dat op verkiezingsdagen gerechtsdienaren moeten aantreden om de rust op de verkiezingsdag vooral te bewaren. In 1796 herhaalde zich het hele feest weer dankzij de verdeeldheid in Vriezenveen, die oorzaak was van veel ongeregeldheden. Relletjes waren aan de orde van de dag. In januari had de schout van Vriezenveen zich genoodzaakt gezien om tegen Albert Heims, Smits Hein, Jan Alberts, Jan Alberts zoon van Albert Gerrits, Slot Jan en Jan Veldhuis knegt van Harmen Winter, actie te ondernemen, daar zij nogal buitensporig te keer waren gegaan, zij werden voorgeleid. Op maandag 4 januari 1796 was er een samenkomst (Spijker noemde het met eigen woorden: een zeer bedenkelijke samenrotting) geweest van personen die bleken geen voorstanders van de broederschap te zijn maar te behoren tot diegenen “welke uit een verkeerd en ten uitersten nadelig denkbeeld van de Vrijheid in die waan verkeren, als mogten zij zich naar hun goedvinden alles zonder onderscheid veroorloven”. De gedaagde Slot had een hoofdrol onder deze oproermakers gespeeld en had zijn medeburgers lastiggevallen. Hij had niet alleen andere mede ingezetenen nagelopen en uitgejouwd maar, volgens getuigschrift opgemaakt 13 januari 1796 door Albert Jansen Pleij:

“hij heeft ook Gradus Schoemaker op de kop geslagen”.

Er was namelijk ruzie ontstaan tussen de twee partijen in Vriezenveen over het al dan niet door de gemeente voldoen van een aantal hoge rekeningen van procureur Troost uit Almelo die betrekking hadden op processen over Berent ten Bruggencate en Gerrit Bruggen, wat dat ook geweest moge zijn. Het verschil van mening liep uit op een knokpartij en scheldkannonades. Otto Koes en Hendrikus Koes waren door Derk Harms aan het haar getrokken en Jan Evertman had het bloed op de wangen vanwege de vechtpartij. De tegenstanders van het patriotse gemeentebestuur van Vriezenveen begonnen ruzie te zoeken, mensen te slaan en te schelden. En dat, volgens ooggetuigen, terwijl de zittende municipaliteit geen enkele aanleiding had gegeven tot zulk een woest gedrag. Mensen werden nagelopen en vijandelijk behandeld. Albert Gerrits, Willem Schipper, Jan Gerrits, Hendricus Gerrits en Hendrik de Vries werden achtervolgd door Berend van de Bosch, Albert Heims en diens zoon Jan Alberts, Jan Alberts zoon van Albert Gerrits, Jannes de Jager, Hendrik Smit, Jan Slot, Jan Veldhuis etc. Albert Jan Willem Schipper werd geslagen, Jan Slot sloeg Gradus Schoemaker op het hoofd en Jan Veldhuis, knecht van Harmen Winter, beukte Schoemaker met een werktuig op het hoofd. De vervolgden vluchtten in het huis van Jasper ten Cate. De vrouw van ten Cate heeft hen binnengelaten en verzorgd en toen de “vluchtelingen” binnen waren heeft ze de deuren op slot gedaan. Buiten dreigden Berend van den Bosch en Jan Alberts om ze in het huis van ten Cate te komen opzoeken en te mishandelen en riepen: “Wij willen hen opsnijden, wij willen die dondersche patriotten opsnijden”!

Het ging er dus heet aan toe.

De deur van het huis van Jasper ten Cate werd opengebroken en de gevluchte personen werden weer op de korrel genomen door Berend van den Bosch, Veldhuis en Heims. In het verslag van deze zaak wordt vermeld dat het meer geluk dan wijsheid is geweest dat niemand het leven erbij gelaten heeft, dankzij ook het feit dat anderen bij het zien van zoveel wreedheden geholpen hebben er een eind aan te maken, en o.a. Hendrikus Gerrits en Willem Schipper uit de woede van de aanvallers hebben ontzet. Berend van den Bosch en Jan Alberts kregen een boete van honderd goudguldens.

Hoe zeggen we dat tegenwoordig ook maar weer? Kassa!

Uit het Extract van het Register der Resoluties van de provisionele Representanten des Volks van Overijssel, Campen den 26 oktober 1796, blijkt dat een groot aantal Vriezenveners een verzoek aan de provinciale vergadering had gestuurd om met betrekking tot de verkiezing van november geen andere personen dan alleen ware patriotten in de municipaliteit te laten zitten; in ieder geval moest zeker de helft van de Vriezenveense municipaliteit daaruit bestaan.

De burgers Ter Pelkwijk, Cost en van der Woude van de provincie onderzochten de verzoekschriften en rapporteerden aan de provinciale vergadering dat de tegenstrijdigheden tussen de twee partijen in Vriezenveen dermate hoog waren gerezen dat het voor de rust en goede orde allergevaarlijkst was, om de verkiezing van een nieuwe municipaliteit, die op de 1e november 1796 moest plaats hebben, aan de ingezetenen van Vriezenveen geheel over te laten; daarvan, aldus de gecommitteerden, was bewijs genoeg van alles wat er gebeurd was in Vriezenveen vanaf de revolutie tot op dat moment. Alle verkiezingen in Vriezenveen waren tot nu toe alleen maar van politeke tegenstrijdigheid (partijschap) doordrongen en men keek niet naar het behartigen van de belangen en het welzijn van de gezamenlijke ingezetenen. Dus was het ook te voorzien, dat de verkiezing van november weer evenals in het voorgaande jaar gedirigeerd zou worden uit tot de grootste partij behorende groep mensen waardoor de verdeeldheden alleen maar groter zouden worden. De gecommitteerden adviseerden dan ook dat de municipaliteit van Vriezenveen aangeschreven moest worden dat zij alle stemgerechtigde ingezetenen van Vriezenveen moesten oproepen om op 16e november 1796 een nominatie van twintig personen klaar te hebben voor de verkiezing van een nieuwe municipaliteit. Elke stemgerechtigde moest twintig namen indienen bij stembriefje of mondeling opnoemen ten overstaan van de stemopnemers. Uiteindelijk moesten uit de twintig personen tien verkozen worden om de municipaliteit van Vriezenveen uit te maken.

De stemgerechtigden moesten verklaren dat zij volledig instemden met het gevoelen van vrijheid en gelijkheid en de rechten te erkennen van den mens en burger en de daarop gegronde soevereiniteit van het volk, en dat zij het stadhouderschap voor wettig afgeschaft hielden. Verder moesten zij verklaren dat zij nooit voor, in of na 1787 nog direct of indirect zich hadden schuldig gemaakt met woorden of daden aan oproerige bewegingen of mishandelingen van patriotten enz.

Stemgerechtigden waren alle mannen die de leeftijd van 20 jaar hadden bereikt en niet van de armenstaat ontvingen. Van het hooggerecht Almelo en Vriezenveen moesten drie stemopnemers worden benoemd. Het hooggericht van Almelo en Vriezenveen moest zich op de verkiezingsdag naar Vriezenveen begeven om de openbare orde te handhaven.

Maar het liep anders. In het Register der Resoluties van Gedeputeerden der Provisionele Representanten van het volk van Overijssel van 27 mei 1797 lezen we dat B Wiggers (ook Wichers) op 26 april 1797 binnen de municipaliteit met een grote meerderheid van stemmen tot schout was aangesteld. Zo maar eventjes. Een staatsgreep binnen het Vriezenveense gemeentebestuur! Wiggers verzocht de goedkeuring daarvan bij de provincie. Maar tegelijkertijd werd een request behandeld van Hendrik Spijker, de zittende schout van Vriezenveen, waarin deze protesteerde tegen het feit dat de municipaliteit van Vriezenveen de stemgerechtigde ingezetenen op 26 april had opgeroepen om een andere schout te verkiezen en dat op die dag Berent Wiggers tot schout was gekozen en hij (Spijker) ontslagen. Dit laatste tegen de uitdrukkelijke wil der Provisionele Representanten der Provincie ingevolge de resolutie van den 26 oktober 1796 waarbij hij (Spijker) in z’n post werd gehandhaafd. Spijker verzocht de provincie derhalve om hem in z’n post ongemoeid te laten. Ook de Verwalter hoofdofficier van Almelo GJ Troost zond een brief richting provincie waarin hij meldde dat hij een protest van een aantal personen uit Vriezenveen had ontvangen. Hij maakte bezwaar tegen de personen die het request van Wiggers hadden ondertekend omdat zij bewerkers waren van wanorde in Vriezenveen en zich daarmee keerden tegen de resolutie van de Representanten van 26 oktober 1796. Troost adviseerde deze keer de daad van de municipaliteit ongestraft te laten, maar hen er wel op te wijzen om zich in ’t vervolg van zulke daden, die strijdig waren met de resolutie van Representanten van de Provincie, te onthouden. Gedeputeerden der Provisionele Representanten van het volk van Overijssel besloten om de burger H Spijker op z’n post als provisionele schout van Vriezenveen te handhaven zodat op het request van B Wiggers niet kon worden ingegaan.

Door dit soort acties schoot het met de bestuurlijke kwaliteit in Vriezenveen niet echt op. Uit het register der Resoluties van de Provisionele Representanten van het Volk van Overijssel, Zwolle 13 juni 1797, lezen we dat de burgers van de provincie Ter Pelkwijk, Schimmelpennink en HK Cramer een request behandelden van enige leden van de toen nog fungerende municipaliteit van Vriezenveen waarin gezegd werd dat zij een lijst hadden ingezonden van 20 personen tot het vormen van een nieuwe municipaliteit. Tot dusver was hieraan nog niets gedaan, maar men kreeg er toch genoeg van in Vriezenveen en men wilde graag een bestuur, men wilde eindelijk het effect zien van de ingediende lijst van 20 personen. De leden van de municipaliteit die toen nog zaten, verwoordden dit als volgt:

“schoon het volk van Vriesenveen en ook zij (adressanten) daarna zeer verlangden, daar veel hunner medeleden voor hun posten bedankt hadden, daar hen de last te zwaar werd en daarbij het volk van Vriesenveen wenste met ongeduld het effect der resolutie te mogen genieten. Om, gelijk andere plaatsen, een schout of rigter te mogen verkiezen, waarvan zij tot nu toe verstoken zijn”.

De drie gecommitteerden hebben de lijst met de 20 personen nauwkeurig bekeken maar zij konden er niet om heen dat, in hun eigen woorden: “in de keuze door het volk van Vriezenveen weer die ongelukkige en verderfelijke verdeeldheid doorstraalde die daar al zo lang bestaan had”.

Om die reden meenden de gecommitteerden om enkele personen die niet op de lijst van 20 vermeld stonden wel te moeten voordragen als leden van de municipaliteit van Vriezenveen. De gecommitteerden gingen dus om de aanbeveling heen. Zij bevalen de navolgende personen aan:

Johs Engberts, Albertus Bramer, Harmen Fik, Hendrik Coes, Johannes Kruijs, Jan Lohuis, Gerrit Frederiks, Gerrit Nijkamp, Jan Tijhoff, Albert de Groot. Zij dienden te blijven fungeren tot ultimo april 1798.

Verder oordeelden de gecommitteerden met betrekking tot de verkiezing van een nieuwe schout,

dat de op dat moment fungerende schout Hendrik Spijker ook tot ultimo april 1798 behoorde te worden gehandhaafd. Daarna zou het schoutambt van Vriezenveen vacant zijn en dan zou aan het stemgerechtigde volk van Vriezenveen “de magt en faculteit” worden gelaten om een nieuwe schout te kiezen.

Spijker mocht blijven in zijn ambt en in 1798, het vierde jaar van de Bataafse Vrijheid, moest de schout de verklaring van trouw aan de democratie afleggen. Het afleggen van die verklaring kwam niet uit de lucht vallen. In 1798 werd in de Republiek een staatsgreep gepleegd door de meer radicale hervormers onder de patriotten; er werd besloten om het gehele bestuur te ontdoen van aanhangers van de stadhouder, aristocratie, feodalisme en regeringsloosheid. Binnen enkele maanden werden gewestelijke en plaatselijke besturen voorzien van een nieuwe personele bezetting. Orangisten en gematigd patriotten moesten het veld ruimen om plaats te maken voor bekwame en vaderlandsgezinde burgers. Het belangrijkste doel van dit radicale bewind was de vestiging van de eenheidsstaat. In mei 1798 kwam de Constituerende Vergadering met een grondwet, de 1e Nederlandse grondwet.

De Staten van Overijssel hielden op te bestaan, de gewestelijke soevereiniteit was verleden tijd, er kwam een centraal bestuur. De oude provinciegrenzen werden weggepoetst. Er kwamen departementen naar Frans voorbeeld. Overijssel werd met delen van Friesland en Gelderland het Departement van de Oude IJssel.

Er moesten door bestuurders in deze nieuwe situatie verklaringen worden afgelegd van trouw. Als de bestuurders al in enige kwaliteit een vaderlandslievende verklaring van trouw hadden afgelegd dan kon worden volstaan met het inzenden van een behoorlijk attest aan de provinciale vergadering. De provinciale vergaderingen had goedgekeurd dat de ambtenaren van het voormalig gewest op 16, 17 of 18 april 1798 de volgende verklaring moesten afleggen:

“Ik verklaare te hebben een onveranderlijken afkeer van het Stadhouderschap, de Aristocratie, de Regeeringsloosheid en het Feodalisme”.

Mocht een dergelijke verklaring al zijn afgelegd dan kon worden volstaan met een meedeling daarvan aan de provinciale vergadering.

Albertus de Groodt, gemeentesecretaris van Vriezenveen, zond op 12 april een brief naar het Departement van de Oude IJssel dat de burger Hendrik Spijker, provisionele scholtus van Vriesenveen, in handen van de municipaliteit de bedoelde verklaring van trouw aan de democratie had afgelegd. De Groot oordeelde dat daarmee aan de eis van het departementaal bestuur was voldaan, maar daarin vergiste hij zich.

Gedateerd 14 april 1798 kreeg Spijker de volgende brief van Henr. Budde uit de provincie:

“Mede Burger en Vriendt,

De verklaringe door Ued (Uw Edele) overgezonden is niet voldoende, gij moet in persoon overkomen om de Verklaring af te leggen.

Heil & Broederschap

Henr. Budde”

Spijker moest, en ging ook, naar de departementale vergadering in Deventer om de verklaring af te leggen.

Assessoren van Vriezenveen (bijzitters, tegenwoordig zouden we wethouders zeggen) in april 1798 werden G van Lennip en E Planten, Hendricus Koes en Jan Klaassen; zij gingen deel uitmaken van de nieuwe municipaliteit.

de af te leggen verklaring door schout Spijker in 1798 (archief voormalige gemeente Vriezenveen)

Tussen de plaatselijke politieke strubbelingen door kijken we even naar wat er in 1799/1800 ook buiten de Vriezenveense grens gebeurde en naar het overige dagelijks leven in Vriezenveen.

Enkele gebeurtenissen uit het jaar 1799 zijn nog vermeldenswaard. Een alliantie van Engelsen en Russen probeerden het toch maar eens weer om de Fransen ons land uit te jagen. In 1799 opende Engeland vanuit het noorden van de Bataafse Republiek de strijd tegen Frankrijk. In dat jaar landde een Engels-Russisch leger op de kust van Noord Holland, Frankrijk kwam de Bataafse Republiek te hulp en de invasie werd bij Castricum afgeslagen door een Frans-Bataafs leger.

Ondertussen pleegde de militair Napoleon Bonaparte in 1799 in Parijs een staatsgreep en vestigde een militaire dictatuur; in 1804 kroonde hij zich tot keizer. Hij legde nu in de staten die geholpen waren door Frankrijk zijn model van republiek op.

Hij voerde het continentale stelsel in, een negeren van handel op Engeland, het land wat hij volledig buiten spel wilde zetten. In feite begon hier de Franse tijd in Nederland aan te breken. De Fransen kregen steeds meer greep op de Bataafse Republiek. Om zich van een veiliger noordgrens te verzekeren bemoeiden de Fransen zich steeds meer met binnenlandse aangelegenheden van de Republiek om zo de controle over het land naar zich toe te trekken.

Het jaar 1799 gaf een aanhoudende harde en zeer koude winter in Vriezenveen. Het krijgsvolk wat in Vriezenveen was gelegerd naar aanleiding van de ruzies zoals hierboven vermeld, vertrok naar Noord Holland, naar het front aan de kust want de Engelsen waren geland. Grietje Kruijs meldde dat er vele gevechten waren voorgevallen waarvan men in Vriezenveen de kanonnade kon horen; eindelijk waren de partijen overeengekomen dat de Engelsen weer moesten vertrekken en aan beide zijden was veel volk verloren. Ook het jaar 1800 had een koude winter even als het jaar daarvoor. De sneeuw bleef lang liggen en de koude duurde tot in april. In april werd er nog geschaatst. In november van 1800 waaide hier een uitermate sterke stormwind, die van ’s middags tot in de nacht duurde; geen huis bleef onbeschadigd, veel bomen waaiden om.

Op kerkelijk gebied vond in Vriezenveen in de Franse tijd ook enige activiteit plaats. In 1798 werd de Rooms Katholieke kerk in Vriezenveen gebouwd, wat een uitvloeisel zou kunnen zijn geweest van de opvattingen van gelijkheid en vrijheid in die tijd, daar dat ook zeker de godsdienstvrijheid betrof.

Verder begon men in 1800 uiting te geven aan plannen om een nieuwe Hervormde kerk te bouwen.

De kerk stond letterlijk op punt van instorten. Er moest dus een nieuw gebouw komen, maar de leden waren niet in staat om de kosten van een dergelijk nieuwbouwproject bij elkaar te sprokkelen, ten minste onder de eigen gelederen niet. Het leven was al duur genoeg. Voor geld moest er over de grens van Vriezenveen gekeken en gelopen worden. Kerkmeesters en zestienen en een speciale commissie voor de inzameling van gelden hielden zich met de organisatie van een grootscheepse inzamelingsactie bezig. Her en der in de Republiek werden collectanten gezonden met een aanbeveling van de commissie tot geldinzameling. Een voorbeeld van een dergelijke aanvraag, gedateerd mei 1800 gericht aan de Landdrost van Twente:

Aan den Burger HK Kramer, Landdrost van Twenthe.

De ondergetekenden als gequalificeerden van de hervormde gemeente van Vrieseveen, dragen aan u als Medeburger en Landdrost voor, hoe de gemeente alhier te Vrieseveen in de uiterste noodzakelijkheid zij , om een nieuw Godshuijs te bouwen, en op zigzelfs buijten staat zij om de kosten zonder behulp van andere MedeChristenen te dragen om hetzelve te voltooyen. Alwaar zij zig in voornoemde qualiteit tot u als een voorstander der Religie, Menschen vriend en Landdrost wende met ootmoedig verzoek:

Dat Uwe als Landdrost hun tot het te bouwen voornoemde Godshuijs gunstig permissie mag verlenen, om in u aanbevolen Drostambt van Twenthe daartoe te mogen collecteeren.

’t Welk doende, was getekend:

JA van Laer, predikant

Wigger Jansen, kerkmeester

Derk Jansen, kerkmeester

Jan Bramer, kerkmeester

Berent Schipper, kerkmeester

Jan Prinsen, ouderling

Johannes Engberts, municipaal (=in gemeentebestuur zitting hebbende)

Jan Costers, municipaal

Claas Kruijs

Namens de municipaliteit van Vrieseveen

Johannes Kruijs, secretaris

Men kreeg 6 weken vergunning om in het drostambt Twente te collecteren.

In augustus 1800 ging er een dergelijk collecteverzoek naar het departementaal bestuur van de Oude IJssel, om te mogen collecteren in de heel Overijssel en in oktober 1800 verzocht de commissie aan het Uitvoerend Bewind van de Bataafsche Republiek om in de gehele Republiek te mogen collecteren.

In deze, en volgende, verzoeken, werd aangehaald dat de kerk in dermate deplorabele toestand verkeerde dat met gevaar van leven de kerkdiensten werden gehouden, reden waarom de gemeente had besloten om een compleet nieuw kerkgebouw te stichten. Maar ja, dan het geld nog!

De Vriezenveense Burgers Gerrit ten Kate en Gerhardus Smelt kregen toestemming om in de voormalige gewesten Holland en Utrecht te collecteren; de Burgers Jan Derks en Berent Smelt collecteerden in de tweede ring van het departement van de Oude IJssel. Jan Gerrits en Otto Hindriks, Jannes Tromp en Hermannus Gerrits collecteerden in de 6e en 7e ring van het departement van de Rijn, zij collecteerden o.a. in Neede, Eibergen, in het dorp en kerspel Winterswijk, Bredevoort, Lichtenvoorde, Aalten, Dinxsperlo, Oenen, Groenlo, Gelselaar, Zelhem, Ruurlo.

In het departement van de Eems collecteerden de Burgers Gerrit Costers, Gerrit Holland, Gerhardus Smelt en Hindricus Bramer, zij kwamen o.a. in Appingedam.

De Burgers Berent Wanders en Hermannus Tijhof collecteerden in de vijfde ring van het departement van de Oude IJssel

Ook de municipaliteit Groningen werd apart aangezocht om te mogen collecteren.

Priester en pastoor Joannes Steffens van Vriezenveen verklaarde dat de hervormde kerk (toen Gereformeerde Gemeente genaamd) in Vriezenveen op éénmalige milddadige wijze en met jaarlijkse bijdragen dermate had bijgedragen in de opbouw van de Rooms katholieke kerk, dat hij zijn parochianen van harte had aanbevolen om ruim te schenken voor de nieuwbouw van de Hervormde kerk. Van de Hervormde kerk zelf werd geld opgehaald bij 238 mensen aan het Oosteinde, 245 mensen aan het Westeinde en van 9 mensen uit de boerschap Bruinehaar.

Op de achterkant van één van de verzoeken om te collecteren, is een staatje bedragen vermeld, hoogstwaarschijnlijk het geld wat in den lande werd opgehaald. Dat was nogal een heel bedrag in die tijd, namelijk een bedrag afgerond van f 5000,--. Van diverse kerken was f 2000,-- ontvangen, in Vriezenveen was voor f 2000,-- gecollecteerd en verder wordt nog een ontvangst van f 1000,-- vermeld met een onleesbare afkomst. Samen f 10.000,--. Of dit het totaalbedrag is geweest wat bij elkaar gezameld is, blijkt niet uit die stukken. Ook staat op hetzelfde verzoek een staatje waaruit blijkt wat de kerk aan materialen zou moeten kosten:

Aan vurenhout f 1500,--

Aan stenen f 2500,--

Aan timmer- en metselwerk f 1500,--

Aan kalk f 525,--

Aan smidswerk f 500,--

Aan ramen /glaswerk f 500,--

Aan eikenhout f 500,--

Aan pannen f 200,--

Afbraak en verdere kleine onkosten f 775,--

Verder een onleesbare post van f 500,--.

Tesamen f 9.000,--.

De maat die aangehouden werd bij de bouw van de nieuwe kerk was de Amsterdamse houtmaat van elf duim in een voet.

De aannemer moest eerst het oude kerkgebouw afbreken te beginnen met het afhalen van de pannen. Die moesten worden schoongemaakt en de aannemer moest ze uitklinken. Vervolgens moest het muurwerk afgebroken worden, de stenen moesten afgebikt en schoongemaakt worden. Daarna moest het opgeruimd worden. Het fundament van het nieuwe gebouw moest ter diepte van het vaste zand komen, ongeveer 7 ½ voet onder de bovenkant van de grond. De ondergrond werd opgevuld met puin van het oude gebouw dat werd aangestampt en met water en zand ingewassen. Daarna werd het fundament met de oude stenen waterpas aangelegd ter breedte van 4 ½ voet, waarop het kerkgebouw verrees.

Over de losse toren die aan de westkant van de kerk stond, en de pastorie werd niet gesproken. Dat kwam pas in 1819, toen de toren op instorten stond. Schout Jan Kruijs correspondeerde daarover met Zijn Excellentie de Heer Gouverneur van de Provincie Overijssel; tegenwoordig zouden we Commissaris der Koningin zeggen. De brief valt buiten het tijdvak van dit verhaal maar is toch interessant om te melden daar er leuke gegevens in staan over de kerk.

Jan Kruijs gaf een overzicht van gebeurtenissen vanaf 1800 tot 1819. In 1800 was het kerkgebouw in zo’n slechte staat dat het zondags een gevaar voor de gemeente vormde om diensten bij te wonen. Zo nu en dan vielen planken en ribben uit de zoldering en muren begonnen te scheuren.

De gemeenteleden hadden flink wat geld bij elkaar gebracht. Verder waren alle fondsen van de kerk aangesproken die bestonden uit middelen verkregen uit testamenten of andere beschikkingen van uiterste wil. Ook waren diverse collecten in het hele Rijk gehouden waartoe in 1800 een speciale commissie was ingesteld om dat te regelen. In 1801 kon zo een nieuwe kerk worden gebouwd die zich in 1819 ook nog in goede staat bevond. Alle fondsen waren echter volledig uitgeput, de kerk had geen inkomsten meer. Het gevolg was dat geld gegenereerd moest worden om kleine reparaties en onderhoud te betalen. Daarvoor werd de bankenverhuur ingevoerd, waaruit die kosten bestreden konden worden. Bankenverhuur was het eigenlijk ook weer niet, de banken werden om de drie jaar verpacht. Bij de kerk echter stond een toren, een oude houten toren, waarin drie klokken hingen. Dat was een vereiste volgens Jan Kruijs omdat je daarmee de hele wijd uiteenlopende gemeente kon bereiken voor de aankondiging van het houden van kerkdiensten. Die toren kon in 1801 niet herbouwd worden omdat het geld op was. De toestand van de toren was zeer slecht tot super slecht. Jan Kruijs zei dat bij sterke wind en het gelui van de klokken de spits als een stroohalm heen en weer bewoog en daarbij de gebinten en andere delen deed schudden. Het was een kwestie van tijd voordat de toren in elkaar zou storten. Om die reden was de grootste klok sinds jaren al niet meer geluid. De daaraan volgende klok in grootte was in 1816 gescheurd en ook niet meer in functie zodat in 1819 alleen nog de kleinste klok dienst deed, maar die voldeed totaal niet aan de eisen van bereikbaarheid.

Jan Kruijs zei dat de toren van hout was en in die toestand met de kerk in 1666 van een andere plaats naar de huidige (1819) standplaats was overgebracht. Op die vorige plek (wat men de Buterweg noemde), ongeveer een kwartier gaans van de huidige plek in zuidelijke richting, stond de toren waarschijnlijk al twee eeuwen zodat hij al drie en een halve eeuw aan weer en wind was blootgesteld. Het hout was, vooral bij de fundamenten, vermolmd of verrot en wel zodanig dat kleine reparaties geen zin meer hadden. De kosten van volledig afdoende reparatie werd door een deskundige ingeschat op f 2.800,--. Een nieuwe toren opgetrokken uit steen en kalk zou f 5.500,-- kosten, maar de Hervormde gemeente was niet meer in staat om dergelijke bedragen op te brengen. Na de Franse periode heerste er nog steeds lange tijd armoede in Vriezenveen, zodanig zelfs dat het gemeentebestuur de hoofdelijke omslag niet meer wenste of kon verhogen in verband met de onvermogendheid van de Vriezenveners. De hoofdelijke omslag werd geheven bij bestrijding van algemene of specifieke kosten. Maar de toren moest wel gerepareerd. In de vergadering van de gemeenteraad van 23 juni 1827 kwam de reparatie van de zeer bouwvallige toren weer aan de orde. Deze zou hoogstnoodzakelijk toen f 507,40 bedragen, niet inbegrepen het dak en het afnemen en opnieuw opbrengen van het ijzeren kruis en weerhaan. Het gemeentebestuur overwoog dat er in de bouwvallige toren 2 zeer goede klokken bevonden die alleszinds afdoende waren voor de gemeente. De grote gebarsten klok vond men zeer geschikt voor de verkoop; in mei 1827 is de klok verkocht voor f 564,45. Dus of de gerepareerde klok waarover eerst gesproken is, is opnieuw gebarsten, of de klokkengieter heeft destijds een nieuwe klok gegoten. Dan zouden er echter vier klokken moeten zijn, wat niet het geval was. In ieder geval werden de kosten van reparatie van de toren er mee bestreden.

Ook de pastorie was niet in beste staat. In 1804 en 1805 was daarvoor geld ingezameld in de gemeente door de leden in een soort belasting aan te slaan, maar voor de meest noodzakelijke reparaties aan de pastorie had men toch f 900,-- moeten lenen. Die schuld was er nog steeds inclusief over verscheidene jaren een bedrag van f 350,-- aan niet betaalde rente. In mei 1804 hadden schout en kerkmeesters al van Jan Prinsen een lening tegen 4% rente van f 500,-- opgenomen voor reparaties.

Zolders en vloeren waren geheel vermolmd en inclusief reparaties aan de binnenmuren zou een bedrag van f 1.550,-- benodigd zijn om de pastorie weer redelijk op te knappen. Volgens Jan Kruijs was er bij de gemeenteleden niets meer te halen, zij waren wat wij nu noemen al uitgeknepen. De hele collecte rond het opknappen van de pastorie in 1804 en 1805 had ook al de nodige commotie veroorzaakt. Eind 1804 was de reparatie van de pastorie het onderwerp van gesprek. Er werd meegedeeld dat de kosten f 2800,-- zouden bedragen wat door de gemeente moest worden opgehoest. Griet Kruijs vertelt dat de mensen machtig ontevreden waren over al die belastingen en dat de reparatie waarschijnlijk niet zou doorgaan. Zelf was ze in de belasting aangeslagen op f 16,--, wat ze in twee termijn betaalde, terwijl ze ook meldde dat er veel mensen waren die ver achterliepen met de betaling.

Kruijs vroeg dan ook krachtige bijstand van de provincie in het herstel van toren en pastorie.

Na dit kerkelijk uitstapje gaan we weer terug naar het politieke leven in Vriezenveen rond 1800.

De onenigheid in het gemeentebestuur en tussen mensen onderling in een groot deel van de gemeente bleef nog steeds. Schout Hendrik Spijker en de municipaliteit beklaagden zich daarover bij de bevoegde instanties. Hierop kwamen 25 man paardevolk en dragonders in Vriezenveen. (Een dragonder was een infanterist die zich te paard verplaatste en te voet vocht; de oorspronkelijke bedoeling was een infanterie te hebben die zich snel kon verplaatsen). Hendrik ten Cate en Berend Smelt hebben het waarschijnlijk nogal bont gemaakt (hoe en wat is onbekend) want zij werden als arrestanten naar Almelo vervoerd. Zij werden er vier weken op het stadhuis vastgehouden en eindelijk onder borgtocht gelost. De dragonders bleven 5 weken in Vriezenveen, toen kwam er voetvolk, zo’n 60 man met “verscheijden vrouwen” erbij die 20 weken bleven, vervolgens kwamen weer anderen. Inkwartiering genoeg weer dus.

Spijker bleef schout tot begin 1803 en ruimde bij de jaarlijkse schoutverkiezingen toen het veld voor een oude bekende, Jan Hendrik Dikkers. Hij werd op 16 februari 1803 opnieuw aangesteld als schout van Vriezenveen door het Departementaal bestuur in Overijssel. In een brief aan hetzelfde Departement schreef Johannes Engberts in 1803 dat zij binnen vier weken na 28 juni van hun gehouden bewind behoorlijke rekening hadden gedaan aan schout Dikkers. Engberts gaf daarbij ook een relaas van de onregelmatigheden welke tegen alle regels in bij de verkiezing aan de orde zijn geweest. De oproeping van de inwoners van Vriezenveen om kerkmeesters en zestienen te kiezen gebeurde op 30 april toen de municipaliteit nog in functie was. Deze konden toen nog niet weten wat er gebeuren zou, evenmin als de overige ingezetenen. Dat bleek ook uit de omstandigheid dat er op z’n hoogst 30 à 40 personen verschenen zijn. Deze hebben hun stemmen niet uitgebracht maar zijn door schout en predikant beïnvloed, door hen een voordracht van een aantal personen voor te houden. Deze voordracht werd zonder meer door de aanwezigen goedgekeurd. Onder de kerkmeesters en zestienen bevonden zich tenminste 12 of 13 volle broers, 2 zwagers en neven. Bijna klinkt hier iets door van een oligarchische regentenkliek. Drie van de benoemden waren tenminste 700 uur van Vriezenveen verwijderd ter uitoefening van hun handel, met name Lucas Joost, Gradus Kruijs en Jan Engberts, welke laatste zelfs pas overleden was. Ook waren onder de aangestelden als zestienen Johs Engberts en Jan Winter die overigens hun onwettige aanstelling niet hebben aangenomen, terwijl Barend Bramer, die uit aller naam het request getekend had, niet eens op het stemregister voorkwam. Men zou bijna vermoeden dat de verkiezingen gemanipuleerd werden. De municipaliteit had geen kennis gekregen dat zij van hun posten waren ontheven en daarom was het hun onmogelijk om zich hiernaar te gedragen. Zij protesteerden tegen deze gang van zaken en verzochten aan het Departementaal Bestuur om zelf de aanstelling van een plaatselijk bestuur te willen regelen. In november 1803 is bij de kerkmeesters nog een commissie van zes personen aangesteld, te weten Johannes Engberts, Berent Stegeman, Gerhardus Kruijs, JH de Scholte, Fredrik Aman en Dirk de Lange. Na de benoeming van Dikkers als schout in zijn 2e ambtsperiode, lezen we weinig meer over onrustbarende verwikkelingen in Vriezenveen. Dikkers zat overigens geruime tijd in Borne, dat was bekend, waarschijnlijk bij zijn zoon die woonde op het goed de Bornsche Molen. In ieder geval verzocht de secretaris van Vriezenveen, Johs Kruijs, bij brief van 3 juli 1805 namens de Regering van Vriezenveen, aan schout Dikkers om zo snel mogelijk uit Borne naar Vriezenveen te komen of een plaatsvervanger aan te wijzen omdat er diverse moeilijkheden in het belang van de gemeente opgelost moeten worden. Op 23 augustus 1805 schrijft Kruijs weer een brief aan Dikkers dat hij zich rap moet melden bij de gemeente. Er was trammelant met huize Almelo waarop binnen een maand reactie moest komen, er liep een protest van de goedsheren van Wierden tegen plaatsing van een watermolen en verder waren er nog al wat onbetaalde onkosten met betrekking tot de pastorie die gepaste maatregelen vorderden.

In 1806 werd onder het Koninkrijk Holland een concept reglement voor de inrichting van het bestuur te Vriezenveen opgesteld (zie bijlage). Voorgesteld werd dat het gemeentebestuur zou bestaan uit 6 leden en een secretaris. Verder zouden 6 gecommitteerden worden gekozen uit de gemeente. Ieder stemgerechtigde moest 12 namen op z’n stembiljet plaatsen. De 12 personen die de meeste stemmen hadden zouden gekozen worden terwijl de daarop volgende 12 personen als plaatsvervanger dienden te worden aangewezen. De kiezers moesten in het bezit zijn van onbezwaard vastgoed in de gemeente ter waarde van f 400,-- of van pandbrieven en obligaties van gelijke waarde of van een huis dat minstens f 20,-- per jaar deed of de door hen gehuurde landerijen moesten een waarde vertegenwoordigen van f 2.000,--.

In 1801 veranderde de staatsinrichting in Nederland onder Franse invloed drastisch. Het Vertegenwoordigende Lichaam en het Uitvoerend Bewind van de Bataafse Republiek werden vervangen door een Wetgevend Lichaam en een Staatsbewind van 12 personen. De naam Bataafse Republiek werd gewijzigd in Bataafs Gemenebest. Onder de staatsregeling van 16 oktober 1801 werd het departement van de Oude IJssel ontbonden met Gelderland en Friesland; in juni 1802 werd het departementaal bestuur van Overijssel en Drente ingevoerd onder de naam Departement van Overijssel, en dat duurde tot 1810.

Napoleon had zich, zoals gezegd, in 1804 tot keizer gekroond, letterlijk, want hij plantte zelf de kroon op zijn schedel in plaats van dat over te laten aan de officiële kerkelijk magistraat bij zulk soort gelegenheden; hij wilde ook dat er in de satellietstaten van Frankrijk een eenhoofdig bestuur kwam. In het Bataafse Gemenebest werd dat in 1805 Rutger Jan Schimmelpennick onder de benaming van raadspensionaris. Hij werd bijgestaan door 5 raden, ministers zouden we nu zeggen. Hij bleef kort raadspensionaris namelijk tot 1806 toen Napoleon genoeg had van de eigen koers die Schimmelpenninck wilde varen. Napoleon zette hem af en maakte zijn broer Louis Bonaparte koning van Holland zoals hij zijn andere broers koning maakte van de overige satellietstaten. Wij kennen hem als Lodewijk. Een koninklijke familie dus. Van 1806-1810 leefden onze voorouders in het Koninkrijk Holland. Het nieuwe koninkrijk werd in tien departementen verdeeld. Ieder departement had een landdrost aan het hoofd van het bestuur.

Lodewijk weigerde om de inschrijving van de dienstplicht hier door te voeren en de rente van de staatsschuld tot een derde terug te brengen. Bovendien liet hij oogluikend de smokkelhandel op Engeland toe. Zijn grote broer was daar niet gelukkig mee en zette hem dan ook uiteindelijk af in 1810 en Napoleon verenigde het Koninkrijk Holland met het Franse keizerrijk, kortweg gezegd het Koninkrijk Holland werd geannexeerd, ingelijfd bij Frankrijk.

Holland werd verdeeld in 8 departementen genoemd naar rivieren zoals gebruikelijk in Frankrijk. Die departementen werden bestuurd door prefecten. Overijssel kreeg de naam Departement van de Monden van den IJssel. Het departement werd verdeeld in 3 arrondissementen, Almelo, Zwolle en Deventer. Aan het hoofd van het departement stond een prefect, aan het hoofd van de arrondissementen een sous-prefect (onderprefect). Elk arrondissement bestond uit een aantal kantons. Het arrondissement Almelo bestond uit 6 kantons; Wierden, Vriezenveen en Almelo vormden het kanton Almelo. De 900 gemeenten werden bij keizerlijk decreet van 9 juli 1810 bestuurd door maires (Franse woord voor burgemeester). Aan het hoofd van het ingelijfde Holland stelde Napoleon een gouverneur generaal aan, Lebrun, die zetelde in Amsterdam, wat de derde hoofdstad van het keizerrijk werd na Parijs en Rome.

Met de functie van maire werd ter plaatse de hoogst aangeslagene in de belastingen opgezadeld, niet zelden was dat een gefortuneerd ondernemer zonder veel politieke ervaring. Na het herstel van de Nederlandse onafhankelijkheid in 1813 werd de titulatuur van maire in 1825 veranderd in die van burgemeester. Hier en daar kwam ook de benaming schout weer terug wat op z’n minst vreemd genoemd mag worden. Alleen in Friesland is na 1813 de benaming van grietman weer gebruikt tot 1851. Gerrit Engels was maire in Vriezenveen van 1811-1814 en schout van 1814-1818. Zijn opvolger Jan Kruijs is ook schout geweest van 1818-1825 en daarna Vriezenveens eerste burgemeester van 1825 tot 1830. In 1825 werd het bestuur in Overijssel ten plattelande geregeld in reglementen vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 1816. Bij de vaststelling van de gemeentewet in 1851 werd de benaming assessoren gewijzigd in die van wethouders.

De overgang naar maire verliep in Vriezenveen overigens op vrij natuurlijke wijze. Of Dikkers nu last van zijn leeftijd begon te krijgen, of dat hij zijn streken van voor de omwenteling weer in praktijk bracht is niet zeker, maar er waren klachten over zijn bestuur. In 1811 klaagde gemeentesecretaris Joh Kruijs van Vriezenveen bij mr A. Sandberg van de provincie te Zwolle dat er nogal wat mankeerde aan het beheer van schout Dikkers over verschillende zaken. De schout had een leverantie aangenomen uit Almelo voor vlees en brood voor 200 man paardenvolk wat begin 1811 in Vriezenveen was ingekwartierd. Hij had daarvoor een bon gehad maar had de leverantie niet gedaan. In dezelfde brief werd ook geklaagd dat de schout een paardenknecht en paarden voor rekening van het land had gevorderd, bij welke vordering onregelmatigheden waren geconstateerd. Ook werd in dezelfde brief er op gewezen dat de raad van Dikkers of kerkmeesteren en zestienen, meestal lieden van weinig inzicht waren. Dikkers koos mensen uit die in zaken met hem instemden en alleen ja en amen zeiden op wat hij wilde. Tot een onderzoek zal het wel niet meer gekomen zijn want precies bij de titelwisseling van schout naar maire stierf Dikkers in het harnas op 87-jarige leeftijd, 16 maart 1811.

Wel leuk, maar eigenlijk niet in het Vriezenveense verhaal thuishorend, is de aanpak van kozakken door een zoon van Dikkers. Gerhard Johan Otto Dorus Dikkers was een zoon van onze Vriezenveense schout. Hij was schout in Weerselo. In 1813 pakte hij twee kozakken aan die bonje maakten in Borne. Hij greep met elk een hand een kozak van het paard en beval de rest van de troep rustig te vertrekken, wat ze ook deden onder de indruk van Dikkers herculische gestalte. Deze Dikkers was de invloedrijkste man in Twente in die tijd en werd in hoge kringen de Prins van Twente genoemd. Net als zijn vader was hij vurig aanhanger van Oranje en beiden stonden in 1785 en later in briefwisseling met de vorsten van Oranje. In de Franse tijd zou volgens overlevering zelfs een van de prinsen van Oranje op de Bornsche Molen hebben gelogeerd (Historisch gedenkboek Neerlands onafhankelijkheid 1813, deel 4, Twente in 1813).

Het bestuur op plaatselijk niveau moest worden hervormd in overeenstemming met het Franse systeem. Schout werd dus maire en er kwam een gemeenteraad. De functies/taken op rechterlijk, kerkelijk en notarieel gebied werden losgeweekt van de politiek, men beperkte zich voortaan zuiver tot taken op gemeentelijk terrein. Dikkers werd, zoals boven al vermeld, opgevolgd door Gerrit Engels uit Ootmarsum, die op 20-jarige leeftijd de titel van maire kreeg in de gemeente Vriezenveen conform de regeling na de inlijving van Holland bij Frankrijk. Engels werd op 28 maart 1811 bij besluit van de Prefect in Overijssel benoemd en tegelijk met de benoeming van de gemeenteraadsleden op 11 april 1811 geïnstalleerd door de Sous-prefect (onderprefect) in wiens handen hij de eed aflegde:

“Ik zweer gehoorzaamheid aan de Instellingen des Rijks en getrouwheid aan den Keizer”.

Jan Coster werd adjunct-maire, de gemeenteraad werd gevormd door H Drost, B Engberts, J Winter, G Aman, J de Witte, B de Jonge, B Smelt, J Jonker en G Jansen. Deze mensen werden plechtig geinstallaeerd door niemand minder dan GJOD Dikkers, in oppdracht van de Sous Prefect. Aftredend waren Berent Schipper, Harmannus Hoff, Jan Hendriks, Berend Wanders en F Aman.

Bij de wisseling van de wacht behoorde ook de overdracht van administratieve en andere stukken van het ene bestuur aan het andere bestuur. Stukken die werden overgedragen:

Betreffende verkoop van het schoolgebouw in 1808;

Voorwaarden van verkoop van de boekweit op de Kersteege 1809-1810;

Twee oude boerboeken wegens de verpondinge (belastingen), een nieuw boerboek van het oosteinde en een nieuw van het westeinde;

Wegens het schoolfonds: 3 verzettingen en een afrekening van 1808-1809;

Wegens eigendommen van landerijen: een akker lands in het land van Gerhardus Vetker bij de Kerkweg en vervolgens zuidwaarts tot aan het land van Hendrikus Aalderink;

Wegens de brandspuiten: twee brandspuiten met vier gieters, vier flambouwen, enige pikkransen met 6 sleutels daarbij, enkele boekjes van Johannes Kruijs, een rekening van de erfgenamen van de overleden Johannes Kruijs, een afrekening met de gewezen ontvanger Claas Brouwer, een lijst van schulden groot f 2.460,10, een lijst van hetgeen de gemeente tegoed heeft ad f 1.396,16, twee trommen, enige geweren.

Op het moment van overdracht van het oude aan het nieuwe gemeentebestuur waren er in het schoutambt Vriezenveen 403 gezinnen waarvan 358 Hervormden (1826 personen), 37 Rooms Katholieken (187 personen), 4 Lutheranen (4 personen) en 4 Joodse gezinnen (24 personen). Het aantal getrouwde mannen bedroeg toen 345, het aantal jongens 630, het aantal weduwnaars 61, in totaal 1036 mannelijke personen. Het aantaal getrouwde vrouwen bedroeg 345, het aantal meisjes 592, het aantal weduwen 68, in totaal 1005 vrouwelijke personen, zodat het aantal ingezetenen begin 1811 komt op totaal 2041 personen. De gemeente kende op dat moment 2 zervende bedelaars en 45 personen die onderhouden moesten worden.

Engels deed dienst tot 1818 en werd opgevolgd door Jan Kruijs. Na hem werd Engels weer tot burgemeester benoemd van 1831 tot 1852, het jaar waarin hij eervol ontslag kreeg. Engels is qua titulatuur in de uitoefening van zijn functie een uniek figuur geweest, hij was maire, schout en burgemeester.

De gewesten vielen na de inlijving nu volledig onder Frans staatsgezag. Het continentaal stelsel werd nu streng gehandhaafd (verbod van handel op Engeland), aan de vrijheid van meningsuiting werd een einde gemaakt, alle Franse wetten werden hier nu volledig van kracht, decimale stelsels werden ingevoerd bij maten, gewichten, en de militaire dienstplicht werd ingevoerd, de zogenaamde conscriptie, daarbij was het mogelijk om een vervanger te nemen.

Welgestelde mensen betaalden een remplaçant die dan dienst moest doen in het leger van de keizer. Ongeveer 28.000 Nederlanders werden onder de wapenen geroepen en naar Napoleons slagvelden gedreven. Van de 15.000 noord Nederlanders die naar Rusland gingen met Napoleon in 1812 keerde slechts 2 à 3 procent behouden terug. In bijlage IV wordt een stand van zaken van een onderzoek van Hennie Kok vermeld van de lotgevallen van Vriezenveners die dienst moesten doen onder Napoleon.

Hadden wij ook deserteurs in ons midden? Jazeker, en wel zelfs onze Jan Kruijs die later schout werd van Vriezenveen. Als we het onderzoek van dr. L Jonker mogen geloven deserteerde hij als soldaat naar Rusland samen met ene Hulshof. Ook heeft Jonker onderzocht een Registre des deserteurs signalis a la Sous Prefecture. Daarin staat vermeld dat Gerrit Gerritsen, zoon van Gerhardus en Gerritdina Hospers te Vriezenveen, kanton Almelo, departement van de Monden van de IJssel, geboren 21 juli 1788 in Vriezewnveen, lang 1 meter 62,6, blond haar, blauwe ogen, open gezicht, puntige neus etc op 21 juli 1813 (zijn verjaardag) uit de Garde National deserteerde. Overigens staat een enkeling ook in het overzicht van Kok.

Het bijhouden van een kadaster werd ingesteld en de burgerlijke stand werd ingevoerd in 1811 ingevolge het Bulletin des Lois de l’Empire Francais nr 3589 en 7178 van 18 augustus 1811; geboorte en overlijden moesten gemeld worden bij het gemeentehuis. Alle burgers moesten zich laten inschrijven met een voor- en achternaam. Gemeenten moesten burgerlijke huwelijken sluiten. Aangezien niet iedereen de moeite had genomen om zich met voor- en achternaam te laten inschrijven gaf koning Willem I een herkansing bij Koninklijk Besluit van 8 november 1825 nr 74. Niet inschrijving ging gepaard met sancties, het vreemde is dat toch lang niet iedereen zich liet inschrijven.

eerste geboorte inschrijving in Vriezenveen in 1812, Wicherdina Jansen, dochter van Hendrik Jansen en Dika Waanders

In de bijlage lezen we de inschrijvingen in Vriezenveen uit 1812 en van het jaar 1826.

Na de onafhankelijkheid werden wel volkstellingen gehouden en bij de 3e volkstelling werd vanwege de regering voorgeschreven dat de gegevens daarvan vanaf 1 januari 1850 bijgehouden moesten worden. Met deze bepaling was de instelling van de bevolkingsregisters in Nederland vanaf die datum een feit. Schout Dikkers had in 1805 al alle lijkbezorgers (begrafenisondernemers) en diegenen die in een sterfhuis het toezicht over de begrafenis hadden, een aanschrijving doen toekomen. Dat hield in dat, voordat een overledene werd begraven, eerst alle gegevens omtrent die overledene tot in extenso aan de municipaliteit doorgegeven moesten worden. Pas daarna werd een getekend “permissiebillet” ofwel toestemming tot begraving gegeven. Een vorm van bijhouden van de burgerlijke stand.

Op een gegeven moment werd het verzet tegen Bonaparte steeds groter. Toen hij in 1813 bij Leipzig een nederlaag te verduren kreeg, braken overal opstanden uit. In Nederland nam het bekende Driemanschap de leiding van de staat op zich, Van Limburg Stirum, Van Hogendorp en Van der Duin van Maasdam, tot de erfprins Willem Frederik, zoon van stadhouder Willem V, in 1813 naar Nederland kwam en tot koning Willem I werd gekroond.

Geen Willem VI om niet de continuïteit van de periode voor 1795 te bewerkstelligen maar de wil van het volk zou de basis van zijn bewind zijn.

De bevrijding was in aantocht. In dat laatste jaar, 1813, en de eerste helft van 1814 is ontzettend veel gebeurd in Nederland qua militaire bewegingen en handelingen die de nieuwe staat vorm moesten geven. We houden ons heel in het kort bij de kozakken inval in Overijssel.

Eind 1813 gingen al geruchten in omloop dat via Osnabrück bij Almelo een voorhoede van 60 kozakken was gearriveerd, gewapend met een ellenlange speer, een sabel, dolk en een geweer en/of pistool. Op 9 november 1813 kwamen de kozakken de grens over bij Gramsbergen, op 10 november vertoonden kozakken zich in Delden en 11 november kwamen zij in Almelo. Claas Kruijs, die op 13 november 1813 in Almelo was, meldde dat hij de kozakken daar tegenkwam en dat er enkele dagen achter elkaar troepenbewegingen plaatsvonden door Almelo; Vriezenveen bleef bijna vrij van kozakken omdat dit volgens Kruijs ook geheel en al buiten de marsroute van de kozakken lag. Aan de oostkant schijnen volgens overlevering troepen kozakken langs getrokken zijn. De hoofdmacht van 1500 man kozakken (onderdeel van het Russische korps van generaal baron Winzingerode) onder prins Narischkin was gelegerd bij Neuenhaus. Vlak na de intocht van de kozakken kwamen hier de manschappen van het 24ste Pommersche Ulanen regiment en Pruisische huzaren.

Vanaf eind 1813 was Almelo e.o. vrij van de Fransen. Op 20 november was Narischkin in Zwolle en stelde daar een provisioneel gouverneur aan om aan de regeringloosheid van de provincie een einde te maken. Het kozakkenleger van Narischkin had Overijssel zeer snel van de Fransen gezuiverd.

De rust keerde eindelijk weer in het dorpje Vriezenveen, nu met ongeveer 2060 inwoners, het gewone leven nam weer zijn aanvang. Een enkele keer moest nog een wagendienst worden verricht en vond een inkwartiering plaats, maar dat waren diensten in het kader van de vrede, ze waren eindigend en werden graag gedaan.

In december 1813 riep de soeverein vorst (prins van Oranje, later koning Willem I) burgers tussen 17 en 50 op om het vaderland te verdedigen. Zij werden verenigd in de zogenaamde Landstorm. Deze Landstorm was bestemd om vestingen te bezetten die nog in handen van de vijand waren. Aangezien de vesting Deventer nog in handen van de Fransen was, moest deze worden belegerd en werden vanuit diverse plaatsen mensen gerekruteerd. Vanuit Vriezenveen zijn daar vier man heen gegaan. In januari 1814 werden 800 man naar Olst en Diepenveen gezonden, waaronder 10 Vriezenveners.

Almelo bleef een pleisterplaats in de jaren 1814 en 1815. Er marcheerden in 1814 Saksische jagers binnen, een heel regiment Engels-Hannoverse troepen, op 18 februari 3 colonnes Saksische infanterie 10.000 man sterk, cavalerie en artillerie voor wie 1 nacht en dag inkwartiering moest worden gezocht ook in Borne, Vriezenveen, Wierden en Rijssen. Op 28 februari 1814 eiste de burgemeester van Almelo van de schouten van Borne, Vriezenveen, Wierden en Tubbergen om hem vier wagens met 2 paarden bespannen te leveren om te dienen als transport van Franse gevangenen.

Koninklijk bezoek was er ook in Almelo en omstreken. Op 1 maart 1814 berichtte de burgemeester van Almelo dat ZKH de Erfprins zich op huize Twickel bevond en de overlevering wil dat hij de dag daarop over Almelo en Vriezenveen de reis zou vervolgen.

Napoleon had nog een laatste verrassing in petto want hij ontsnapte begin 1815 van Elba en trok met een nieuw gevormd leger naar het noorden op. Aan deze oorlog deden ca 17.000 Nederlandse soldaten mee en 4.000 Duitse huursoldaten onder leiding van de hertog van Wellington. Napoleon werd uiteindelijk definitief verslagen op Nederlands grondgebied op 18 juni 1815, bij Waterloo. Napoleon zelf werd nu naar Corsica verbannen, vanwaar hij geen onverwachte escapades meer kon uitvoeren.

In Vriezenveen werd deze datum een dag van herdenking en dankbaarheid.

Jarenlang werd op 18 juni in Vriezenveen een herdenkingsdienst gehouden. Kruijs: “Het feest van Waterloo is gisteren en passant door ds Gallois aangestipt”. Gallois, Nederlands Hervormd predikant in Vriezenveen in die tijd, wilde dat feest elk jaar vieren. In 1817 vermeld Jan Kruijs: “Heden dank en bededag ter gedachtenis aan de glorierijke overwinning bij Waterloo”.

Op 19 juni 1822 schrijft hij in zijn dagboek: “Gisteren was het Bededag ter gedachtenis van de overwinning op de Fransche door ons en de geallieerden bij Waterloo in Braband. De kerkgangers waren goed opgekomen”.

De schutterij werd in Vriezenveen ook weer opgepakt.

Op 11 oktober 1822 was de inschrijving bij de militieraad in Almelo voor de vorming van de schutterij van Vriezenveen. De schutterij moest bestaan uit 63 man, geloot uit een dubbeltal van ongehuwde mannen tussen 18 en 40 jaar. Drie jaar later kreeg de schutterij Vriezenveen 40 pieken (dunne stok met aan het uiteinde een metalen punt speciaal bedoeld om een aanval van cavalerie af te slaan).

In dat jaar bestond de schutterij inclusief officieren uit 50 man. Een derde gedeelte daarvan werd maandelijks ter beschikking van het gemeentebestuur gesteld om in tijden van watersnood en andere dringende omstandigheden te kunnen worden ingezet. Op 16 en 17 juni 1828 werd de loting gehouden in Vriezenveen ten overstaan van Jan Kruijs en de 2e assessor (wethouder) B de Vries die de militieraad vormden terwijl de 2e luitenant van de Schutterij JF Meijer en de in dat jaar fungerende gemeentesecretaris Gerrit Engels het duo assisteerden.

De overgebleven foto die nog te maken heeft met de periode in Vriezenveen zoals in bovenstaand verhaal wordt verteld, is de foto uit 1913 waarop te zien is dat in Vriezenveen in 1913 100 jaar onafhankelijkheid van Frankrijk wordt gevierd. Ondanks het feit dat de foto bekend is en wel eerder is gepubliceerd, mag hij in dit verhaal als herdenkingsfoto en sluitstuk van het verhaal beslist niet ontbreken.

Bronnen

Korte geschiedenis en aardrijksbeschrijving van de provincie Overijssel, deel 1 geschiedenis, 1852

Korte geschiedenis en aardrijksbeschrijving van de provincie Overijssel, deel2, aardrijksbeschrijving uit 1856

Overijssel in 1795, vanaf het uitbreken der revolutie tot het bijeenkomen van de eerste Nationale Vergadering, dr. Joh. Theunisz, 1943

Geschiedenis van Overijssel, De nieuw geschiedenis staatkundig beschouwd, deel III de Patriottentijd Dr WJ Formsa, 1970

Twentsche eigenheimers, historische schetsen door mr GJ ter Kuile sr., 1936 Artikel Almelo in den Franschen tijd.

GD Homan, prof Illinois State University, Nederland in de Napoleontische tijd 1795-1815

Joost Rosendaal: De Nederlandse revolutie, vrijheid, volk en vaderland 1783-1799, 2005

Goejanverwellesluis van Arie Wilschut, docent geschiedenis educatieve faculteit Amsteram, 2000, verloren verleden deel 9

Het ontstaan van het moderne Nederland, staats- en natievorming tussen 1780 en 1830 van Wantje Fritschy en Joop Toebes

Onderzoek naar de sociale stratificatie van Vriezenveen, H Berkhof

De verzamelde gegevens bijeen gebracht door dr. L Jonker uit de archieven van Vriezenveen die berusten in het Historisch Centrum Overijssel en die betrekking hebben op de periode 1784-1813.

Enkele verzamelde aantekeningen van Claes Kruijs en zijn vrouw Grietje Kruijs-Otten die handelen over hun dagelijkse beleving in Vriezenveen in de periode 1784-1813

Stand onderzoek ‘ Lotgevallen van de Twentse dienstplichtigen ten tijde van de Franse Overheersing 1810-1813’ van H. Kok, Oldenzaal.

Archief voormalige gemeente Vriezenveen.

Met dank aan de commissie Archief van de NH kerk in Vriezenveen

Historisch gedenkboek der herstelling van Neerlands onafhankelijkheid in 1813 o.l.v. GJW Koolemans Beijnen (1912)

Archief Historisch Documentatiecentrum museum Vriezenveen

Met dank aan Robert E Boonstra MA, docent geschiedenis aan Hogeschool Windesheim te Zwolle, van wiens deskundige aanwijzingen ik gebruik mocht maken.

BIJLAGE I

Registers van inschrijving

Hieronder staan alle opgaven van dorpsgenoten die een geslachtsnaam wilden wijzigen of aannemen. Het eerste deel is van 1812 en is in het Frans gesteld. De tekst is bijna in alle gevallen hetzelfde, enkele afwijkende zijn vertaald zodat de rest daaraan afgelezen kan worden. Niet alle inwoners van Nederland voldeden aan de inschrijving, daarom werd tijdens koning Willem I bij besluit van 8 november 1825 nr 74, nog een keer de gelegenheid gegeven om een geslachtsnaam te kiezen/veranderen. Ook hier was volledigheid nog ver te zoeken. Om zicht te hebben op de totale bevolking werden volkstellingen gehouden, na de derde ervan moesten alle gegevens bijgehouden worden in zogenaamde bevolkingsregisters. Het eerste deel hieronder uit 1812 is vanzelfsprekend in het Frans gesteld. Het tweede deel stamt uit 1826 en is overgenomen in de schrijftaal van toen.

Registre des noms de Famille de la Commune de Vriesenveen

78 families uit Vriezenveen zijn in 1812 bij de gemeente geweest om een nieuwe naam aan te geven of te willen behouden.

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jan Fredriks ou Stik, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Stik pour nom de famille ; qu’il a deux fils et deux filles et une petite fille savoir : Fredrik age de trente et un ans, Jannes age vingt et deux ans, Clasina age trente et six ans et Hendrika age dix sept ans tous domiciliées a cette commune ; et Jesina fille de Fredrik age de deux ans, et a signe avec nous le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Vertaling :

Voor ons, maire van de gemeente Vriesenveen, Kanton en Arrondissement van Almelo in het Arrondissement van de Monden van de IJsel, is verschenen Jan Frederiks of Stik, wonende te Vriesenveen, die verklaarde te willen aannemen de naam van Stik als familienaam; dat hij twee zonen en twee dochters en een kleindochter heeft, met namen Fredrik oud 31 jaar, Jannes oud 22 jaar, Clasina oud 36 jaar en Hendrika oud 17 jaar, allen wonende in deze gemeente; en Jesina dochter van Fredrik oud 2 jaar, en heeft met ons ondertekend op 5 maart 1812,

Gerrit Engels, maire.

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Gerrit Engbers, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Post pour nom de famille ; qu’il a deux fils savoir : Egbert, agê de dix ans et Gerrit agê deux ans, tous deux domiciliées a cette commune ; et a signe avec nous le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Gerrit Engbers Post

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Fredrik Harms, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Fik pour nom de famille ; qu’il a trois fils et trois filles et une petite fille savoir : Jan, agê vingt deux ans, Hendrikus agê seize ans, Albert agê sept ans, Johanna agê vingt ans, Leena agê treize ans, Harmina age cinq ans ; tous deux domiciliées a cette commune, et jeune fille du Jan age deux ans ; et a signe avec nous le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Fredrik Harmens Fik

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Egbert Jansen, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Kobes pour nom de famille ; qu’il a un fils et trois filles savoir: Jannes, agê quatorze ans, Harmina agê vingt ans, Berendina agê dix sept ans, Clasina agê douze ans, tous deux domiciliées a cette commune, et a signe avec nous le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Egbert Jansen Kobes

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Gerrit Jansen, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Slot pour nom de famille ; qu’il a un fils nommé Wicher, agê cinq ans, domicilie chez lui et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, avec nous le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Vertaling:

Voor ons, maire van de gemeente Vriezenveen, Kanton n Arrondissement va Almelo departement van de Monden van de IJssel, is verschenen Gerrit Jansen, wonende te Vriezenveen, die verklaarde aan te nemen de naam van Slot als familienaam; dat hij een zoon heeft genaamd Wicher oud 5 jaar, bij hem inwonende, en heeft verklaard dat hij niet kan schrijven met als gevolg niet kan ondertekenen, de 5e maart 1812,

Gerrit Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Borchart Nathans, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Maseritscher pour nom de famille ; qu’il a trois fils et une fille savoir: Samuel, agê trente ans, marcus agê vingt trois ans, Barend agê dix ans, domiciliées a cette commune, et Jente, agê dix huit ans domicilie a Meppelt, departement l’Ems, occidental, et a signe avec nous le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Borchart Nathans Marseritscher

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Albert Jansen, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Maijoor pour nom de famille ; qu’il a une fille nomme Gesiena age vingt six ans, domicilié chez lui, et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer avec nous le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Harmen Kobes, domicilie cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de Kobes pour nom de famille ; qu’il a un fils et deux filles savoir: Jan, agê cinq ans, Gerritdina agê sept ans, et Jesina agê deux ans, tous domiciliées chez lui, et a signe avec nous le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Harmen Kobes

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Hendrikus Gerrits, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de van der Beek pour nom de famille ; qu’il a deux filles savoir: Jenneken, agê trente ans, et Clasiena agê vingt sept ans, et a signe avec nous le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Hendriekus van der Beek

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Albert Berends, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Kesler pour nom de famille ; qu’il a trois fils et une fille savoir: Hermannus, agê douze ans, Berend agê deux ans, Bernardus agê nu an, Hendrika agê neuf ans, tous deux domiciliées a Vriesenveen, et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pas signer, le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jan Fredriks, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Nijhuis pour nom de famille, et a signe avec nous le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Jan Fredriks Nijhuis

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Hendrik Jansen, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Dekker pour nom de famille ; qu’il a deux fils et quatres filles savoir: Jan, agê seize ans, Johannes agê trois ans, Gerritdiena agê dix neuf ans, Magdalena agê onze ans, Aaltjen age cinq ans et Hendrika age une demi an, tous domiciliées a cette commune, et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Gerrit Fredriks, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Evertman pour nom de famille ; et a signe avec nous le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Gerrit Frederikz Evertman

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Hendrikus Jansen, demeurant a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Fokke pour nom de famille ; qu’il a quatre fils et deux filles et deux petite fils et une petite fille, savoir: Jan, agê trente huit ans, Harmen agê vingt et un ans, Lambert agê treize ans, Berend agê six ans, Aaltjen age trente deux ans, Berendina age vingt huit ans, et fils du Jan Harmen age onze ans et Jannes age dix ans et Berendina fille de Jan age quatorze ans, tous domiciliées a Vriesenveen, et declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequet n’a pu signer, le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Egbert Jansen Kobes

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Gerrit Fredriks Evertman, tuteur legal du Johannes Fredriks domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Nijhuis pour nom de famille du son orphelin susdit; et a signe avec nous le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Gerrit Frederikz Evertman

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Fredrik Jansen, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Lubbers pour nom de famille ; et declarons en autre ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer avec le nous, le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Klaas Jansen, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Tutertjens pour nom de famille ; et a signe avec nous le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Klaas Tutertien

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Hendrik Jansen ou Jager, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Companjen pour nom de famille ; qu’il a une fille, nommee Lena, age dix ans, domiciliée chez lui, et a signe avec nous le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Companjen

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Albert kobes, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il conserve le nom de Kobes pour nom de famille ; qu’il a deux filles savoir: Wolterdina, age cinq ans et Jennigjen age un an, domiciliées chez lui a Vriesenveen, et a signe avec nous le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Albert Kobes

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Fredrik Jansen, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Dekker pour nom de famille ; qu’il a quatre fils et trois filles savoir: Jan, agê quinze ans, Gerhardus agê douze ans, Albertus agê huit ans et Adolph agê deux ans, tous deux domiciliées chez lui a Vriesenveen, et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le cinq mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Berend Hendriks, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Smit pour nom de famille ; qu’il a un fils et quatre filles savoir: Fredrikus age quatre ans, Johanna age vingt et un ans, Arendina age dix neuf ans, Hendrika age dix sept ans et Hendrika age neuf ans ; tous demeurant a cette commune, et a signe avec nous le six mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Berend Smit

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Waander Gerrits, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Tromp pour nom de famille ; qu’il a un fils nomme Gerrit age duex ans, et a signe avec nous le six mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Wander Tromp

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Berend Albers, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Roelofsen pour nom de famille ; qu’il a quatre fils et un petit fils et deux petites filles savoir: Berend Albert agê trente trois ans, Jan agê vingt neuf ans, Roelof agê vingt quatre ans et Wicher age dix neuf ans, et enfans de Berend Albert, Gerrit age deux ans, Johanna age cinq ans et Berendina age une demie an, tous deux domiciliées a cette commune, et a signe avec nous le six mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Berent Roelofsen

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Lucas Jansen, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Dekker pour nom de famille ; qu’il a trois fils, savoir : Jannes age vingt deux ans, militair, Geadus age vingt ans et Edolph age seize ans tous domiciliées a Vriesenveen, et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le six mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Albert Hendriks, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Schipper pour nom de famille ; qu’il a deux fils, trois filles, deux petit fils et une petite fille, savoir : Fredrik age quarante ans domicilie a Putten Departement de l’Ijssel Superieur, Hendrik age trente ans, Gesine age vingt sept ans, Fiena age vingt quatre ans et Aaltjen age vingt et un ans, tous domiciliée a Vriesenveen, et fils du Fredrik, Albertus age cing ans et Jacob age deux ans, et fille du Hendrik, Hendrika age deux ans, et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le six mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jan de Jager, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Companjen pour nom de famille ; qu’il a un fils et trois filles savoir Johannes age huit ans, Johanna age six ans, Jesiena age trois ans et Jenneken age trois mois, tous domiciliée chez lui a Vriesenveen, et a signe avec nous le six mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Jan Companjen

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Meindert Harms, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Roseboom pour nom de famille; et a signe avec nous le sept mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Meindert Rooseboom

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Gerrit Geerlink, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Geerlinks Schipper pour nom de famille ; qu’il a quatre filles, savoir Gesiena age vingt et deux ans, Lena age vingt et un ans, Jennigjes age dix neuf ans et Fiena age treize ans, tous domiciliée a cette commune, et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, signe le sept mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Lucas Hendriks, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Van der Veen pour nom de famille ; qu’il a une fille, nommee Lena, age dix ans, domiciliée chez lui, et a signe avec nous le sept mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Lucas van der Veen

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jan Klaassen, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Jansen pour nom de famille ; qu’il a un fils et trois filles, deux petit fils et une petite fille, savoir, Hendrikus age trente trois ans, Gerritdina age trente cinq ans, Christina age trent ans et Gesiena age vingt quatre ans ; et enfants du Hendrikus, Fredrikus age cinq ans, Jan age un an et Gesiena age trois ans, tous domiciliée a cette commune, et a signe avec nous le sept mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Jan Jansen

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Hendrik Jansen, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Companjen pour nom de famille ; qu’il a une fille, nommee Lena, age dix ans, domiciliée chez lui, et a signe avec nous le sept mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Companjen

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Marcus Levij, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Meijler pour nom de famille ; qu’il a un fils et une fille, savoir Levij age un an et demi et Aaltjen age une demi annee, et a signe avec nous le sept mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Abraham Levij, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Meijler pour nom de famille ; qu’il a quatre fils et une fille, savoir Philippus age douze ans, Kappel age dix ans, Levij age sept ans, Israel age quatre ans et Rachel age deux ans, tous domiciliée a cette commune, et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le sept mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Fredrikus Hendriks, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Huurman pour nom de famille ; qu’il a un fils, nomme Hendrik, age dix huit ans, et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le sept mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jan Jansen, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Slot pour nom de famille ; qu’il a une fille, nommee Hendrika age un an, et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le sept mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jan Harms, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de Boeschen pour nom de famille; et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le sept mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Albert Jansen ou Knol, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il conserve le nom de Knol pour nom de famille; et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le sept mars, dix huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Albartus Hendriks, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Companje pour nom de famille; et a signe avec nous le vingt mars dixhuit cent douze,

G Engels, maire

Albartus Companjen

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Fredrik Gerrits, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de Tutertjen pour nom de famille ; qu’il a un fils et quatre filles, savoir Gerrit age trent ans, Janna age trent trois ans, Hendrika age vingt sept ans, Gerritdina age vingt deux ans et Margaretha age vingt ans et a signe avec nous le vingt mars dixhuit cent ans,

G Engels, maire

Fredrik Tuitertien

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jan Gerrits, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de Oudendijk pour nom de famille ; qu’il a deux filles, savoir Gerritdina age dex sept ans en Hendrika age quinze ans, et a signe avec nous le vingt mars dixhuit cent douze,

G Engels, maire

Jan Oudendijk

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Albert Jansen Eupe, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de Jansen Eupe pour nom de famille ; qu’il a un fils et trois filles, savoir Jannes age trois ans, Johanna age dix huit ans, Dina age quinze ans et Jennigjen age dix ans tous domicilie chez lui, et a signe avec nous le vingt mars mile huit cent douze,

G Engels, maire

Albert Jansen Eupe

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Derk Gerrits, domicilie a Vriesenveen, lequel a declare qu’il adopte le nom de Smit pour nom de famille ; qu’il a trois filles, savoir Johanna age quatorze ans, Gerritdina age onze ans et Jesina age huit ans ; et a signe avec nous le neuf mai mille huit cent douze,

G Engels, maire

Derk Smit

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Adam Jansen, domicilie a cette commune lequel a declare qu’il adopte le nom de Evers pour nom de famille ; qu’il a cinq fils et deux filles, et deux petit fils et trois petites filles, savoir : Jannes age quarante ans, Hermannus age trent sept ans tous deux domicilie a Sint Petersbourg dans la Russie, Albert age trent et un ans, Jan age vingt sept ans, Zwerus age vingt cinq ans, Stientje age trent huit ans et Gerritdina age vingt neuf ans et petit fils Adam age sept ans, Hendrik age trois ans et petite filles Hendrika age six ans et Hanna age onze semaines tous enfants du Albert, et Gesiena fille du Jan.

Et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent na pu signer le neuf mai mille huti cent douze

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Engbert Berends, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de Engebers pour nom de famille ; qu’il a trois fils et deux filles, savoir : Jan age vingt neuf ans, domicilie a Emden Departement de l’Ems Oriental, Berend age vingt six ans domicilie a St Petersbourg dans la Russie, Gerrit age vingt et un ans, Gerritdina age vingt cinq ans et Fiena age quatorze ans, domicilie chez lui a Vriesenveen. et a signe avec nous le neuf mai mille huit cent douze,

G Engels, maire

Engbert Engbers

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Gerrit Jansen ou Rot, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de van ‘t Rot pour nom de famille ; qu’il a deux fils et quatre filles, savoir Gerhardus ages vingt neuf ans, Egbert age vingt quatre ans, Hanna age trent deux ans, Gesiena age vingt deux ans, Jennigjen age quinze ans et Fiena Juliana age douze ans, et a signe avec nous le neuf mai mille huit cent douze,

G Engels, maire

Gerrit van Rot

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Fredrik Jansen, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de Jansen pour nom de famille ; qu’il a deux fils et une fille, savoir Johannes age vingt quatre ans, Coenraad age quinze ans et Geerritdina age vingt ans tous domicilie chez lui a Vriesenveen, et a signe avec nous le neuf mai mille dix cent douze,

G Engels, maire

Fredrijk Jansen

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Gerhardus Gerrits, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de Gerritsen pour nom de famille ; qu’il a deux fils et deux filles, savoir Gerrit age vingt quatre ans, Jan age six ans, Petina age vingt ans et Gesiena age quinze ans, tous domiciliees a Vriezenveen, et a signe avec nous le neuf mai mille huit cent douze,

G Engels, maire

Gerhardus Gerritsen

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Hermannus Gerrits, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il cserve le nom de Gerritsen pour nom de famille ; qu’il a deux fils, savoir Gerrit age quatorze ans et Jan age dix ans, et a signe avec nous le neuf mai mille huit cent douze,

G Engels, maire

Hermannus Gerritse

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Claas Berends, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de Dikkers pour nom de famille, et a signe avec nous le neuf mai mille huit cent douze,

G Engels, le maire

Klaas Dikkers

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jannes ALbers, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de Van der Veen pour nom de famille ; qu’il a un fils et trois filles, savoir Albertus age trois ans, Alberdina age cinq ans, Hendrika age neuf ans et Johanna age deux mois, tous domiciliees chez lui, et a signe avec nous le neuf mai mille huit cent douze,

G Engels, maire

Jannes van der Veen

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Otto Hendriks, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de Buterman pour nom de famille ; qu’il a deux fils, savoir Hendrik age treize ans et Bernardus age sept ans tous deux domiciliees a Vriesenveen, et a signe avec nous le neuf mai mille huit cent douze,

G Engels, maire

Otto Buterman

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Lucas Claassen, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de Schipper pour nom de famille ; qu’il a deux fils et une fille, savoir Jan age dix ans, Cornelius age sept ans et Johanna age trois ans, tous domiciliees chez lui. Et

a signe avec nous le neuf mai mille huit cent douze,

G Engels, maire

Lukas Schijpper

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Albert Gerrits, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de Grobben pour nom de famille ; qu’il a deux fils et une filles, savoir Wolter age vingt et un ans, Gerrit age dix huit ans et Hanna age vingt quatre ans, tous domiciliees chex lui. Et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le onze mai mille huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jan Waanders, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de Tromp pour nom de famille ; qu’il a trois enfants, duex fils et une fille, savoir Jannes age vingt quatre ans domicilie inconnu, Gerhardus age dix sept ans et Dina age onze ans, les derniers domiciliees chez lui.

Et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le onze mai mille huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Berend Waanders, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il conserve le nom de Waanders pour nom de famille ; qu’il a trois fils et trois filles, et un petit fils savoir Wicher age vingt huit ans, Jan age vingt six ans, Gerrit age quatorze ans, Aaltjen age vingt quatre ans, Janna age vingt et un ans et Berendina age dix sept ans, et Harmen fils du Wicher, tous domiciliees a cette commune, et a signe avec nous le onze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Barent Wanders

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jan Gerrits Scheper, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de Heuver, et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le onze mai mille huit cent douze,

G Engels, maire

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Gerrit Jansen Smit, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il conserve le nom de Jansen Smit pour nom de famille ; qu’il a un fils et une fille, savoir Jan age deux ans et Janna age sept ans, tous deux domiciliees chez lui. Et a signe avec nous le onze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Gerrit Jansen Smit

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Hendrik Harms, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il adopte le nom de Meijer pour nom de famille ; qu’il a un fils et une fille, savoir Gerrit age onze ans et Aaltjen quinze ans tous les deux domiciliees chez lui. Et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le onze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Hendrik Jansen, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a adopte le nom de Schoenmaker pour nom de famille ; qu’il a un fils et une fille, savoir Jan age huit ans en Dina age quatre mois, tous deux domiciliees chez lui. Et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le onze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jan gerrits, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a conserve le nom de Gerritsen pour nom de famille. Et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le onze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jan Hendriks, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a conserve le nom de Hendriks pour nom de famille ; qu’il a trois fils et deux fille, savoir Johannes age deux ans, Harmen age huit ans, Hendrik age quatre ans, Klasina age onze ans et Hendrika age six ans, tous domiciliees chez lui, et a signe avec nous le onze mai mille huit cent douze.

Le maire, G Engels

Jan Hindriksen

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Willem Jansen, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a adopte le nom de Kobes pour nom de famille ; qu’il a trois fils et une fille, savoir Derk age neuf ans, Jan age neuf ans, Hendrik age sept ans et Hermina age trois ans, tous domiciliees chez lui. Et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le onze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Harmen Harmsen, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a adopte le nom de Heultjes pour nom de famille ; qu’il a un fils et une fille, savoir Harm age trois ans et Geertjen age un an, domiciliees chez lui. Et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le onze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Hendrik Jansen, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a adopte le nom de Schoenmaker pour nom de famille ; qu’il a un fils et une fille, savoir Jan age huit ans en Dina age quatre mois, tous deux domiciliees chez lui. Et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le onze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jan Gerrrits, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a adopte le nom de Bramer pour nom de famille ; qu’il a deux fille, savoir Aaltjen age quatre ans et Gerritdina age une demi annee, et a signe avec nous le onze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels,

Jan Bramer

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jan Geerts, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a conserve le nom de Geerts pour nom de famille ; qu’il a un fils et une fille, savoir Hermannus age un mois et Jenneken age cinq ans. Et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le onze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Gerrit Harms ou Meijer, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a conserve le nom de Meijer pour nom de famille ; qu’il a un fils et une fille, savoir Jan age huit ans en Dina age quatre mois, tous deux domiciliees chez lui. Et a signe avec nous, le onze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Geryet Meijer

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jannes Gerrits, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a adopte le nom de Smit pour nom de famille ; qu’il a trois fils et deux fille, savoir Gerrit age treize ans, Harmen age dix ans, Johannes age six ans, Clasina age trois ans et Jasperdina age une demi annee, et a signe avec nous le douze mai mille huit cent douze.

Le maire, G Engels

Jannes Smiet

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Gerrit Hendriks, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a conserve le nom de Hendriks pour nom de famille, et a signe avec nous le onze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Gerrit Hendriks

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jan Gerrits, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a adopte le nom de Grobben pour nom de famille ; qu’il a un fils et une fille, savoir Albartus age un an et Hanna age huit ans, domiciliees chez lui.

Et a signe avec nous le douze mai mille huit cent douze

Le maire, G Engels

IJan Grobben

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jannes Gerrits, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a adopte le nom de Raphuis pour nom de famille.

Et a signe avec nous le douze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Jannes Raphuis

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Gerrit Gerrits, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a adopte le nom de Grobben pour nom de famille ; qu’il a un fils et deux filles, savoir Jan age cinq ans, Hanna age sept ans et Gerritdina age trois ans, domiciliees chez lui. Et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le douze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Derk Jaspers, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a adopte le nom de Faijer pour nom de famille ; qu’il a un fils et trois filles, savoir Jannes age dix neuf ans, Hendrika age vingt quatre ans, Jasperdina age dix sept ans et ohanna age treize ans, tous domiciliees a Vriesenveen.

Et a signer avec nous, le douze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Derk Jaspers Faijer.

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Leender Leenders, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a adopte le nom de van Dijk pour nom de famille ; qu’il a un fils et deux filles, savoir Jan age trois mois, Berendina age sept ans et Siena age trois ans.

Et a signe avec nous le douze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Leendert van Diek

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Roelof Leenders, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a adopte le nom de Oudendijk pour nom de famille ; qu’il a deux filles, savoir Jesina age six ans et Geeertjen age trois ans. Et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le onze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jan Claassen, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a conserve le nom de Claassen pour nom de famille ; qu’il a un fils et deux filles, savoir Frederikus age seize ans, Klasina age quatorze ans et Janna age six ans, tous deux domiciliees chez lui. Et a signe avec nous, le onze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Jan Klaasen

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Otto Roelofs, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a conserve le nom de Roelofs pour nom de famille ; qu’il a un fils et une fille, savoir Wicher age un an et Johanna age quatre ans. Et a signe avec nous, le douze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Otto Roelofs

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jannes Hendriks, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a adopte le nom de Biester pour nom de famille. Et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le douze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jan Fredriks, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a adopte le nom de Scholten pour nom de famille ; qu’il a deux fils et une fille, savoir Engbert age sept ans, Hendrik age un an, et Fiena age quatre ans.

Et a signe avec nous le douze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Jan Fredriks Scholten

Par devant nous, maire de la commune de Vriesenveen, Canton et Arrondissement d’Almelo departement des Bouches de l’IJssel, s’est presenté Jannes Kobes, domicilie a cette commune, lequel a declare qu’il a adopte le nom de Reuten pour nom de famille ; qu’il a trois filles, savoir Jenne age vingt ans, Clasina age dix sept ans et Gerritdina age quatorze ans, tous domiciliees chez lui. Et a declare qu’il ne peut pas ecrire et par consequent n’a pu signer, le onze mai mille huit cent douze,

Le maire, G Engels

Vervolg op het Register der Familienamen krachtens Zijner Majesteits Besluit van den 8 november 1825, Staatsblad no 74, houdende 22 aangiften.

Op heden den vijftienden maart des jaars achttienhonderd zevenentwintig, des avonds te zeven uuren, zijn voor ons Jan Kruijs, burgemeester, ambtenaar van den burgerlijken staat te Vriesenveen verschenen:

Jannes Meulenbeld, landbouwer, oud vier en dertig jaaren, Gerhardus Meulenbeld, landbouwer, oud achtentwintig jaaren, Johanna Meulenbeld, dienstmeid, oud zevenentwintig jaaren, Gerrit Meulenbeld, landbouwer oud vijfentwintig jaaren, woonachtig in de gemeente Wierden, gezamentlijk kinderen van wijlen Gerrit Meulenbeld ook genaamd Gerrit Jan Meulenbeld overleden te Vriesenveen en Janna Meulenbeld woonende te Vriesenveen; voordragende dat hun vader ook tot geslachtsnaam heeft gevoerd Van den Tooren of Tooren, verklarende voorts dat zij voor zich en ieder in het bijzonder tot geslachtsnaam behouden den naam van Meulenbeld. En verklaarde de eerste comparant te zjin gehuwd met Hanna Holland uit welk huwelijk zijn verwekt vier kinderen met namen Aaltjen, Gerritdina, Jan en Siena, de eerste oud acht, het tweede zes, de derde drie en de laatste ruim een jaar.

Waarvan wij deze acte hebben opgemaakt, welke aan de comparanten is voorgelezen en door de laatste benevens ondertekend, doch de drie eersten verklaarden geen schrijven te hebben geleerd en niet te kunnen tekenen.

Jan Kruijs

G Meulenbeld.

Op heden den vijfden april des jaars achttienhonderd zevenentwintig, des avonds te zeven uuren, zijn voor ons Jan Kruijs, burgemeester, ambtenaar van den burgerlijken staat te Vriesenveen verschenen:

Gerhardus Oudendijk, timmerman, oud zevenendertig jaaren, Hendrik Oudendijk, broodbakker, oud vijfendertig jaaren, Klaas Oudendijk, timmerman, oud dertig jaaren, Johannes Oudendijk, landbouwer, oud vijfentwintig jaaren, alle vier woonachtig in deze gemeente, gezamentlijk kinderen van wijlen Berent Oudendijk, in leven kleermaker en van wijlen Geertruid of Geertjen de Groot zonder beroep, beiden gewoond hebbende en overleden te Vriesenveen, voordragende dat hun vader in vroegere jaaren ook tot geslachtsnaam heeft gevoerd de naam van Gerrits, en ook is beschreven onder de naam van Gerrit Berends, verklaren voorts dat zij te samen en ieder voor zich tot geslachtsnaam behouden de naam van Oudendijk.

En verklaarde de eerste comparant te zijn gehuwd met Gesina Fredriks uit welk huwelijk in leven zijn vier kinderen met namen Berendina oud acht jaaren, Gesina oud zes jaaren, Gerrit oud vier jaaren en Berent oud twee jaaren. En de tweede comparant te zijn gehuwd met Bernardina Engberts uit welk huwelijk in leven zijn vijf kinderen met namen Aleidina oud acht jaaren, Berent oud zes jaaren, Gerrit en Gesina tweelingen oud twee jaaren en Johanna oud vier maanden.

Van alle welke verklaringen wij deze acte hebben opgemaakt, welke na behoorlijke voorlezing door alle de comparanten benevens ons getekend is

Jan Kruijs burgemeester, Gerhard Oudendijk, H Oudendijk, K Oudendijk, J Oudendijk.

Op heden den vijfden april des jaars achttienhonderd zesentwintig, des avonds te acht uuren, is voor ons Jan Kruijs, burgemeester, ambtenaar van den burgerlijken staat te Vriesenveen verschenen:

Derk de Lange landbouwer, oud zevenenvijftig jaaren gebooren en woonachtig in deze gemeente, te kennen gevende dat hij in vroeger jaaren ook de naam heeft gevoerd van Derk Roelofs de Lange, doch dat hij thans als vasten geslachtsnaam behoud de naam van de Lange. Dat hij is gehuwd met Trijntjes Winter en uit dat huwelijk heeft verwekt en in leven drie kinderen genaamd Jan oud vijfentwintig jaaren, Jesina Johanna oud eenentwintig jaaren en Roelof Johannes oud zeventien jaaren, alle woonachtig ni deze gemeente.

Van welke verklaringen wij deze acte hebben opgemaakt, welke door den comparant benevens ons is getekend na behoorlijke voorlezing.

Jan Kruijs burgemeester, D de Lange.

Op heden den achtsten april achttienhonderd zesentwintig, des namiddags te zeven uuren, zijn voor ons Jan Kruijs, burgemeester, ambtenaar van den burgerlijken staat te Vriesenveen verschenen:

Gerrit Scholten, landbouwer, oud zesendertig jaaren, gebooren en woonachtig in deze gemeente te kennen gevende, dat zijn wijlen vader immer een vaste geslachtsnaam had gevoerd maar de naam van zijn vader tot bijnaam had gevoerd en zich doen schrijven Fredrik Roelofs dat hij dit voetspoor volgende in zijne kindheid zich had getekend Gerrit Fredriks, doch dat hij sedert voor geslachtsnaam had gevoerd en thans alszodanig aannam de naam van Scholten.

Dat hij is gehuwd met Gerritdina Meyer en uit dat huwelijk heeft een kind oud bijna een jaar genaamd Fijna Gerritdina.

Van welke verklaringen wij deze acte hebben opgemaakt welke door ons is getekend, verklarende de comparant niet te kunnen schrijven noch tekenen.

Jan Kruijs, burgemeester.

Op heden den achtsten April des jaars achttienhonderd zesentwintig des avonds ten acht uuren, zijn voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen verschenen, Hendrik Pot, kleermaker, oud vierenvijftig jaaren, Berent Pot landbouwer oud eenenvijfitg jaaren, Mannes Pot wever oud negenenveertig jaaren en Johannes Pot landbouwer oud drieënveertig jaaren, alle vier gebooren en woonachtig in deze gemeente, gezamentlijke kinderen van wijlen Jan Hendriks en van wijlen Johanna Berends ook genaamd geweest Johanna Smelt, verklarende voorts dat hun overleden vader ook genaamd is geweest Jan Pot en ook Jan Hendriks Pot, doch dat zij allen al nu tesamen en ieder voor zich tot vasten geslachtsnaam aannamen de naam van Pot.

En verklaarde de tweede comparant wijders te zijn gehuwd met Mina Eshuis en uit dat huwelijk te hebben verwerkt vijf kinderen, te weten Jan oud veertien jaaren, Egberdina oud bijna twaalf jaaren, Janna oud acht jaaren, Mina Jesina oud in het zesde jaar en Johanna oud twee jaaren.

En de vierde comparant dat hij uit zijn eerste huwelijk met Aaltjen Jonker heeft drie kinderen met namen Janna oud zestien jaaren, Jannes oud veertien jaaren en Jesina oud vier jaaren, en uit zijn tegenwoordige huwelijk met Johanna ten Cate eene dochter oud vier maanden genaamd Aleida.

Van welke verklaringen wij deze acte hebben opgemaakt welke na behoorlijke voorlezing alle de comparanten benevens ons is getekend.

H Pot, Berent Pot, M Pot, Johannes Pot Jan Kruijs, burgemeester

Op heden den achtsten April des jaars achttienhonderd zesentwintig des avonds ten acht uuren, zijn voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen verschenen, Gerrit Jan Knol, landbouwer, oud vijfenvijftig jaaren, Gerrit Knol landbouwer oud vijftig jaaren, Albert Knol landbouwer oud achtenveertig jaaren en Hendrik Knol landbouwer ou vijfenveertig jaaren, alle vier woonachtig in deze gemeente, gezamentlijk kinderen van wijlen Jan Garrits en van Aaltjen Garrits; te kennen gevende dat hun vader nimmer een geslachtsnaam heeft gevoerd maar als toenaam gebruikte zijn vaders voornaam, dat zij allen dit voetspoor volgende, in vroegere jaaren zijn beschreven met de toenaam Jansen doch sedert de laatste jaren de naam van Knol als bijnaam hebben gevoerd, verklaren dienvolgens al nu de naam van Knol tot vasten geslachtsnaam aan te nemen.

De eerste comparant verklaarde voorts uit zijn huwelijk met Magdalena Hendriks te hebben verwekt drie kinderen met namen Hendrik oud eenentwintig jaaren, Clasina oud zestien jaaren en Johanna oud twaalf jaaren. De tweede comparant dat hij uit zijn huwelijk met Johanna Harms ook genaamd Johanna Grobbe, heeft verwekt elf kinderen net name Aaltjen oud vieren twintig jaaren, Jennigjen oud drieenentwintig jaaren, Harmen oud eenentwintig jaaren, Gesina oud zeventien jaaren, Gerritdina oud vijftien jaaren, Jan oud twaalf jaaren, Gerhardus oud elf jaaren, Janna oud negen jaaren, Johannes oud zeven jaaren, Gerhardus oud vier jaaren en Hendrika oud vier maanden.

En de vierde comparant dat hij uit zijn huwelijk met Hanna Grobbe heeft een kind genaamd Johannes oud vier jaaren.

Van alle welke verklaringen wij deze acten hebben opgemaakt welke na behoorlijke voorlezing door de comparanten benevens ons is getekend.

GJ Knol, J Knol, A Knol, H Knol Jan Kruijs, burgemeester

Op heden den tienden April des jaars achttienhonderd zesentwintig des avonds te zeven uuren, is voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen verschenen, Mannes de Groot, ook genaamd Hermannus de Groot, landbouwer, woonende in deze gemeente, meerderjarigen zoon van wijlen Gerrit de Groot en van wijlen Aaltjen Melgert Brinkman beide te Vriesenveen overleden, dewelke verklaarde dat zijn voormelde vader ook de naam heeft gevoerd van Gerrit Jansen en ook Gerrit Jansen Dodde, doch dat hij voor zich thans de vaste geslachtsnaam aannam de naam van de Groot.

Van welke verklaring wij deze acte hebben opgemaakt welke na behoorlijke voorlezing door de comparant benevens ons is getekend.

M de Groot Jan Kruijs, burgemeester

Op heden den tienden April des jaars achttienhonderd zesentwintig des avonds te acht uuren, is voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen verschenen, Bernardus Coes, kleermaker, oud eenendertig jaaren, meerderjarigen zoon van wijlen Jan Hendriks Coes en van wijlen Derkdijka Coes beide overleden, woonende in deze gemeente, en verklaarde dat zijn vader ook de naam heeft gevoerd van Jan Coes en ook van Jan Hendrik Otten, doch dat hij voor zich tot vasten geslachtsnaam hield de naam van Coes. Dat hij was gehuwd met Alberdina Jansen Eupe en uit dit huwelijk heeft twee kinderen met namen Derkdijka oud vijf jaaren en Aaltjen oud twee en een half jaar.

Van welke verklaring wij deze acte hebben opgemaakt welke na voorlezing door de comparant en ons is getekend.

B Coes Jan Kruijs, burgemeester

Op heden den twaalfden April des jaars achttienhonderd zesentwintig des avonds ten zeven uuren, zijn voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen verschenen, Albardina Jonkman, landbouwsche, oud twee en vijftig jaaren weduwe van wijlen Jan Jonkman, Jan Jonkman landbouwer oud acht en twintig jaaren en Gradus Jonkman landbouwer oud vijfentwintig jaaren, alle woonachtig in deze gemeente, te kennen gevende dat wijlen Jan Jonkman echtegenote van de eerste en vader van de tweede en derde comparant ook was genaamd geweest en beschreven was geworden met de naam van Jan Jansen, doch dat de eerste comparante in kwaliteit van moeder en wettige voogdes over de kinderen door haaren wijlen man bij haar in echte verwekt, voor zoverre nog minderjarig zijn met namen Frederikus oud negentien jaaren, Janna oud zestien jaaren en Johannes oud negen jaaren, en de tweede en derde comparant ieder voor zich en dus alle te zamen in de voorschreven kwaliteiten thans verklaarden als vaste familienaam aan te nemen de naam van Jonkman.

Van welk een en ander wij de tegenwoordige acte hebben opgemaakt, welke na behoorlijke voorlezing door de comparanten en ons is getekend.

A Jonkman, J Jonkman, G Jonkman Jan Kruijs, burgemeester

Op heden den twaalfden April des jaars achttienhonderd zesentwintig des avonds ten acht uuren, zijn voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen verschenen, Gerrit Keyser, landbouwer, oud achtenveertig jaaren en Johannes Keyser, landbouwer, oud twee en dertig jaaren, beide in deze gemeente woonende meerderjarige zoons van wijlen Jan Keyser en van wijlen Jenneken Gerrits, te kennen gevende dat hun vader ook was genaamd geweest en beschreven geworden met de naam van Jan Jansen, voorts verklarende dat zij tezamen en ieder voor zich tot vasten geslachtsnaam wilden behouden de naam van Keijser, verklaarde de eerste comparant voorts te zijn gehuwd met Gerritdina Kobes en uit dit huwelijk te hebben drie kinderen met namen Jan oud vijfentwintig jaaren, Johannes Albartus oud twintig jaaren en Jenneken oud zestien jaaren alle woonachtig te Vriesenveen; en de tweede comparant te zijn gehuwd met Gerritdina Smit uit welk huwelijk had verwekt twee kinderen met namen Jenneken oud twee jaaren en Hendrika oud twee maanden.

Van welke verklaring wij de tegenwoordige acte hebben opgemaakt welke na behoorlijke voorlezing door de comparant en ons is getekend.

Gerrit Keizer, Johannes Keizer Jan Kruijs, burgemeester

Op heden den twaalfden der maand April des jaars achttienhonderd zesentwintig des avonds ten acht uuren, is voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen verschenen, Roelof Nijboer, landbouwer in deze gemeente, oud negenenzestig jaaren te kennen gevende dat zijn wijlen vader geen vaste familienaam heeft gehad maar na het boerenplaatsje door hem bewoond gelegen in de gemeente den Ham de naam heeft gevoerd van Heultjes en alzo is beschreven en genoemd Gerrit Heultjes. Dat hij comparant dus ook geen familienaam hebbende, in vroeger jaaren de voornaam van zijn vader als bijnaam had gevoerd en was beschreven Roelof Gerrits of Gerritsen doch dat hij thans verklaarde als vaste familienaam aan te nemen de naam Nijboer.

Dat uit zijn huwelijk met Hendrika Lamberts in echte had verwekt en in leven vijf kinderen te weten Gesijna oud drie en dertig jaaren, Gerrit oud dertig jaaren, Lena oud zeven en twintig jaaren, Mannes oud vier en twintig jaaren en Jan oud zestien jaaren, alle woonachtig in Vriesenveen.

Van welke verklaring wijdere acte hebben opgemaakt en getekend, doch de comparant verklaarde geen schrijven te hebben geleerd en niet te kunnen tekenen.

Jan Kruijs, burgemeester

Suppletoir register (aanvullend register)

ter inschrijving der acten houdende verklaringen van aannemingen van vaste geslachtsnamen van de gemeente Vriesenveen overeenkomstig Zijne Majesteits Besluit van 8 november 1825, Staatsblad nr 74. Het tegenwoordige register bevattende twaalf bladen is gedateerd en gepharafeerd door ons President der Regtbank van eersten aanleg zitting houdende te Almelo.

Gedaan te Almelo, den twaalfden April eenduizend achthonderd zesentwintig.

Op heden den zeventienden April des jaars achttienhonderd zesentwintig des namiddags ten zes uuren, is voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen verschenen, Gerrit Oudendijk, landbouwer in deze gemeente, oud vier en vijftig jaaren, zoon van wijlen Berent Wichers en van wijlen Geertjen Gerrits, overleden in deze gemeente, te kennen gevende dat zijn wijlen vader geen vaste familienaam had gevoerd, maar de naam van zijn vader als bijnaam had gebruikt, dat hij comparant in navolging hiervan in vroeger jaaren ook zijn vadersnaam als bijnaam gebruikende zich had doen beschrijven Gerrit Berends, doch sedert eenige jaaren de naam van Oudendijk als familienaam had aangenomen, welke naam hij thans verklaarde als familienaam te willen houden en zich alzo te willen noemen Gerrit Oudendijk.

Dat hij gehuwd was met Janna Hopster en uit dat huwelijk in leven had drie kinderen met namen Berendina oud zeventien jaaren, Gezina oud elf jaaren en Johannes oud zes jaaren, van welke een en andere wijdere acte hebben opgemaakt, welke na voorlezing door den comparant benevens ons is getekend.

Gerrit Oudendijk Jan Kruijs, burgemeester

Op heden den zeventienden April des jaars achttienhonderd zesentwintig des avonds ten acht uuren, compareerden voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen, Berent de Vries, wever, oud zestig jaaren, zoon van wijlen Hendrikus Berents in leven wever te Vriesenveen en aldaar overleden, te kennen gevende dat zijn wijlen vader geen vaste familienaam had gehad, hij de naam van zijn vader als toenaam had gebruikt, dat hij comparant in vroeger jaaren bij gebrek van familienaam insgelijks de naam van zijn vader als toenaam voerde, zich had ingeschreven Berent Hendriks, doch dat hij nu sedert eenige jaaren de naam van de Vries als familienaam had gebruikt, welke naam van de Vries hij verklaarde voortaan als familienaam te willen behouden. Dat hij gehuwd was met Jennigjen Jansen en uit dat huwelijk had verwekt in leven drie kinderen met namen Wicher oud vierentwintig jaaren, Jasper oud twintig jaaren en Jesina oud zestien jaaren, alle te Vriesenveen woonende.

Van het een en ander hebben wij deze acte opgemaakt, welke de comparant na voorlezing benevens ons heeft getekend.

B de Vries Jan Kruijs, burgemeester

Op heden den zeventienden April des jaars achttienhonderd zesentwintig des avonds ten acht uuren, compareerden voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen, Albert Bos, wever, gebooren en woonachtig in deze gemeente, oud achtenvijfig jaaren, te kennen gevende dat zijn vader bij gebrek aan een vaste familienaam de voornaam van zijn vader als toenaam had gebezigd, dat hij comparant, insgelijks bij gebrek van een vasten geslachtsnaam, zijn vaders naam in eerder jaaren als toenaam had gebruikt en zich doen schrijven Albert Waanders, doch sedert eenige jaaren de naam van Bos als familienaam had gevoerd, welke naam van Bos hij comparant verklaarde voortaan als vaste familienaam te willen behouden. Dat hij gehuwd was met Johanna Roelofs en uit dit huwelijk in leven had vijf kinderen met namen Roelof oud twee en dertig jaaren, Wicher oud vijfentwintig jaaren, Gesina oud ongeveer twee en twintig jaaren, Albartus oud twintig jaaren en Mannes oud zeventien jaaren alle woonachtig in deze gemeente.

Van welke verklaring wij deze acte hebben opgemaakt welke na voorlezing door den comparant benevens ons is getekend.

A Bos Jan Kruijs, burgemeester

Op heden den negentienden April des kaars achttienhonderd zesentwintig, des namiddags ten zeven uuren, zijn voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen, verschenen Frederik Aman, zonder speciaal beroep, oud vierenzestig jaaren, en Gerrit Aman, landbouwer oud een en zestig jaaren, beide in deze gemeente woonende, kinderen van wijlen Hendrikus Harmzen en van wijlen Hendrikjen Gerrits Smelt, te kennen gevende dat hun wijlen vader met verwaarlozing van zijn eigentlijken familienaam, zich gewoonlijk heeft doen beschrijven Hendrikus Harmzen, omdat de grootvader van comparanten Harmen was genaamd geweest, dat zij in navolging van hunnen vader in vroegere jaaren zich hadden doen beschrijven Fredrik en Gerrit Hendriks, alzo de voornaam van de vader voor toenaam gebruikende, doch nu sedert eenige jaaren de beide familienamen weder hadden aangenomen, en zich hadden doen beschrijven Aman, welke naam zij verklaarden voortaan als vaste familienaam te willen voeren.

De eerste comparant verklaarde uit zijn huwelijk met wijlen Kunnigjen Jansen Berkhof in leven heeft vijf kinderen met namen Johanna oud ongeveer negenendertig jaaren, Hendrikus oud zevenendertig jaaren, Hendrik Aman oud vier en dertig jaaren, Leena oud een en dertig jaaren en Jan oud achtentwintig jaaren, alle woonachtig in deze gemeente.

En de tweede comparant dat hij uit zijn huwelijk met Berendina Berkhof in leven heeft vier kinderen, met namen Leena oud negenendertig jaaren, Hendrikus oud zesendertig jaaren, Johanna oud twee en dertig jaaren en Jan oud zevenentwintig jaaren, insgelijks alle in deze gemeente woonende.

Van welke declaratie en verklaringen wij deze acte hebben opgemaakt welke na behoorlijke voorlezing door den tweeden comparant benevens ons is getekend, doch den eersten, verklaarde wegens zwakheid van gezigt niet te kunnen tekenen.

Op heden den negentienden April des jaars achttienhonderd zesentwintig des avonds ten acht uuren, compareerden voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen, Johannes Rohof, landbouwer in deze gemeente, oud tweeëntachtig jaaren te kennen gevende dat zijne voorouders steeds de familienaam van Ruhof hadden gevoerd doch dat door onbedachtzaamheid in het schrijven en uitspreken was veroorzaakt dat zijn familienaam gedurig was gespeld Rohof, dat hij echter verklaarde de andere familienaam van Ruhof onveranderd te willen behouden.

Dat hij comparant bij wijlen zjin buurvrouw Maria ter Braak in echte had verwekt achttien kinderen waarvan nog vijf in leven met namen Albartus oud ongeveer vijfenveertig jaaren, Berent oud ongeveer drieënveertig jaaren, Aleida oud ongeveer eenenveertig jaaren, Hendrika oud ongeveer negenendertig jaaren en Lucas oud ongeveer drieëndertig jaaren, alle woonachtig in deze gemeente en nog een kleinzoon uit het huwelijk van comparants overleden zoon Frederikus met Aleida ter Brugge, genaamd Johannes.

Van welke verklaring wij deze acte hebben opgemaakt welke na voorlezing door ons is getekend, doch de comparant verklaarde geen schrijven te hebben geleerd en niet te kunnen tekenen.

Jan Kruijs, burgemeester

Op heden den twee en twintigsten April des jaars achttienhonderd zesentwintig des avonds ten zeven uuren, compareerden voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen, Gerrit Stegeman, landbouwer, oud ongeveer 56 jaaren, geboren te Lemele in de gemeente Ommen, doch woonachtig in deze gemeente, te kennen gevende dat zoverre hem bewust was, door zijn wijlen vader nimmer een vaste familienaam is gevoerd, dat hij comparant insgelijks geen familienaam hebbende in vroeger jaaren zich na de voornaam van zijn overleden vader heeft doen beschrijven Gerrit Hendriks, doch sedert de laatste jaaren de naam van Stegeman als familienaam had gebruikt, welke naam van Stegeman hij thans verklaarde als vaste familienaam aan te nemen.

Dat hij comparant uit zijn huwelijk met Martha Harmsz of Hermsen heeft verwekt vijf kinderen met namen Hendrik oud vierentwintig jaaren, Aaltjen oud tweeëntwintig jaaren, Jan oud twintig jaaren, Hermen oud zestien jaaren en Berendina oud bijna 12 jaaren.

Van welke verklaring wij deze acte hebben opgemaakt welke na voorlezing door ons is getekend, doch de comparant verklaarde geen schrijven te hebben geleerd en niet te kunnen tekenen.

Jan Kruijs, burgemeester

Op heden den twee en twintigsten April des jaars achttienhonderd zesentwintig des avonds ten zeven uuren, compareerden voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen, Henricus en Bernardina Leunk, landbouwers wonende in deze gemeente, te kennen gevende dat hun wijlen vader Joannis of Jan Leunk ook de namen heeft gevoerd en is beschreven geworden Jan of Joannis Leurink, Löenk, Leuvink, Leuvik en Loijink, terwijl haar moeder Joanna of Janna Waanders ook somtijds was genoemd en beschreven Waarnenk of Waarnink, doch dat zij comparanten verklaarden voortaan als vasten familienaam te willen voeren de naam van Leunk.

Van welke verklaring wij deze acte hebben opgemaakt welke na behoorlijke voorlezing door comparanten benevens ons is getekend.

H Leunk, B Leunk Jan Kruijs, burgemeester

Op heden den twee en twintigsten April des jaars achttienhonderd zesentwintig des avonds ten acht uuren, compareerden voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen, Gesina Aman oud dertig jaaren, Hanna Aman oud negenentwintig jaaren, Klasina oud zevenentwintig jaaren, Gerritdina Aman oud vijrfntwintig jaaren en Jennigjen Aman oud eenentwintig jaaren, allen landbouwerij uitoefenende, en gebooren en woonachtig in deze gemeente, meerderjarig kinderen van wijlen Jan Aman en noch in leven zijnde huisvrouw Kunira Klaassen, te kennen gevende dat hun wijlen vader ook de namen heeft gevoerd en beschreven is geworden Jan Hendriks en ook Jan Hendriks Aman, doch dat zij verklaarden voortaan als vasten familienaam de naam van Aman te willen voeren.

Van welke verklaring wij deze acte hebben opgemaakt welke na voorlezing door comparanten benevens ons is getekend.

G Aman, H Aman, K Aman, G Aman, J Aman Jan Kruijs, burgemeester

Op heden den zevenentwintigsten April des jaars achttienhonderd zesentwintig des avonds ten acht uuren, zijn voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen, verschenen Lena Gesina Vetker en Johanna Alberdina Vetker, de eerste oud achtentwintig en de laatste vierentwintig jaaren, beide in deze gemeente woonende meerderjarige kinderen van wijlen Gerhardus Vetker en van wijlen Johanna Fronten, gewoond hebbende en overleden te Vriesenveen, te kennen gevende dat hun wijlen vader ook tot familienaam had gevoerd de naam van Jansen en somtijds ook de beide namen tesamengevoegd Jansen Vetker doch dat zij voor zich zo te samen als ieder in het bijzonder verklaarden voor vasten familienaam de naam van Vetker te willen voeren.

Van welke verklaring wij deze acte hebben opgemaakt welke na behoorlijke voorlezing door de comparanten benevens ons is getekend.

G Vetker, JA Vetker Jan Kruijs, burgemeester

Op heden den zesden May des jaars achttienhonderd zesentwintig des namiddags ten zes uuren, compareerde voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen, Aron Jacobs, oud acht en dertig jaaren, inlandsche kramer, woonende in deze gemeente, gebooren te Arnhem, te kennen gevende dat zijn overleden vader Jacob Levij nimmer een vaste familienaam had gehad, dat hij comparant evenmin dusverre zodanigen had gevoerd, doch dat hij voortaan voor familienaam wilde voeren de naam van de Gelder.

Van welke verklaring wij deze acte hebben opgemaakt, welke aan den comparant is voorgelezen en door denzelven benevens ondertekend,

Delden Abraham Jan Kruijs, burgemeester

Op heden den zesden May des jaars achttienhonderd zesentwintig des avonds ten acht uuren, compareerde voor ons Jan Kruijs, burgemeester en ambtenaar van den Burgerlijken Staat der gemeente Vriesenveen, Jan Vetker, van beroep landbouwer woonende in deze gemeente Vriesenveen, oud zes en zestig jaaren, te kennen gevende dat hij in vroegere ten gevolge der te Vriesenveen bestaande gewoonte met verwaarlozing van de familienaam, de voornaam van zijn vader als bijnaam had gebezigd, en zich doen beschrijven als Jan Jansen, dat hij egter voor het toekomende voornemens was de oude naam van Vetker als familienaam te behouden.

Dat bij comparant uit zijn huwelijk met wijlen Hendrika Klein had verwekt vier kinderen met namen Johannes, een en dertig jaaren, Gesina oud acht en twintig jaaren, Engberdina oud vijf en twintig jaaren en Jan oud achttien jaaren, alle woonachtig in Vriesenveen.

Van welke verklaring wij deze acte hebben opgemaakt die na voorlezing door de comparant benevens ons is getekend.

J Vetker Jan Kruijs, burgemeester

BIJLAGE II

Reglement voor de inrigting van het bestuur te Vriesenveen, 4 february 1806

(de letterlijke tekst/spelling van destijds is overgenomen)

De regering te Vriesenveen aan het departementaal bestuur van Overijssel

Mijne Heeren!

Alzo volgens het eerste articul van het reglement houdende algemeene bepalingen voor de gemeentebesturen binnen deze Republicq door Hunne Hoogmogende Heren vertegenwoordigende het Bataafsche Gemeenebest, gearresteerd op den 20 december 1805, niet alleen iederen stad maar ook ieder district of dorp zijn eigen gemeentebestuur zal hebben ingerigt op zodanigen voet, als met de plaatselijke omstandigheden het meest overeenkomstig bevonden zal worden en de gemeentebesturen daarbij is opgelegt den verpligting om ten dien einde aan den departementale besturen de nodige voordrachten te doen, nemen wij de vrijheid deswegens UwEd een concept voor onze gemeente aan te bieden, en daar wij ons gaarne hoe eerder zo liever van onze posten ontslagen zaagen te verzoeken, dat ´t zelven voor UwEd in deliberatie gebragt en daarop zo ras mogelijk geresolveerd mag worden teneinde dientengevolge in onze gemeente een bestuur mag worden daargestelt gebaseert op de principes van de staatsregeling en gemelden reglement.

Reglement tot het daarstellen van een plaatselijk bestuur op ´t Vriesenveen

1.

Ingevolge articul 66 der staatsregeling zal op ´t Vriesenveen een gemeentebestuur verkozen worden.

2.

Hetzelve zal bestaan uit zes leden en door een secretaris bedient worden

3.

Ook zullen er zes gecommitteerden uit de gemeente worden gekoozen.

4.

Van de zes leden van het gemeentebestuur en ook van de zes gecommitteerden uit de gemeente, zullen om de twee jaaren twee leden afgaan, zo nogthans dat ingeval er eene vacature door sterfgeval of andersinds van de leden van het gemeentebestuur of van de gecommitteerden zjin mogte slegts een lid zal afgaan en ingeval er twee of meerdere dergelijke vacatures plaats mogten hebben, er geene van de overgeblevene leden zullen aftreden, in dier voege dat er om de twee jaaren eene keur van tenminste twee nieuwe leden van het gemeentebestuur en twee gecommitteerden zal moeten gedaan worden.

5.

Den eersten aftreding zo van de leden van het gemeentebestuur als van gecommitteerden uit de gemeente zal plaats hebben op den 1e november 1808.

6.

De orde van aftreding zal binnen een maand na de eerste zitting voor het Lot bepaalt worden, vervolgens zullen de leden welke het langst gezeten hebben, het eerst aftreden, zullende onder van aftreding van die geene, welke tegelijk in hetzelve jaar gekoozen zijn, wederom alsvooren door het Lot beslist worden.

7.

Tusschentijd voorvallende vacatures zullen niet vervult worden voor de tijd der eerstvolgende keuze.

8.

Van de eerste keuze word de Rang der leden zo van ´t gemeentebestuur als gecommitteerden uit de gemeente na den ouderdom derseleven bepaalt, zoodanig dat ´t oudste lid in jaaren ook de oudste in Rang word en zo vervolgens.

9.

De aftredende leden blijven altijd opnieuw verkiesbaar en die geene welke of aanstonds of bij vervolg van tijd wederom worden ingekoozen, herneemen hunnen voorigen Rang.

10.

De leden van eht gemeenebestuur en gecommitteerden moeten zijn stemgerechtigd. Zij moeten bereikt hebben den ouderom van vijf en twintig jaaren en gedurende de drie laatste jaaren hunne woonplaats op het Vriesenveen gehad hebben.

11.

Ingesetenen welke alhier te voren drie jaaren onafgebrooken gewoont en zig vervolgens ter wooning naar elders begeven hebben, zullen verkiesbaar zijn na verloop van een jaar nadat zij zig wederom met een wooning alhier gevestigt zullen hebben.

12.

De leden van het gemeentebestuur zullen bij derzelver aanstelling elkander en onderling niet mogen bestaan tot in den tweeden graad van bloedverwantschap of zwagerschap, zo echter dat opkomende zwagerschap in ´t vervolg niet hinderlijk zal zijn.

13.

De zelfde uitsluiting va bloedverwantschap en zwagerschap zal plaats hebben tusschen gecommitteerden uit de gemeente

14.

Tot leden van het gemeentebestuur en tot gecommitteerden uit de gemeente zijn niet verkiesbaar leraars van godsdienstige gezindheden, onderwijzers der jeugd, militaire personen.

15.

Aan het gemeentebestuur behoort het bestuur over de politie der gemeente, voor zo verre hetzelve aan geene hogeren geconstitueerden magt of amptenaar is opgedragen.

16.

Alle acten van voluntaire jurisdictie zullen worden gepasseert voor den President van het gemeentebestuur geadsisteert door den secretaris.

17.

Waarvoor betaalt zullen worden zodanige Jura als bij ´t Landrecht van Overijssel zijn bepaalt of in ´t vervolg nader bepaalt zullen worden.

18.

Deze Jura zullen genooten worden voor den eenen helft bij den President en voor de andere helft bij den secretaris.

19.

Bij ziekte of afwezigheid van den secretaris zullen deszelfs werkzaamheden worden waargenoomen door een der leden van het gemeentebestuur of een ander geschikt persoon door het gemeentebestuur daar toe te qualificeeren.

20.

Aan het gemeentebestuur wordt mede opgedragen het bestuur over de oeconomie en finantien.

21.

En vermids deze plaats geen tweeduizend lieden bevat zullen de penningen tot bestrijding van hare behoeften volgens art. 18 van het algemeen reglement gevonden worden door midel van een jaarlijkse persooneelen omslag of repartitie over de ingezetenen volgens een staat daarvan jaarlijks door het gemeentebestuur met de gecommitteerden uit de gemeente te formeeren.

22.

Het gemeentebestuur zal de penningen uit desen omslag doen ontvangen, daarvan de beheering en administratie hebben, doch van hunne ontvangst en uitgave rekening en verantwoording doen ten overstaan van gecommitteerden uit de gemeente ingevolge art 31 van ´t algemeen reglement.

23.

Over alle zaaken welke volgens inhoud van ´t algemeen reglement voor het gemeentebestuur buiten concurrentie van gecommitteerden uit de gemeente niet kunnen worden afgedaan, alsmede over alzoodaane zaaken welke het gemeentebestuur mogt oordeelen dat beter voor beide te samen dan door haar alleen konden geregelt worden, zal het gemeentebestuur aan gecommitteerden een schriftelijk voorstel inzenden.

24.

Gecommitteerden zullen dit voorstel schriftelijk beandwoorden en ingeval zij van oordeel mogten zijn dat ´t zelve niet konde worden gearresteert daarvan de redenen opgeven.

25.

Indien ´t gemeentebestuur vermeent bij ´t gedaane voorstel te moeten volharden, zal ´t zelve eene vereenigde vergadering van de leden van het gemeentebestuur en gecommitteerden doen beleggen teneinde de leden derselver consideratien aldaar aan elkander en kunnen communiceeren en deszelve overweegen.

26.

In deze vergadering zal echter geen besluit genomen worden, dog zullen gecommitteerden na ´t afloopen derzelve eene afzonderlijke vergadering houden, aldaar het voorstel in nadere deliberatie brengen, daarover resolveeren en van hun besluit aan het gemeentebestuur kennisse geeven.

27.

Indien gecommitteerden bij hunnen gevoelen lijven om ´t voorstel te rejecteeren zal het gemeentebestuur bevoegd zijn om de zaak te brengen voor ´t departementaal bestuur hetwelk na het berigt van gecommitteerden ingewonnen te hebben, uitspraak al doen of de wijze van afdoening regelen.

28.

De secretaris van het gemeentebestuur en andere plaatselijke ambtenaaren zullen door het gemeentebestuur worden benoemt en aangestelt.

29.

De secretaris zal genieten een jaarlijks tractement van…………….(niet ingevuld)

30.

De andere plaatselijke ambtenaaren behouden bij provisie hun tegenswoordige tractement

31.

Dog ’t gemeentebestuur van oordeel zijnde, dat daaromtrent eenige verandering behoorde plaats te hebben, zal hetzelve deswegens een voorstel aan gecommitteerden uit de gemeente moogen doen, en mede ook bevoegt zijn tot het doen van zoodanig voorstel, ingevallen hetzelve vermeenen mogt dat het belang dezer gemeente het daarstellen van nieuwe ambtenaren ofte het afschaffen van overtollige ambten mogt koomen te vorderen.

32.

En zal omtrend zoodaane voorstellen verder gehandeld worden, zoals hier boven in art 23:27 is bepaalt

33.

De leden van het gemeentebestuur en gecommitteerden uit de gemeente zullen, voor dat hunnen posten aanvaarden, den volgenden Eed afleggen:

“Ik verklaar dat ik ten bekoming van dezen post niets belooft of gegeven heb, belooven of geeven zal door mijzelve of door anderen directelijk of indirectelijk in eeniger manieren.

En belove dat ik mij als lid van het gemeentebestuur (alas gecommitteerde uit deze gemeente) zal gedraagen naar de wetten van den Lande en het reglement voor het bestuur dezer gemeente beraamd, mitsgaders dat ik de belangens dezer gemeente naar mijn vermogen naarstiglijk en getrouwelijk zal betragten zonder dat ik mij daarvan zal laten aftrekken door vriendschap of maagschap, lief of leed, gunst of ongunst, beloften of geschenken”.

34.

Den secretaris zal den volgenden Eed afleggen:

“Ik verklaar dat ik ter bekooming van dezen post niets belooft of gegeven heb, belooven of geeven zal, door mijzelven of door anderen, directelijk of indirectelijk in eeniger manieren. En beloove de besluiten van het gemeentebestuur getrouwelijk te zullen opteekenen, de belangen van deze gemeente naar mijn vermogen te zullen voorstaan, geheime zaken geheim te zullen houden en voorts alles te doen waartoe een goed secretaris naar rechten en gewoonten verplicht is”.

35.

Den tegenwoordigen regeering en vervolgens het gemeentebestuur zullen in tijds voor het doen van iegelijke verkiezing alle den ingezetenen welke volgens de staatsregeling stembevoegt zijn, oproepen, ten einde in ’t nationaal stemregister in te schrijven.

36.

De eerste verkiezing van een nieuw gemeentebestuur en gecommitteerden uit de gemeente zal zodra mogelijk geschieden op de wijse hierna vermelt.

37.

vervolgens zal het gemeentebestuur om de twee jaaren, en wel de eerste maal in 1808, op den tweeden vrijdag in oktober aan ieder der stemgerechtigden in deze gemeente doen rondbrengen een gedrukt stembillet nevens ook eene lijst van alle den stemgerechtigden tot deze gemeente behoorende.

38.

Ieder stemgerechtigde plaatst op dit stembillet uit de overgevene lijst twaalf persoon tot kiezers. Het stembillet zal zijn van den volgenden inhoud. Ik ondergetekende stem tot kiezers de hierna benoemde twaalf persoonen, Vriesenveen den …. Oktober.

39.

Het gemeentebestuur benoemt twee van hunne leden en twee andere stemgerechtigden Burgers tot stemopnemers, en ontbiedt deselve daags voor het ophalen der stembilletten teneinde de bussen waarin de stembilletten wederom opgehaalt zullen worden, te sluiten en de sleutels naar zich te nemen.

Op den volgenden dinsdag doet het gemeentebestuur de stembiletten in de alzo geslotene bussen ophalen en ontbiedt den stemopnemers tegens den volgenden dag des voormiddags te tien uuren teneinde de bussen te openen en de stemmen te tellen.

40.

De stemopnemers op de bepaalde tijd verschenen zijnde openen de bussen en teekenen de uitgebrachte stemmen zeer nauwkeurig op, ten einde vervolgens op te maaken op welke persoonen de meerderheid van stemmen zich verenigt heeft. En bij aldien niet ’t een of ander stembillet de meening van den schrijver van ’t selve niet duidelijk mogt kunnen opgemaakt worden, of daaromtrend enige twijfel ontstaan, zal den zoodanige voor den stemopnemers worden ontbonden, teneinde zich deswegens te verklaaren.

41.

De twaalf persoonen welke de meeste stemmen op zich hebben vereenigt, en tevens de vereischten van kiezers bezitten, zullen als wettig benoemde kiezers gehouden worden, en de twaalf in den stemming daarop volgende als derzelver plaatsvervangers.

42.

Tot kiezers zijn verkiesbaar alle, die in zich vereenigen de navolgende vereischten:

Vooreerst dat zij gedurende een jaar in deze gemeente gewoont hebben en stemgerechtigd zijn. Ten tweede dat zij bereikt hebben den vollen ouderdom van vijf en twintig jaaren. Ten derden dat zij niet ontbloot zijn van eene der navolgenden vereischten:

Het bezit van onbezwaarden vastigheeden binnen dit Gemenebest ter summa van vierhonderd guldens;

Aan gerichtelijke verbandbrieven op zoodanige goederen ter summa van vierhonderd guldens;

Aan ’s Lands effecten agt honderd guldens;

Dat zij een huis bewoonen jaarlijks in huur doende ten minste twintig guldens of dat de landerijen welke door hun in huur gebruikt worden, waardig zijn tenminste tweeduisend guldens.

Zullende dan nog het mindere bekoop van het eene voor het andere in de zelfde evenredigheid kunnen worden aangevult. In alle den voornoemde gevallen bevoegt de gegoedheid van de vrouw den man, en die van eene moeder, weduwe zijnde, den bij haar inwoonende zoon.

43.

Leraars van eenige godsdienstige gezindheid, onderwijzers der Jeugd, de Leden van eht gemeentebestuur, derselver secretaris en gecommitteerden uit de gemeente, moogen tot kiezers niet benoemt worden.

44.

Dit laatste echter zal geene betrekking hebben der tegenwoordigen regeering en secretaris van deselve bij het doen der eerste keuze.

45.

De kiezers zullen elkanderen in den eerste en tweeden graad van bloede niet moogen bestaan.

46.

Die tot kiezer of plaatsvervanger benoemt word, zal zich daaraan niet mogen onttrekken, dan om ziekten, zeer noodzakelijke absentie of andere soortgelijke allergewigtigste redenen ter beoordelling van het gemeentebestuur, op eene boete van twintig guldens ten behoeve van den armen dezer gemeente.

47.

Het gemeentebestuur is verpligt deze boete in te vorderen, ten welken einde de hierna te benoemene commissie, welke de kiezersvergadering zal regelen, gehouden is om aan ’t gemeentebestuur op te geeven eene lijst van alle benoemde kiezers en plaatsvervangers welke opgeroepen en niet opgekoomen zijn.

48.

Zodra de stemopneemers den keur hebben opgenoomen, zullen zij aan ’t gemeentebestuur, hetwelk alsdan vergadert zal moeten zijn, kennisse geeven welke persoonen tot kiezers en welke tot plaatsvervangers benoemt zijn.

49.

Het gemeentebestuur roept den kiezers en plaatsvervangers aanstonds op of bij een geschreeven of gedrukt billet, tegens den volgenden dag des voormiddags te tien uuren in eene daartoe geschikte plaats en zorgt dat aldaar eenen lijst der benoemde kiezers en plaatsvervangers, den nodige schrijfbehoeftens, een bus en ’t geen verder nodig mogt zijn, voorhanden zijn.

50.

Den kiezers en plaatsvervangers worden ieder in een afzonderlijk vertrek ontvangen.

51.

Het gemeentebestuur benoemt eene commissie van twee hunner leden, welke zig informeert of alle den opgeroepene kiezers en plaatsvervangers tegenswoordig zijn en zich vervolgens begeeft naar ’t vertrek waar de kiezers bij elkanderen zijn.

52.

Indien er onder de kiezers zijn, welke elkanderen in de eerste of tweede graad van bloed of zwagerschap bestaan, zal het Lot beslissen wie van deselve zal moeten aftreeden en de vergadering verlaaten.

53.

Voor de ontbrekende kiezers zullen aanstonds de nodige plaatsvervangers worden opgeroepen, en wel in de eerste plaats diegeenen welke na de twaalf kiezers de meeste stemmen gehad heeft en zo vervolgens zullende in alle gevallen wanneer er gelijkheid van stemmen plaats heeft ’t Lot beslissen.

54.

Het getal der kiezers op twaalf gebracht en alzo denzelven vergadering voltallig zijnde, zal de commissie van hun afvorderen de volgenden verklaring:

“Ik verklaar als een man van eer, dat ik als kiezer bezit alle den vereischten, ook inzonderheid ten opzichte der gegoedheid, welke bij het reglement op de keuze van leden van het gemeentebestuur en gecommitteerden uit de gemeente van Vriesenveen bepaalt zijn, en beloof dat ik mijne stem zal uitbrengen op zoodanige persoonen welke ik geloove en houde te hebben de nodige vereischten en geschikt te zijn tot leden van het gemeentebestuur of gecommitteerden uit de gemeente; voorts dat ik niemand zal benoemen die mij daar voor iets heeft belooft of gegeeven, doen beloven of doen geeven, direct of indirect of op eenigerlei wijze.

55.

Van ’t afleggen van de verklaring zal de commissie uit de aanwezig zijnde kiezers drie stemopnemers benoemen, en eenen uit deselve als voorzitter, en eenen als secretaris, terwijl de contralijst voor den derden zal gehouden worden, dit verricht zijnde verlaat de commissie de vergadering.

56.

Dadelijk daarna zal de secretaris de lijst der kiezers opmaaken, waarna zig niemand uit de vergadering zal moogen verwijderen dan met consent van den voorzitter.

57

Alle voorkoomende oneenigheden welke gedurende het houden der vergadering ontstaan, worden bij meerderheid van stemmen, aan welke uitspraak een ieder zich zal moeten onderwerpen, voorbehoudens zijn nader beklag en goed recht.

58.

De secretaris laat ieder kiezer een nummer trekken, formeert daarvan eene lijst, stelt vervolgens het door een ieder getrokken nummer op den hoek van een briefje, vouw dien hoek toe, en verzegelt hetzelve naar behooren.

59.

De voorzitter opent de vergadering en herinnert aan de kiezers het oogmerk der bijeenkomst, leest hun dadelijk voor den vereischten van de leden voor het gemeentebestuur en van den gecommitteerden uit de gemeente, zoals dezelve bij dit reglement zijn uitgedrukt.

60.

De leden van ’t gemeentebestuur zullen het eerst worden verkoozen, en na dat deze keus volbragt zal zijn, dadelik worden overgegaan tot ’t benoemen van gecommmitteerden uit de gemeente.

61.

Ieder kiezer zal op het aan hem ter hand gestelde briefjen zoo veel persoonen schrijven als er leden voor het gemeentebestuur of gecommitteerden uit de gemeente gekoozen moeten worden, uitmakende der gene die hij voor zijne stem op de nominatie wil gebragt hebben en vervolgens zijn briefje steken in eene daartoe bestemde bus.

62.

Van het inkomen van alle briefjes opent de voorzitter in tegenwoordigheid der stemmers de bus, neemt de briefjes een voor een daaruit, leest dezelve duidelijk voor, en geeft die over aan den derden stemopnemer. Den secretaris en hij die de contralijst houdt, tekenen ieder op zijn lijst den naamen der geene die benoemt zijn, naarmate dezelve door den voorzitter worden opgelezen.

63.

In geval bij het oplezen van een briefjen blijkt dat iemand in den aanduiding van den persoon een misslag begaan heeft, wordt het nummer door den voorzitter ontzegeld, en den stemmer opgeroepen, om zich nader te verklaren.

64.

Daarna maakt de secretaris en hij, die de contralijst houdt, ieder zijn lijst op, ingeval dezelve niet overeenkomen, worden de stembriefjes na gezien en de misslag hersteld.

65.

De lijsten daar in tegen overeenkomenden, zijnde geenen die bevonden worden den volstrekten meerderheid van stemmen te hebben, daardoor benoemd.

66.

Voor zover de volstrekten meerheid ontbreekt, gaat men over tot eenen tweeden stemming uit driemaal het getal persoonen die benoemt moeten worden, hetwelke uit de geene, die de meeste stemmen hebben bestaan zal.

67.

De kiezers echter welke zich op zodaanen nominatie bevinden mogten, zullen over die nominatie hunnen stem niet moogen uitbrengen, maar zo lang over dezelve gestemt word, het vertrek moeten verlaaten.

68.

Voor zoo ver bij deze tweede stemming wederom de volstrekte meerderheid ontbreekt, zal men den geenen, welke de minste stemmen gehad heeft, van de nominatie aflaaten, en uit de overigen ten derden male stemmen, om met deze wijze van stemming zo lang voort gaan tot dat alle keuzen bij volstrekte meerderheid volbragt zijn, zullende dan nog bij het staaken van stemmen in geval van nood het Lot beslissen.

69.

De kiezers zullen van de volbragte keuzen aan het gemeentebestuur gelijk mede aan de gekozenen, zelve bij eenen brief door den president en secretaris ondertekend kennise geeven.

70.

Indien een of meer der voor de op hun gevallenen keuze bedanken, ofte ook indien er uit hoofde van den inhoud van ’t hier navolgende articul eene nieuwe keuze mogt moeten plaatshebben, zullen de selfde kiezers en plaatsvervangers tot het doen eener nieuwe keuze in voegen als voorschreven, door het gemeentebestuur worden opgeroepen.

71.

Indien het gemeentebestuur van oordeel is, dat in de benoeming of keuzen door de kiezers gedaan, op een of meerder vereischten in de leden van het gemeentebestuur of gecommitteerden geen acht was geslagen, of dat eenige handelingen, die eene nietigheid medebrengen mogten hebben plaatsgehad, zal hetselve daarvan kennisse geeven aan het departementaal bestuur, hetwelk den voordragt gegrond vindende, de keuze vernietigen en ’t gemeentebestuur aanschrijven zal, om de kiezers en plaatsvervangers opnieuw op te roepen, teneinde eene nieuwe keuze te doen.

Wij hebben de eer dit concept reglement aan UwEd deliberatien te submitteren, versoeken ons spoedig ontslag van onsen post en verblijven met de meeste achting,

UwEd: Geh: Dienaaren (uwe edele gehoorzame dienaren) de leden van de Regeering van

’t Vriesenveen

Jan Tijhof, Gerhardus Kruijs, Barent de Jonge, Jan Bramer, Gerrit Costers, Berent Schipper, Lucas Joost, Gerrit Fredrikz, Berent Smelt, Jans Jonker, Harmannus Scholten, Berent Wanders, Berent Schipper Gzn, Arnoldus Jonkman, Engbert Berens, Fredrik Aman, Jan Winter, Derk jansen, Derk Schipper.

BIJLAGE III

Proces municipaliteit – huize Almelo inzake heerlijke rechten

Door de Staatsregeling en het daarop volgende schrijven van 9 mei 1795 van het nieuwe provinciale bestuur richting gemeenten, handelende over gelijke rechten voor elke burger en afschaffen van heerlijke rechten, raakte de Almelose adel ook haar rechten kwijt. Zij het dat deze zich beriep op contracten uit het verleden. Door het niet meer voldoen aan deze rechten door de ingezetenen en municipaliteit van Vriezenveen, werd de stijdbijl opgegraven van de kant van Huize Almelo en volgden bezwaarschriften en werden procedures bij hogere bestuurlijke organen aanhangig gemaakt. De municipaliteit van Vriezenveen liet zich tot 1805 in deze zaak contra de Almelose adel bijstaan door de advocaat HW van Marle uit Deventer.

Onderstaande documenten laten het verloop van dat verhaal zien. De oorspronkelijke tekst is overgenomen, om zo min mogelijk van de inhoudswaarde te laten vervallen. Het eerste document is wel min of meer vrij vertaald, maar het is ook in origine gekopieerd in het verhaal van Vriezenveen in de Franse tijd. De boerbrief van 1638 die direct in het begin van dit eerste document wordt aangehaald, is hierin niet opgenomen. De reden hiervan is dat het mij vooral ging om de reactie van het nieuwe Vriezenveense bewind met betrekking tot de afschaffing van de heerlijke rechten, en niet om documenten bij te voegen waaruit de rechtmatigheid ervan al dan niet blijkt.

In 1805 werden de procedures geschorst, wat ligt in het feit dat in het éénjarig bewind van Rutger Jan Schimmelpenninck de kwestie van de rechten van de adel opnieuw werd bezien; dit wordt ook vermeld in één van onderstaande documenten. Omstreeks 1819 vond ik weer correspondentie over deze zaak die weer werd opgepakt, en welke een einde nam in 1823. Een langdurige kwestie dus.

De volledige dossiers omtrent de processen met betrekking tot de rechten van huize Almelo zijn te vinden in het Historisch Centrum Overijssel (provinciale archiefbewaarplaats in Zwolle).

Pamflet van Albert de Groodt, gemeentesecretaris, namens de municipaliteit van Vriezenveen aan de ingezetenen van Vriezenveen, inzake de heerlijke rechten van Huize Almelo. Waarschijnlijk daterende uit 1795/1796.

Medeburgers!

Wij willen U Lieden niet een originele kopie van onze boerbrief onthouden, luidende etc etc.

teneinde een ieder die niet de nodige wetskennis bezit, de nodige opheldering te geven in deze kwestie tussen ons en de tijdelijke eigenaresse van Huize Almelo, over de zogenaamde tol en het sluisgeld betaald over de turfschuiten die over onze wateren varen.

Zo zal het een ieder duidelijk worden dat die brief niet de minste grond bevat waarop de voormalige bezitter van Huize Almelo bevoegd zou kunnen zijn om tol of sluisgeld te vorderen over iets dat niet van haar is. Het water loopt door land van de ingelanden of hoevenaren, land wat bij overeenkomst voor een ongespecificeerde som penningen aan de ingezetenen van Vriezenveen is toegekend en overgedragen, zonder voorbehoud van de eigenaar van Huize Almelo om destijds dan wel naderhand enige tol of sluisgeld te vorderen.

Van geslacht op geslacht hebben de eigenaren van Huize Almelo zich allerlei rechten aangematigd, wat zo ver ging dat zij wind en water en de daaruit voortvloeiende vruchten hun eigendom waanden, met uitsluiting van de medeburgers die, als zijnde te laag geboren (niet van adel), daarvan niet konden profiteren, wat bij die Lieden schijnt eigen te zijn aan hoge afkomst of zogenaamde adeldom.

De tegenwoordige eigenaren blijven volhouden om tol en sluisgeld te kunnen innen. Dat is een handelwijze tegen de principes van vaderlandsliefde en komt niet overeen met de aangenomen grondbeginselen van vrijheid en gelijkheid.

Daarom zien wij er geen enkel bezwaar in als U Lieden, geëerde Medeburgers, voorstanders van vrijheid en gelijkheid gegrond op de rechten van de mens en burger, besluit niet alleen de tol aan Almelo niet te betalen, maar ook niets meer uitdoet op andere door Huize Almelo geprenteerde rechten.

Reactie van HW van Marle op de eis van de gravin Van Rechteren tot voldoening van de boerhaver, gedateerd 7 april 1801. De reactie was op verzoek van het gemeentebestuur van Vriezenveen, die de schriftelijke bezwaren van de gravin van Almelo aan Van Marle hadden toegestuurd ter beoordeling.

De ondergetekende, op verzoek van twee leden van de municipaliteit van Vriezenveen hebbende gesien en gelezen eene memorie namens vrouwe SCF gravin van Rechteren aan de voorzeide municipaliteit, daarbij vorderende voldoening van eene zogenaamde boerhaver, waarvan jaarlijks tien mudden door die van Vriesenveen aan het huis Almelo verschuldigd zouden zijn; alsmede een extract uit het register der resolutien van Ridderschap en Steden de Staten van Overijssel van den 17 april 1753 waarop deszelve vordering mede is gegrond. En dan voorts bij monde geinformeert zijnde dat deselve boerhaver van den gemelden jare 1753 af aan tot de jongste revolutie van den jare 1795 toe door die van Vriesenveen aan ’t Huis Almelo betaald is, als ’t sedert welke tijd deselve niet verder was voldaan.

Het is den ondergetekenden voorgekomen, dat gemelde resolutie van den 17 april 1753 bevat een overeenkomst waarbij de destijdige verschillen tusschen de toenmalige graaf van Rechteren en de ingezetenen van Vriesenveen door tusschenkomst van eene commissie uit Ridderschap en Steden zijn vereffent en welke overeenkomst daarna door Ridderschap en Steden is geapprobeert terwijl bij die overeenkomst onder anderen in artikel 4 bepaald is dat de boerhaver door de kerkmeesteren als van ouds op te haalen omtrend kersttijd in eenmaal ten minste bedragen zal tien mudden of veertig schepels. Dan hoe zeer bij deze articul wel niet uitdrukkelijk word gesegt, dat deselve boerhaver zoude zijn ten profite van den Huise Almelo of te desselfs tijdelijke eigenaren schijnt sulks egter genoegsaam dat ’t gehele beloop van dit contract op overeenkomst voort te vloeijen, ’t welk ook te meerder hier door word bevestigt, omdat deselven boerhaver van ’t ingaan van dit contract af aan tot den jare 1795 toe door die van Vriesenveen is betaald geworden. Zo dat daar ’t Huise Almelo door een wettig contract ’t regt verkregen heeft om de gementioneerde (genoemde) tien mudden boerhaver jaarlix van die van Vriesenveen te vorderen, en ook deselve meer dan een derde deel van honderd jaaren alzo is betaald geworden, en den ondergetekenden bovendien geene redenen zijn voorgekomen, waarom men ’t regt tot dese tien mudden boerhaver zoude kunnen rekenen onder die rechten welke bij de Staatsregeling zijn afgeschaft, zou hij ondergetekende dan ook van gedagten zijn dat deze boerhaver door de municipaliteit van Vriesenveen, als welke thans den post van kerkmeesteren aldaar waarneemt volgens gegevene informatie in ’t vervolg behoorde betaald te worden.

De ondergetekende vind dus geen genoegsame grond om deselve municipaliteit aan te raden, om zig tegens de gedane vordering te versetten en zig daardoor in eene kostbare procedure te wikkelen, maar zou vermeenen dat de municipaliteit van Vriesenveen tot vermijding van kosten aan den inhoud van den insinuatie behoorde te voldoen.

Ten ware dan nog, dat men zoude kunnen aantoonen, zoals eer der minicipaliteits vermeende dat zoude kunnen geschieden, dat naderhand tusschen de vrouwe van Rechteren en die van Vriesenveen overeengekomen zou zijn, dat in de plaats van de gemelde tien mudden boerhaver jaarlix twintig guldens in gelde betaald zouden worden, als in welk geval men ook met de voldoening van die twintig guldens zou kunnen en moogen volstaan, dog zou in dit geval de municipaliteit van Vriesenveen dit nader contract ten genoegen rechtens moeten bewijsen.

Deventer, den 7 April 1801

HW van Marle.

Extract uit het Register der Besluiten van het Departementaal Bestuur van Overijssel.

Zwolle, den 6 october 1802.

Op den requeste van SCF Gravin van Rechteren in Almelo, houdende dat zij bij resolutie van den 7 september laatstleden was aangeschreven om ten overstaan van gecommitteerden deze vergadering op den 6 dezer een tentamen concordia te houden tot het reconcilieren der verschillen tusschen haar en de municipaliteit van Almelo en Vriesenveen, en eenen Bolk verrezen, dog dat zij eerbiedig mocht declareren, dat zij in dezen tot geen ander accoord zoude koomen dan mits dat haare parthijen aan haare eisch met de kosten voldeeden, waarom zij verzogt van het houden van dit tentamen concordia, hetgeen tog vruchteloos moeste afloopen, te mogen worden geexcuseerd en dat de surcheance van alle die procedures door ons mogten worden opgeheven en dezelve eenen onbelemmerden loop wierden gelaaten.

En in aanmerking genomen dat door voorschreven adressen het daarbij gedeclareerde van requestrante geen tentamen concordia over gedagte procedures kan plaats hebben of van eenig vrugt kan zijn.

Zo is op rapport en preadvis van gecommitteerde tot de zaaken van Justitie goedgevonden, conform derzelver voorig rapport van den 7 september de surcheance van de gelibelleerde procedures voor het Hooge Gerichte van Almelo regthangende op te heffen, zoals dezelve opgeheven word bij dezen, met order aan partijen om in die respective procedures na den loop van de ordinaris Justitie voort te procederen secundum retro acta op den eersten ordinaris regtdag welke in de aanstaande maand november invalt.

En zal hiervan bij extract deezes worden kennis gegeeven aan requestrante, aan de municipaliteit van Almelo, municipaliteit van Vriesenveen en Jacob Bolk, alsmeede aan de provisioneel verwalter Hoofdofficier van Almelo.

Accordeert met voorsg: register,

Georg Royen

Brief van de Regeering van Vriesenveen aan HW van Marle, advocaat voor de gemeente in het geschil met Huize Almelo, gedateerd 9 februari 1804

Uedele missive beneffens bijgaande stukken hebben wij wel ontfangen, en dezelve door ons behoorlijk zijnde nagezien en in overweging genoomen, dat schoon hoe gaarnd wij ook genegen zijn de geresen geschillen met de vrouw van Rechteren te schikken en ons het door Uedele ingestelde concept in zijn geheel niet zo zeer onaanneemlijk voorkomt; egter onder anderen de schadeloosstelling al …….. weshalven wij dezer dagen twee uyt onser midden aan den Proc. DJ Lamberts naar Almelo hebben afgezonden gehad, teneinde van onszelven te verneemen hoeveel dezelve ten opzicht van den ouden zijl zou moeten bedragen, of hoeveel deselve zedert hij verpagt is geweest heeft opgebragt, waar op genoemde Lamberts in antwoord diende zulks niet te kunnen of willen bepaalen oordeelende van het accoord wel niets zou worden; weshalven wij hebben besloten dat gemeld concept aan Dr. Racer niet behoeft ter hand gesteld te worden maar het overgezonden hier te houden en vervolgens tegens den eerstekomenden termijn de stukken in order te brengen om van antwoord te dienen, vertrouwende dat Uedele in desen al hetgeen in Uedele vermogen is zal aanwenden om ons belangen te handhaven. Niet wetende of Uedele voornemens is alsdan te Almelo te zijn, zouden wij zulks gaarne zien of er misschien nog iets anders zou kunnen worden gedaan, hetgeen tot een accoord kon aanleiding geeven.

Wij hebben de eer te zijn

Uw dienstwillige medeburgers, uyt derzelver naam getekend,

Jan Bramer.

Brief van de Regeering van Vriesenveen aan HW van Marle te Deventer dd 22 februari 1804.

Burger,

Tengevolge uw advijs zenden hier mede het concept (van het akkoord met Huize Almelo in de gerezen geschillen) met onse daarop gemaakte aantekeningen terug om door u nader in forma ontworpen, aan dr. Racer toegezonden te worden. Denkelijk zal hiervan niets worden maar om woord te houden hebben wij besloten om op dien voet een accoord met haar te willen aangaan. Wij hebben verders geoordeelt die aanmerkingen te moeten maken, om redenen dat men zo blindelings hierin niet kon toestemmen; en vervolgens in het ander artijkel bepaalde vrijheid van schuytentol al te uytgebreid en daarvan een zeer nadeelig gebruyk in ’t vervolg zouden kunnen gemaakt worden ’t welk wederom van nieuws tot verschillen aanleiding konde geven; voorts hebben hier niets bij te voegen als dat U nochmaals verzoeken om onze zaak zo veel mooglijk te handhaven waar op wij ons verlaten.

Ter ondertekening,

Joh. Kruijs, secr.

Concept akkoord opgesteld door Van Marle, waarover in bovenstaande brief wordt gesproken

Alzo mevrouw SCF Gravin van rechteren voor ’t hooge gericht van Almelo en Vriesenveen eene procedure heeft ondernomen tegen de nu ontbondene municipaliteit van het Vriesenveen, daarbij sustineerende geturbeert te zijn in het bezit van den tol of weggeld op ’t Vriesenveen, alsmede in het bezit van den schuytentol of zogenaam sluysengeld van schuyten varende door den Schipsloot of water komende uyt de veenen tusschen Bruijnehaar en Kloster Sibculo of daaromtrent gelegen en gaande naar het Vriesenveen en vervolgens naar Almelo en om een van de drie op het Vriesenveensche daar in bevindende sluysen met een slot gesloten te houden, ten einde geene schuyten zonder den voorzeiden schuytentol te betalen aldaar zouden kunnen doorvaaren, met bijgevoegde conclusie, dat zij bij het bezit van den gelibelleerden tol of weggeld en schuytentol of zogenaamd sluysgeld en van een der in den gelibelleerden Schipsloot of water bevonden wordende sluysen of zijlen, het zij dan de sluysen of zijl, die zij tevoren had geslooten, hetzij de oude zijl (als welk een en ander aan haar aanleggersche onverschillig was en zij dus aan de keuze van gedaagdens overliet) met een slot te sluyten teneinde de schuyten tot daar van de in desen gewoone schuytentol of sluysegeld wierde betaald konden opgehouden worden. En scholtus, kerkmeesteren en zestienen als uytmakende de tegenswoordige regeering van het Vriesenveen aan mevrouw de aanleggersche hebben te kennen gegeeven, dat niet ongenegen waaren om deze procedure bij minnelijk accoord of schikking te termineeren. Zo is het tot bereiking van dit heilzaam oogmerk en tot dooding en vernieting van deze procedure tusschen partijen is geconvenieert ende versproken, dat mevrouw van Rechteren van heden af aan word gesteld in het bezit van het gelibelleerde tol of weggeld als mede in het bezit van een voornoemde schuytentol of zogenaamd sluysegeld, en van de sluyse de oude zijl om die met een slot te mogen sluyten en de schuyten te kunnen ophouden, tot dat daar van de gewoone schuytentol of sluysegeld betaalt zal zijn.

Dat ook de regeering van ’t Vriesenveen aan mevrouw van Rechteren zal vergoeden alle schade welke zij door ’t gemis van den voorzeide tol of weggeld en van den schuytetol van schuytenvragten die beneden den zogenaamdem ouden zijl geladen zijn, geleden heeft, en welke schade bij desen bepaald word op de somma van …………..om binnen den tijd van drie maanden na de ondertekening deses door de regeering van Vriesenveen aan mevrouw van Rechteren voldaan te worden (kanttekening: dit artykel kan door de regeering van ’t Vriesenveen niet worden aangenoomen, terwijl de schade voor de vrouw van Almelo al te onbeduydend is en al te onbepaald word opgegeven).

Dat mevrouw van Rechteren de regeering van ’t Vriesenveen niet zal verhinderen in ’t onvangen van den schuytentol bij de sluys bij Kooykers huys, mids egter dat de regeering van het Vriesenveen desen schuytentol niet zal mogen vorderen van mevrouw van Rechteren zelve en verdere tijdelijke bezitters of bewooners des Huize Almelo (kanttekening gemeente Vriesenveen: in zoverre zulks voor derzelver privaate nooddruft mogt vereischen, verder kan zig de regeering daar omtrent niet nader inalten; terwijl daarvan een slegt gebruik gemaakt wordende, al te nadelig voor dese gemeente zoude kunnen verstrekken) nog van bewooners van eenige goederen in het district van Almelo en Vriesenveen gelegen. En aan mevrouw van Rechteren en verdere tijdelijke bezitteren des Huize Almelo toebehoorende, nog van eenige schuyten de beek met turf of andere vragt heen of weder bevarende ten behoeven of voor reekening van mevrouw van Rechteren en tijdelijke bezitters of bewooners van Huise Almelo of van bewooners van goederen aan haar en tijdelijke bezitteren des Huizes Almelo toebehoorende. Dat egter dit accoord alleen word aangegaan tot doding en vernietiging van dese procedure als loopende ten possessoiren en dat dus onder anderen partijen hierdoor in geenen deele zullen zijn geprejudiceert ingevalle door een der hoostgeconstitueerde magten deser Republiek nadere voorzieningen omtrent de heerlijke regten gemaakt mogten worden. Dat de kosten zullen zijn en blijven gecompenseeert zodat iegelijke partij de kosten van zijne zijde aangewent voor zijn rekening zal neemen en houden. En eindelijk dat mevrouw van Rechteren niet zal vermogen om van dit accoord eenig gewag te maken bij de procedures welke tusschen haar en de municipaliteit van Almelo voor het hooge gericht van Almelo en Vriesenveen rechtshangig zijn. Des ten waar en oirconde zijn hiervan twee eensluidende gemaakt en ten wederzijden ondertekent op den Huyse Almelo en op het Vriesenveen, den …………………

Brief van 25 mei 1805 van de regeering van Vriesenveen aan HW van Marle

Terwijl wij geinformeerd zijn geworden dat de municipaliteit van Almelo zig reeds bij Uedele heeft vervoegd ten einde de nodige middelen in het werk te stellen om surcheance harer procedures jegens de vrouw van Almelo te bewerken, zo hebben wij het mede niet ondienstig geoordeeld zich bij dese hieromtrent bij Uedele te afresseren met verzoek dat Uedele ten opzigte van ons tot bereiking va zodanig gewenscht einde, naamlijk het verkrijgen van surcheance onzer procedures tegen de vrouw van Almelo, al datgeen in het werk te stellen, wat Uedele past en nodig zal oordeelen te behoren. In afwachting heirvan verblijven wij steeds,

Burger,

De regeering voornoemd, ter onderteekening derzelve, Joh. Kruijs, secr.

Brief gedateerd 25 mei 1805 van secretaris Johannes Kruijs aan een onbekend persoon in Zwolle waaruit blijkt dat niet alleen over de heerlijke rechten regtshandelingen werden gevoerd met Huize Almelo

WelEdele Heer,

Ik ben door de regeering van vriesenveen belast, mij namens dezelve bij UwEd. Te informeeren of op het reeds voor eenigen tijd bij het departementaal bestuur ingeleverd request of adres tegens het protest van de vrouw van Almelo tegen het zetten van een wind-, water- en koornmolen alhier, als noch geen appointement is geslagen; zo dit nog niet geschied mogte zijn, verzoeken namens de regeering voormeld om zo spoedig doenlijk alle gepaste middelen aan te willen wenden ten einde hieromtrent niet langer in het onzekere te blijven.

Ik heb de eer met alle achting te zijn,

WelEdele Heer,

Uw Edele Dw Dr (dienstwillige dienaar)

Joh. Kruijs, secr.

Brief van gemeentesecretaris Joh. Kruijs namens de municipaliteit aan advocaat HW van Marle in Deventer, 17 juni 1805

Ik ben door de regeering van Vriesenveen gelast UwEdele bij dezen te berigten, dat zij heeft goedgevonden ingevolge UwEd advis de copien van alle stukken over de bewuste proceduren gewisseld, om deselve bij het te presenteeren request te voegen. Daar het onvermoedelijk eenig opzien kon verwekken indien gemelde copien bij het hooge gerigt van Almelo en Vriesenveen wierden geligt, alsmede bij het toezenden door UwEdele alhier met het copieeren derzelve niet wel zoude kunnen klaarraken; zo dunkt het de regeering best te wezen dat UwEdele deselve copien te costi laat vervaardigen als daartoe beter gelegenheid hebbende. Het request word inmiddels door de regeering afgewacht ten einde door mij geteekend zijnde aan UwEdele terug te zenden.

De rekening van UwEdele is reeds op de Carspels lasten uytgezet waarvan ten eersten de eerste termijn of halfscheid word betaald, zodat UwEdele binnen eenige maanden zo niet eer, daarvan betalingen zal erlangen.

Ik heb de eer met alle hoogachting te zijn,

WelEdele Heer,

UwEdele dienstwillige dienaar,

Joh. Kruijs, secretaris.

Extract uit het register der Staatsbesluiten van de Bataafsche Republiek dd 20 september 1805

Gezien het rapport van den secretaris van Staat van de Binnenlandsche Zaken van den 17e dezer nr 29 gerequireerd dien zelfden dag nr 36 op het request van het plaatselijk bestuur op het Vriesenveen, om daar bij geallequeerde redenen verzoekende dat door Hunne Hoogmogende magten worden vernietigd de aanhangige procedures tusschen de requestranten en de erfgenamen van vrouwe SCF van Rechteren nopens zeker weggeld en sluizengeld, mitsgaders dat hangende de deliberatien over hun voorschreven verzoek dezelve procedures mogten worden gesurcheerd.

En in aanmerking genomen zijnde dat zorg behoort gedragen te worden ten einde hangende de deliberatien van het gouvernement over de geheele materie der Heerlijke Regten, geene geschillen uit requesten over Heerlijke Regten in derzelver gevolgen resulterende, worden gebracht uit derzelver geheel, maar in tegendeel gehouden in state, totdat voorzeide deliberatien zullen zijn getermineerd als wanneer alle zoodanige geschilen dientegevolge zullen kunnen worden beslist.

Is overeenkosmtig het geadviseerde door den secretaris van Staat daarin besloten:

1.

denzelven secretaris van Staat aan te schrijven gelijk geschiedt bij dezen, om zorge te dragen dat de aanhangige procedures tusschen het plaatselijk bestuur op het Vriesenveen en de erfgenamen van vrouwe SCF van Rechteren nopens zeker weggeld en sluizengeld van stonden aan worden gestateerd.

2.

En zal benevens voorzeide stukken extract dezes verzonden worden aan den secretaris van Staat voor de Binnenlandsche Zaken, zo tot informatie als om aan dit besluit de nodige executie te geven en gelijk extract aan de requestranten ten eerstgenoemden af te geven.

Brief van de municipaliteit van Vriesenveen aan de Eerste kamer van het Vertegenwoordigend Ligcham des Bataafschen Volks over betaling van een ander heerlijk recht, de boerhaver.

De brief is niet gedateerd maar stamt uit de periode 1801-1805, omdat in de brief wordt vermeld dat men zich bevindt in het Gemenebest.

De municipaliteit van Vriesenveen neemt de vrijheid U Lieden zeer eerbiedig voor te dragen, Dat daar, als bekend, hunne gemeente mede behoort onder de voormaals zogenaamde Heerlijkheid Almelo, de ingezetenen van Vriesenveen, ten tijde toen de vrijheid en gelijkheid en den daaruit voortvloeijende rechten van den mensch in dit Gemenebest nog niet wierden geëerbiedigd, aan vele drukkende lasten en prestatien onderhevig waren, die zij eerbiedig vermenen dat door invoering van vrijheid en geleijkheid en de aanneming der daarop gevestigd Staatsregeling zijn afgeschaft en vernietigt; gelijk de Remonstranten dan ook niet anders kunnen vertrouwen dan dat GijLieden dit ook alzo zult begrijpen. Dat hoezeer de Remonstranten op grond van het hiervoren geponeerde, dan ook vermenen alle redenen te hebben om zulke prestatien waaraan zij als gemeld onderhevig waren, met alle zicht in gelijkheid thans te kunnen verweigeren, zij echter door de vrouw van Rechteren Almelo (te voren vrijvrouw van Almelo en Vriesenveen, en uit dien hoofde toen bezitster van alle de daar aan verknochte heerlijke Rechten) onder anderen ook nu worden aangesproken voor zogenaamde boerhaver, gemeld in de acte hierbij in copie, welke boerhaver de Remonstranten vertrouwen geen andere oorsprong te hebben dan uit eenige verpligting uit het leenstelsel of leenrecht afkomstig, en die diesvolgens artikel 25 der algemene beginselen van de Staatsregeling zijn vervallen verklaard.

’t Is waar, Burgers vertegenwoordigers, het zou kunnen schijnen dat de ingezetenen van Vriesenveen uit hoofde van voorzeide acte wanneer men daarop wilde toepasselijk maken hetgeen van wederzijds vrijwillig en wettig verdrag in gemeld artikel 25 voorkomt, tot de betaling van gezeide boerhaver konden verplicht geacht worden. Dan wat aangaat die acte zelve daaromtrent moeten Remonstranten aanmerken dat zij vernemen, dat de ingezetenen van Vriesenveen destijds niet zijn opgeroepen geweest om daarover gehoord te worden en dat dus hetgeen aldaar van waarde erkende volmacht gesproken word, niet anders te verstaan zij, als van eene volmacht door zestienen, zetters en kerkmeesters op de daarbij vermelde Hendrik ten Cate en Gerrit Brink verleend; welke personen op die wijze gequalificeerd zijnde geene wettige macht hadden om enigt verbindend contract voor hunnen mede ingezetenen te maken; althans niet een zodanig hetwelk door de nu heersende beginselen en aangenomen Staatsregeling niet zou vernietigd zijn; en wanneer men daar te boven

aandachtig overweegt de gehele teneur van meergenoemde acte, gelijk zulks voorzeker door U Lieden zal gedaan worden, dan vermenen de Remonstranten eerbiedig dat er geen de minste twijffel kan overblijven, dat ja waarschijnlijk de betaling van voorzeide boerhaver onder de vervallen verklaarde verpligtingen moet gerangschikt worden. Want daar in het voorgaande artikel 24 alle Heerlijke Regten, waardoor aan een bijzonder persoon (zo als bij voorzeide acte onwederspreeklijk het geval is) word toegekent enig gezag omtrent het bestuur van zaken in eenige stad of plaats, voor altijd zonder enige schadevergoeding, vernietigd worden, en het daarinboven ontwijffelbaar daar voor te houden zij, dat uit het leenstelsel afkomstig en dus vervallen verklaard is, zo kan er gene redelijke bedenking overblijven, of de ingezetenen van Vriesenveen zijn uit kracht van dien, van de voorzeide verpligting of betaling ontheven. Daar het echter schijnt dat de juiste bepaling der heerlijke rechten en verplichtingen, niet genoegzaam uit de artikelen 24 en 25 der genoemde algemene beginselen is op te maken, en ook dienaangaande eene nadere toelichting der wetgevende macht sedert langen tijd met groot verlangen tegemoet gezien word, zo vertrouwen de Remonstranten zeer zeker dat Gij Lieden daarin wel zult gelieven te voorzien, dat de betaling der gemeentelijke boerhaver provisioneel door Remonstranten of de ingezetenen van Vriesenveen niet zal behoeven te geschieden, totdat door ULieden eene nadere juiste bepaling der vernietigde en vervallen eerlijke Rechten en Verpligtingen zal gegeven zijn, welke surcheance de Remonstranten vertrouwen dat hun door ULieden zal worden toegestaan, terwijl het hun onmogelijk is, om tegen de voorzeide vrouw van Rechteren Almelo kostbare procedures te kunnen voeren, die ook te minder in deze te pas komen, naardien de beslissing geheel en al afhangt van het rechte verstand der meergenoemde artikelen 24 en 25 der algemene beginselen. Verzoekende dus Remonstranten zeer eerbiedig:

Dat GijLieden ten spoedigsten ene nadere juiste bepaling der vernietigde en vervallen heerlijke rechten en verpligtingen in de voorschreven artikelen gemeld wilt gelieven daar te stellen; en inmiddels hangende Ulieder deliberatien, aan hun, Remonstranten, witl verlenen provisionele surcheance der betaling van voorzeide boerhaver waartoe zij menen onverpligt te zijn.

Na het opschorten van beslissingen rond het al dan niet afschaffen van heerlijke rechten, begint de correspondentie over het geschil inzake de heerlijke rechten tussen Huize Almelo en Vriezenveen weer in 1820.

Brief van 27 mei 1820 van graaf A van Rechteren Almelo aan het gemeentebestuur van Vriesenveen inzake herstel van enkele rechten etc.

Het zal den Heer Schout en Leeden van den Gemeente Raad van ’t Vriesenveen niet onbekend wezen, dat de procedures in den jaar 1795 tusschen den Huise Almelo en het toenmaalig bestuur van ’t Vriesenveen over den Tol en Weggeld, alsmede de Sluisen aldaar ontstaan, op hoger gezag gechargeerd, alsnog hangende, en tot dusverre onuitgesproken zijn; derhalven inviteer ik u ter navolging der minnelijke assopiatie (schikking) der procedures tusschen den Huise Almelo in mijn persoon en het steedelijk bestuur van Almelo op den 19 december 1819 bij wijze van transactie gesloten en door ZM den koning op den 23 april geapprobeerd, ook de nog bestaande verschillen boven vermeld zonder richterlijke uitspraak a l’amiable uit den weg te helpen ruimen. Te uwer informatie doe ik U hiernevens toekomen eene memorie deswegens geworden, waaruit de berekening der schade en nadeel voor den huise Almelo ten opzichte van het finantieele blijken zal. En hiermede deze zaak aan U.L. (U Lieden) aandacht en overweging aanbevolgen hebbende noem ik mij

U.L. DW. Dienaar (U Lieden DienstWillige Dienaar)

A v Rechteren Almelo.

Memorie behorende bij brief van de graaf van 27 mei 1820:

Memorie van bereekening der schade en nadeel, welke den Huise Almelo heeft geleden bij den Revolutie van 1795 wegens den tol en weggeld te Vriesenveen, als ook wegens het Sluisen-geld aldaar.

1. De tol en het weggeld heeft jaarlijks opgebragt agtenveertig gulden

dus van Martini 1794 tot 1820 competeerd den Huise Almelo f 1.296,--

2. Het sluisegeld op het Vriesenveen heeft ingevolge publike verpagting

tot aan 1796 opgebragt ’s jaars f 340,--. Dus van dien tijd af tot Michaelis

1820 zijnde vijfentwintig jaaren, heeft den Huise Almelo ten goede f 8.840,--

Ter somma van f 10.136,--

Hierop sedert dien tijd van de sluisen ontvangen

van Michaelis 1797 tot 1789 f 120,--

1798-1799 f 140,--

1799-1800 f 100,--

1800-1801 f 100,--

1801-1802 f 150,--

1802-1805 f 630,--

1805-1808 f 390,--

1808-1814 f 660,--

1814-1820 f 515,--

f 2.805,-- f 2.805,--

Resteert voor Huise Almelo f 7.331,--

Het gemeentebestuur van Vriezenveen heeft deze brief beantwoord maar de brief is niet in het archief aanwezig; wel het antwoord van huize Almelo daarop aan het gemeentebestuur van ’t Vriesenveen van 30 juni 1820:

Aan het Gemeente Bestuur van ’t Vriesenveen.

Ter beantwoording Uwer Missive dato den 22ste aangaande de noch ongetermineerde procedure tusschen den Huise Almelo en het Vriesenveen, nam ik de vrijheid te repliceren dat, ofschoon misschien het tegenwoordige Gemeente Bestuur met de rechtsgronden dier verschillen onbekend zijn, dog geensints het wettig eigendom van den tol of weggeld en ’t sluisegeld zullen ontkennen.

Het zoude overbodig wezen mij omtrent deze nog bestaande verschillen schriftelijk wijdlopig te expliceren of Bedenkingen te wederleggen, zoodra het tegenwoordige Bestuur vredelievende gevoelens koestert, en zich met mij vereenigt, om deze laatste twistgedingen als nog overblijfselen van vroegere ongelukkige tijden geheel en al uit den weg te ruimen. Dierhalven merk ik slechts bij dezen aan hetgeen te vereffenen staat:

1. het herstel van den sluizen, als een wettig eigendom van den Huise Almelo, met de Revolutie van 1795 door het toenmalig Bestuur via facte ontnomen

2. insgelijk den tol voor 1795 aan den Huise Almelo ampeteerende, daarna door het vorige Bestuur gesupprimeerd, of indien het herstel daarvan niet doenlijk of met de tegenswoordigen inrichting niet bestaanbaar was, eene jaarlijkse schadevergoeding of onderlinge conventie dieswegen

3. omtrent de bij mijne vorige missive aangehaalde schadevergoeding van f 7.331,-- voor het gemis van sluise en tol sedert reeks van twintig jaren, eene minnelijke vereffening of transactie

Hieromtrent nu opnieuw mjine gedachten aan U.L. geopenbaart en deze zaaken aan deszelfs rijp en

wijs beraad aanbevolen hebbende, zal ik het resultaat daarvan afwachten.

Den Heer der Heerlijkheid Almelo en Vriesenveen

Grave van Rechteren Limpurg.

Over en weer is gemarchandeerd tussen het gemeentebestuur en Huize Almelo over de “prijs”; van gemeentewege waren de onderhandelaars Derk de Lange en Berend Hoff, wat uiteindelijk leidde tot een brief van de graaf gedateerd 16 december 1820, waarin hij zijn uiterste bod doet om toch nog iets van de door hem genoemde geleden schade tijdens de periode van de revolutie te verhalen op Vriezenveen.

Brief van de graaf van Almelo van 16 december 1820 aan het Gemeente Bestuur van ’t Vriesenveen

Aan het Gemeente Bestuur van ’t Vriesenveen.

Teneinde nu mijne gedagten omtrent de minlijke vereffening der nog hangende of ongetermineerde procedures tusschen het Vriesenveen en den Huise Almelo rondborstig uit te brengen, geef ik Ulieden ter beantwoording van deszelfs missive van den7 december 1820 nu bij dezen het uiterste aanbod in consideratie.

Zoo hetzelve niet geaggreert mogt worden, is het best, daaromtrent alle briefwisseling af te breken.

Zoo ja, verzoek dan de transactie op te maken en daaromtrent te doen hetgeen Ulieden nodig oordeelt.

1. de tol of weggeld zal in status quo blijven

2. de sluise aan het Oosteinde bij den Kooijker moet zoo als voor 1795 aan den Huise Almelo hersteld worden

3. omtrent de schadevergoeding van f 7.331,-- zal ik mij met een duizend guldens contenteeren, dezelve kunnen in vier jaaren betaald worden of desverkiezende, tegen eene matige intrest gehouden worden

Hieromtrent nu mijne gevoelens opengelegd hebbende, hangt het van Ulieden af welke weg in te slaan.

Van voornemens zijnde maandag van hier te vertrekken en eenige weeken uitte blijven is er genoegsaam tijd hetzelve te overwegen

Den Heer der Heerlijkheid Almelo en Vriesenveen

Grave van Rechteren.

Concept Contract tussen de graaf en het gemeentebestuur van Vriezenveen uit 1821.

Zijne Excellentie den Grave van Rechteren Limpurg, Heer der Heerlijkheid Almelo en Vriezenveen ter eener en het Gemeente Bestuur van Vriesenveen ter andere zijde, overtuigd van de noodzakelijkheid om alle tusschen hen nog bestaande verschillen uit den weg te ruimen en wederkerig de wederzijdsche rechten te verzekeren, hebben te dien einde het onderstaand contract gesloten ter opheldering waarvan vooraf wordt gereflecteerd. Dat voor de Revolutie van 1795 het huis Almelo in het bezit is geweest van den tol, welke op het Oosteinde van Vriezenveen bij de sluize of zijl in de turfvaart van de turfschuiten wordt betaald, alsmede van het weggeld hetwelke destijds te Vriesenveen van doortrekkende wagens runderen, schapen en zwijnen wierd betaald. Dat dadelijk na de Revolutie van 1795 het toenmalig Gemeente Bestuur of municipaliteit van Vriesenveen den voormelden tol en wegeld heeft aan zich getrokken en ten voordeele van de Gemeente heeft verpagt. Dat hierdoor twee procedures tusschen Parthijen zijn ontstaan, welke door het Baljuws gericht van Almelo zijn hangende geweest, doch den loop van welke procedures door het Staatsbewind van het Bataafsche Volk in het jaar 1805 is geschorst, welke status quo nog niet is opgeheven maar alsnog voortduurt. Dat de Huise Almelo in het jaar 1796 en 1797 om zich voor deze verliezen schadeloos te stellen bij den derden zijl in die turfvaart eenen nieuwen tol op de turfschuiten in de voormelde vaart heeft gelegd, waar tegen het Gemeente Bestuur van Vriesenveen zich wel heeft geopporeerd, doch welken tol evenwel tot heden is blijven bestaan en nog worden gevordert. Dat het wegeld vervolgens bij een administratief besluit door het Gouvernement is vernietigd.

Zijne Excellentie de Heer der Heerlijkheid Almelo en Vriesenveen heeft zich over deze nog hangende verschillen in het afgelopen jaar 1820 bij het Gemeente Bestuur vervoegd en na eenige voorlopige correspondentien zijn door Z.Exc. (Zijne Excellentie) aan het Gemeente Bestuur voorslagen (voorstellen) tot transactie gedaan ten gevolge waarvan onderhandelingen zijn begonnen waaruit dit Contract voortgevloeid. De wederzijds partijen verklaren diens volgens bij de tegenwoordige acte de nog hangende geconstateerde en ongedecideerde procedures te vernietigen ten dien effecte, dat het daarvoor zal worden gehouden alsof derzelve nimmer heben bestaan.

Voor eerst wordt het den Heer der Heerlijkheid wegens het gemis van den tol of weggeld vanwegen het GemeenteBestuur het regt vrijgelaten zich tot het herstel in dier voegen als voor 1795 hangende of anderszins, ter plaatsen en waarzulks behoort te kunnen adresseeren.

Voorts dat den ouden tol welke thans door de gemeente en dennieuwe tol welke door Zijne Excellentei den Heer der Heerlijkheid van Almelo en Vriesenveen wordt genoten, benevens den tol welke gevorderd is geworden van de schuiten varende in de zogenaamde Buterenweegssloot, zullen worden gecumuleerd en gezamentlijk door het Gemeente Bestuur en den Heer der Heerlijkheid publiek verpagt, en de daarvan afkomende revenuen tusschen Zijne Excellentie de Heer der Heerlijkheid en de Gemeente in twee gelijke deelen verdeeld; dat wederzijds partijen die sluizen of zijlen zullen blijven onderhouden met welker onderhoud zij thans zijn belast, te weten de Gemeente den zijl staande op het Oosteinde en dien op de Oosterhoeve en Zijne Excellentie de hoger in de turfvaart staande zijlen in zooverre egter als bij het sluiten van dit Contract bestaan. Zullende aan den Heer der Heerlijkheid de bevoegdheid verblijven om bij het aanleggen van meerdere of nieuwe zielen door het heffen van eenen tol of zooals het beste en raadzaamste geoordeeld word zich schadeloos te stellen, doch den boom in den Buterenwegsloot zal op gemeene kosten worden hersteld en onderhouden. En eindelijk dat door de Gemeente aan Zijne Excellentie zal betaald worden de somma van twaalf honderd guldens eens zonder meer.

Alles onder de uitdrukkelijke bepaling dat dit Contract hetwelk in dubbeld zal worden opgemaakt, geen de minste uitwerking zal kunnen hebben, nog daaruit eenige erkentenissen, toestemmingen of verpligtingen worden afgeleid alvorens hetzelve zo verre de Gemeente Vriesenveen betreft, door Zijne Excellentie den Heer Gouverneur of HunEd.Gr:achtbN (Hunne Edel Groot Achtbaren) de Staten der Provincie of zoodanige andere authoriteit, tot welker functien zal zijn goedgekeurd.

De behandeling en goedkeuring van dit contract in de gemeenteraad van Vriezenveen was de laatste slag, de finale, in het slepende conflict tussen Huize Almelo en de gemeente Vriezenveen over de rechten van Huize Almelo. Daarvan zijn gelukkig de notulen nog van bewaard. Het document kan gezien worden als sluitstuk van deze kwestie:

Verhandeling (notulen) van den Gemeenteraad van Vriesenveen.

Zitting van maandag den 4 augustus 1823.

De gemeenteraad van Vriesenveen, behoorlijk geconvoceeerd onder voorzitting van den schout vergaderd zijnde, zijn gelezen de onderscheijden missiven bevattende de correspondentie welke heeft plaats gehad tusschen Zijne Excellentie den Heer der Heerlijkheid Almelo en Vriesenveen, ter eener, en het Gemeente Bestuur van Vriesenveen ter andere zijde, over de nog ongedecideerde procedures en geschillen, zo over den Sluizentol in de Turfvaart als over den tol of weggeld in Vriesenveen voor dezen ingevorderd, tot opheldering van welke verschillen dienstig is op te merken:

Dat voor de Revolutie van het jaar 1795 het Huis Almelo in het bezit is geweest van den tol welke op het Oosteinde van Vriesenveen bij de sluize of zijl in de Turfvaart van de turfschuiten wierd betaald; dat deze zijl of sluize egter door de Gemeente Vriesenveen wierd onderhouden. Dat het Huis Almelo insgelijks in het bezit is geweest van een tol bekend onder den naam van weggeld, welke van doorvarende wagens en doortrekkende rundvee, paarden, schapen en varkens wierd gevorderd, dat in het onderhoud der wegen in de gemeente Vriesenveen evenwel door de ingezetenen wierd voorzien. Dat dadelijk na de Revolutie van 1795 het toenmalig Gemeente Bestuur of municipaliteit van Vriesenveen den voormelden schuitentol en wegeld heeft aan zich getrokken en ten voordeel van de gemeente verpacht. Dat hierdoor procedures tusschen parthijen zijn ontstaan welke voor het Baljuws Gerecht van Almelo zijn hangende geweest, doch den loop van welke procedures door het Staatsbewind van het Bataafsche Volk in het jaar 1805 zijn geschorst, welke status quo nog niet is opgeheven maar nog voortduurt. Dat den Huize Almelo in het jaar 1796 of 1797 om zich voor deze verliezen schadeloos te stellen bij een hoger in de Turfvaart staande sluize genaamd den derden ouden zijl, welke door het Huis Almelo word onderhouden eenen nieuwe tol op de turfschuiten in voormelde vaart varende heeft gelegd, waartegen het toenmalig gemeente Bestuur van Vriesenveen zich wel heeft verzet doch welken tol niet te min tot op heden is blijven bestaan. Dat het weggeld vervolgens bij een administratief besluit door het Gouvernement is vernietigd.

Zijn Excellentie den Heer der heerlijkheid Almelo en Vriesenveen heeft zich over deze nog onafgedane verschillen in het jaar 1820 bij het gemeente Bestuur van Vriesenveen vervoegd en na eenige correspondentie zijn door Zijne Excellentie aan het Gemeente Bestuur voorslagen tot transactie gedaan tengevolge waarvan de onderhandelingen zijn voortgezet.

Voorts gehoord het gerapporteerde van de leden van deze raad, Derk de Lange en Berend Hoff, gecommitteerden tot het voortzetten der onderhandelingen, houdende dat zij, met Zijne Excellentie den Heer der heerlijkheid Almelo en Vriesenveen voorlopig onder nadere approbatie van deze raad en van Hun Edele Groot achtbaren Heeren Gedeputeerde Staten der Provincie Overijssel ofwel zodanige hogere authoriteit als welker approbatie in dezen word vereischt hadden ontworpen het navolgende concept contract van consiliatie:

Artikel 1

Alle verschillen, kwestien en procedures welke bestaan of regthangende zijn of waarover dusverre nog geen regterlijke uitspraak is gevolgd in een woord alle bestaande verschillen tusschen de contracteerende parthijen worden bij deze vereffend, gedood en vernietigd en elke partij betaald de door haar aangewende kosten zonder enig verhaal op de tegenpartij.

Artikel 2

Elk der parthijen blijft in bezit van de goederen, inkomsten, bezittingen en rechten welke zij op dit ogenblik heeft en administreerd, zonder de minste uitzondering behalve die hierna speciaal zijn uitgedrukt.

Artikel 3

De dusverre door Zijne Excellentie den Heer der Heerlijkehid Almelo en Vriesenveen bij den derden ouden zijl geheven worden den schuitentol benevens de schuitentol door de gemeente Vriesenveen geheven wordende op het Oosteinde, alsmede de tol van de turfschuiten varende door de Heijde en Butereweegssloot zullen vanaf den eersten october 1800 drienentwintig jaarlijks publiek ten overstaan van Zijne Excellentie den Heer der Heerlijkheid of deszelfs gemachtigde op zodanige voorwaarden als door beide parthijen in dezen met gemeenschappelijk overleg intijds zullen worden vastgesteld of bij verschil van opinie daaromtrent door de gedeputeerde Staten der Provincie na verhoor van parthijen definitief geregeld door het Gemeentebestuur voornoemd worden verpacht, zullende de daaruit vloeiende gelden tusschen Zijne Excellentie en de Gemeente Vriesenveen in twee gelijke deelen verdeeld.

Artikel 4

De wederzijdsche contractanten blijven bij voortduring belast met het onderhoud en reparatie der dusverre door hun bekostigde sluizen; als de Gemeente Vriesenveen met die op het Oosteinde en op de Hoeve, en Zijne Excellentie met den derden ouden zijl en hoger gelegen sluizen; den sluitbomen van de Buterenweg en Heijdensloot zullen echter door parthijen gezamentlijk worden daargesteld en onderhouden.

Artikel 5

Indien Zijne Excellentie den heer der Heerlijkheid mogt goedvinden de bestaande turfvaart in Zijne veenen verder uit te breiden mag het Gemeentebestuur wel lijden dat bij de in die verder aan te leggen vaart te plaatsen sluizen zodanige tol worde gevorderd als Zijne Excellentie zal goedvinden.

Artikel 6

De Gemeente Vriesenveen zal bninen een jaar nadat deze overeenkomst de nodige goedkeuring zal hebben bekomen, ineens en ter finale voldoening van alle schaden en interessen of andere pretensien uit de bij artikel 1 vermelde verschillen, kwestien en procedures voortvloeijende, aan Zijne Excellentie den Heer der heerlijkheid Almelo en Vriesenveen voornoemd betalen de som van twaalf honderd guldens.

Artikel 7

De Heer der Heerlijkheid van Almelo en Vriesenveen wordt het recht vrijgelaten zich desverkiesende tot herstel van den tol of weggeld in dier voegen als voor 1795 heeft plaats gehad aan de bevoegde authoriteit te vervoegen.

Over het een en ander zijnde gedelibereerd, is met eenparigheid van stemmen besloten, om de door gecommitteerden ontworpen en voorlopig gesloten overeenkomst te approbeeren en dezelve voor hunne gedane moeite te bedanken en voorts het concept accoord in forma op te maken en met een afschrift van dit besluit aan Hunne Edele Grootachtbaren Heeren Gedeputeerde Staten ter goedkeuring aan te bieden.

Aldus gedaan te Vriesenveen, ten dage maand en jaare als boven.

Jan Kruijs, schout

B de Vries

Berent Hoff

B Schoenmaker

Hendrik Hekhuis

D de Lange

Secretaris Gerrit Engels.

BIJLAGE IV

Overzicht van inwoners van Vriezenveen die dienst hebben gedaan onder Napoleon.

Bijgaand overzicht mocht ik gebruiken van de heer H. Kok, Oldenzaal. Kok doet onderzoek naar de lotgevallen van dienstplichtigen in Twente die vielen onder de conscriptie van Napoleon. Het overzicht is een stand van zaken op een bepaald moment in het onderzoek, toen ik het opvroeg.

Stand onderzoek ‘ Lotgevallen van de Twentse dienstplichtigen ten tijde van de Franse Overheersing 1810-1813’.

Stand onderzoek lotgevallen van de Vriezenveense diensplichtigen

Aanpak algemeen

Het betreft in totaal 6 lichtingen van jonge lieden die in de periode 1788 tot 1789 zijn geboren. Ze werden in de jaren 1811 tot 1813 gekeurd. De aanpak was als volgt:

1. Per gemeente opvraag en controle van de kerkboeken die uiteraard qua tijd geordend waren;

2. Per kanton werden de nog levenden geadministreerd op alfabetische volgorde;

3. Tijdens de keuring werden de dienstplichtigen geordend op basis van het getrokken lot (Aspecten: Afkeur, vrijstelling (Definitief, voorlopig);

4. Afhankelijk van het lot werden de lotelingen gealloceerd aan een bepaald legeronderdeel en afgemarcheerd naar het oefeningsdepot (Aspecten: niet opkomen (Refractaire); vervanging;

5. In het depot werd de dienstplichtige geregistreerd in een stamboek (Matricule) en na opleiding verzonden na oorlogsgebieden. Deze stamboeken zijn aanwezig in Parijs (Landmacht) en in Cherbourg (Marine) (Aspecten: desertie, dood (hospitaal, sneuvelen) terugkomst). .

In het onderzoek wordt gepoogd deze 5 stappen per persoon te volgen.

Huidige stand Vriezenveen

Lichting 1808 (Geboren 1788)

Code: † = Reeds overleden; K= Gekeurd

Verder gekeurd: Markus Nathans, Willem Swam wonend in Amsterdam.

Verdere lotgevallen:

· Johannes Waanders (Matricule 3082, Vincennes) wordt opgenomen in het 124ste Bataljon van Linie en wordt vermist in Rusland;

· Hendrik de Groot gealloceerd aan het 87e Cohort laat zich vervangen door Gerrit Grobben Almelo 26 jaar;

· Onwilligen: Mannes Aalderink; Jan Frederik Jansen, Johannes Hospers

· Gerrit Gerritsen lang 1,62 deserteert op 25-07-1813; trouwt op 14-05-1818 met Klaasje Kampman; later met Johanna Oudendijk op 13-03-1833.

· Hendrikus Aman trouwt op 27-05-1815 met Johanna Broertjen

· Gerhardus Gerrits alias Oudendijk trouwt op 26-04-1817 met Gesina Fredriks

· Jan Hendrik Jansen trouwt op 01-06-1833 met Klazina Kolthof

· Johannes Jansen trouwt op 04-05-1822 met Leena Fikkert daarna op 27-03-1824 met Hendrika Stik

· Jan Engberts trouwt op 28-09-1821 met Hanna Scholten

· Herman Jansen 07-12: opleiding schip ‘Amsterdam’, naar Hospitaal Enkhuizen op 4 juni 1811, ontslagen 20 juli 1811; op 20 augustus naar Antwerpen schip Pacificateur, sterft op 06-06-1812 in Hemixem hospitaal bij Antwerpen

Lichting 1809 (Geboren 1789)

Code: † = Reeds overleden; K= Gekeurd ; A= Afgekeurd

Verder gekeurd: Jean Fin (14-06); Frederik Schipper; Jan Jansen (15-08).

Verdere lotgevallen:

· Johannes Hendrikus Campagne (Matricule 3399, Vincennes) wordt opgenomen in het 124ste Bataljon van Linie en wordt vermist in Rusland;

· Caspar de Groot kan moeilijk komen voor de keuring hij zit als koopman in St. Petersburg;

· Hermannus Meulink zit al als militair in het 125ste Regiment

Lichting 1810 (Geboren 1790)

Code: † = Reeds overleden; K= Gekeurd ; A= Afgekeurd

Verdere lotgevallen:

· Hendrikus Aman laat zich vervangen door Daniel Roep Amsterdam 24 jaar. Hendrikus trouwt eerst op 10-06-1815 met Grietjen Tutertjen later op 04-11-1825 met Hendrika Aman

· Albert Gerrits opgenomen in 87ste Cohort (Matricule 242) wordt sinds 22 april 1812 vermist in Duitsland;

· Gradus Abbing opgenomen in 87ste Cohort (Matricule 137) wordt sinds 22 april 1812 vermist in Duitsland; , desniettemin terugkeer want hij trouwt op 05-04-1817 met Johanna Harms;

· Hendrikus de Groot trouwt op 26-02-1822 met Lena Fik

· Jan Roelof Leenders komt op het schip l’Auguste in Antwerpen, sterft aldaar op 23 april 1812 in een hospitaal.

· Daniel Ruis alias Roep geboren 24-07-1787 maar wonende in Vriezenveen wordt opgenomen in het 33ste Baaljon. Gaat op 6 juli over naar Regiment Belle Isle, overleeft veldtocht Rusland trouwt op 19-03-1814 met Zwaantje Werff

Lichting 1811 (Geboren 1791)

Code: † = Reeds overleden; K= Gekeurd ; A= Afgekeurd

Verder gekeurd: Jannes ten Oever (17-12) werd opgenomen in hospitaal; Hendrikus Holsbos (05-10); Gradus Meinderink (15-11)

Verdere lotgevallen:

· Frederik, Kunnigjen Berkhoff ouders van de afgekeurde Hendrikus Aman moeten Francs 51,25 betalen als schadevergoeding z.g Indemniteit 51,25. Hendrikus trouwt op 12-04-1817 met Hendrika Meullink

· Hendrik Jansen trouwt op 03-11-1817 met Josijna Harmsen

· Gerrit Baerends alias Engberts trouwt op 16-06-1827 met Berendina Boeschen

· Jan Engbers trouwt op 13-02-1814 met Jenneken Bramer

· Wigger Jansen (M: 4435) en Egbert Fikkert (M: 4450) zijn beide opgenomen in het 123ste Regiment.

Egbert Fikkert trouwt op 23-06-1821 met met Wilmina Schutteman

Lichting 1812 (Geboren 1792)

Code: † = Reeds overleden; K= Gekeurd ; A= Afgekeurd

Verdere lotgevallen:

· Voorheen onwillig. Johannes Schuurman opgenomen 33ste Regiment van Linie (Matricule 6029), nam deel aan de gevechten rond Hamburg 1813 en 1814. ging over naar Nederlands leger op 25-05-1814;

· Voorheen onwillig. Berend Berkhof opgenomen 33ste Regiment van Linie (Matricule 6030), nam deel aan de gevechten rond Hamburg 1813 en 1814. ging over naar Nederlands leger op 25-05-1814; Trouwt 05-05-1827 met Klaziena Reuten

· Voorheen onwillig. Hendrikus van de Laar (06-05-) opgenomen 33ste Regiment van Linie (Matricule 6031), nam deel aan de gevechten rond Hamburg 1813 en 1814. ging over naar Nederlands leger op 25-05-1814;

· Voorheen onwillig. Frederik Leuerink opgenomen 33ste Regiment van Linie (Matricule 6035), deserteerde 24-09-1813;

Lichting 1813 (Geboren 1793)

Code: † = Reeds overleden; K= Gekeurd ; A= Afgekeurd